De tweede opstand in Gent had evenals de eerste de handelsbelangen als grondslag. De stad Brugge, rivaal van de stad Gent, had in 1379 van graaf Lodewijk de machtiging bekomen om een kanaal te graven tot aan de Leie. De Gentse gemeentelijke aristocratie was ervoor beducht dat Brugge haar het verkeer op de rivier zou ontnemen. Onder leiding van Hyoens vielen de Gentse burgers, getooid met hun witte kaproen die ze als teken van verzet onder Artevelde droegen, de grondwerkers aan die het kanaal van Brugge groeven, verjaagden hen en vernietigden de werf.

Gent was sinds de laatste opstand verscheurd door interne strijd. “Het bloed vloeide elke dag in de badhuizen, de prostitutieoorden, de speelhuizen en cabarets”, zo schrijft de analist Meyer, “de openbare pleinen waren evenzeer plaatsen van gevecht.” Graaf Lodewijk wakkerde deze onderlinge strijd aan, waardoor hij de stad kon overheersen. Hij zette de witte kaproenen op tegen de schippers, de kleine ambachtslui tegen het kleine volk. Er werd gestreden op de Vrijdagsmarkt en net zoals in de tijd van Artevelde werden de arbeiders verslagen. Hyoens viel na zijn overwinning Brugge aan. Een eigenaardige zaak, die goed het autonome karakter van de strijdbewegingen van die tijd blootlegde. De witte kaproenen die de arbeiders van Gent hadden verpletterd, werden door de Brugse arbeiders met vreugde onthaald, in tegenstelling tot de burgerij, die verzet wilde bieden tegen Gent. Eenmaal Brugge onderworpen, trok Hyoens naar Damme, dat zijn poorten opende. Hij werd er vergiftigd tijdens een diner die de burgerij van de stad hem had aangeboden.

De leiding van het verzet dat een volks karakter aannam, ging over in de handen van een heroïsch man, Peter-van-den-Bosche, vroegere dienstknecht van Hyoens. De gemeentelijke aristocratieën van de andere Vlaamse steden maakten gemene zaak met Graaf Lodewijk uit naijver tegenover Gent, terwijl het gemene volk overal in opstand kwam ten voordele van de Gentenaren die als de enige vertegenwoordiger van de anti-bourgeois partij werden beschouwd. In leper, net zoals in Brugge, kwamen de arbeiders in opstand tegen de alliantie van burgerij en edelen, versloegen hen en openden hun poorten voor van-den-Bosche en de Gentenaren. Hoe meer het verzet uitbreidde, hoe volkser zijn karakter werd. De Gentse burgerij kreeg schrik en niettegenstaande haar zeges sloot ze inderhaast vrede met graaf Lodewijk in november 1379.

Om te tonen wat hij van die vrede dacht, liet Graaf Lodewijk veertig Gentse schepen in beslag nemen, verminkte hij de schippers, stak hun de ogen uit en stuurde hen terug naar Gent. Het volk zinde op wraak. Jean Pruneaux, een van de populaire kapiteins, maakte zich van Oudenaarde, een van de bastions van de Graaf van Vlaanderen, meester en vernietigde het. Maar, opgeschrikt door de vastberadenheid van het volk, slaagde de burgerij erin de strijd te stoppen, gaf Oudenaarde terug en verbande zijn zegevierende kapitein Jean Pruneaux. Hij werd aan de Graaf uitgeleverd en deze liet hem onthoofden. De Graaf heroverde leper en “onthoofdde talrijke lakenbereiders die de poorten voor de Gentenaren hadden geopend”. De burgerij van Brugge “die aan niets anders dacht dan aan haar goederen”, aldus Meyer, versloeg tezelfdertijd haar arbeiders en leverde haar stad uit aan de Graaf, die er meer dan vijfhonderd inwoners liet onthoofden.

Daarna begon de Graaf zijn beleg voor de stad Gent, waar het volk ondanks de burgerij in opstand was gekomen. De volkspartij overheerste. Om de burgerij, die zich wilde overgeven, in toom te houden, werd de van verraad beschuldigde deken van de wevers onthoofd. Omdat de burgerij hem voortdurend zijn volkse origine verweet, meende van-den-Bosche dat een leider van aristocratische origine de beweging tevreden zou stellen. Hij ging de zoon van Artevelde, die teruggetrokken leefde, opzoeken. Filip van Artevelde aanvaardde deze erepositie en de gevaren die erbij hoorden. De burgerij onthaalde de zoon van haar vroegere leider, de zoon van ‘de grote Jacob’, met enthousiasme.

Zij dachten dat hun suprematie hiermee een feit was, maar ze werden ontgoocheld. Filip misbruikte het vertrouwen dat van-den-Bosche in hem stelde niet. Hij nam de leiding van de volkspartij op zich en zijn eerste maatregel luidde dat “de arme, evenals de rijke, zowel toegang als een beslissende stem in de volksraad zou hebben”. Hij stelde overal nieuwe magistraten aan, benoemde nieuwe ambachtsdekens en nam van-den-Bosche en andere volksofficieren als luitenanten. De burgerij was bedrogen. De arbeidersdictatuur (1) was stevig ingesteld. De arbeidersklasse was heldhaftig.

Gent was van nabij omsingeld en de proviand geraakte op. De burgerij vroeg de overgave. Artevelde bracht het volk bijeen op de Vrijdagmarkt en zei: “Beste mensen van Gent, er resten ons nog maar drie mogelijkheden. De eerste is: ons insluiten binnen de stadsmuren en de poorten ingraven, onze zonden biechten en ons opsluiten in onze kerken om aldaar te sterven, rein en berouwvol, als christelijke martelaren wier geest God tot zich zal nemen. De tweede mogelijkheid: we gaan met de strop rond de hals, blootsvoets en blootshoofds, genade afsmeken bij de heer van Vlaanderen, ik wil als eerste mijn hoofd aanbieden om hem van zijn trouwbreuk te ontheffen en ben bereid te sterven uit liefde voor de Gentenaren. Als derde mogelijkheid kunnen we 5 à 6.000 van onze beste mannen uitkiezen en snel de graaf van Brugge opsporen en tegen hem vechten. Als we tijdens die tocht sterven, zal dat een eervolle dood zijn en God, en ook de wereld, zullen medelijden met ons hebben. Ze zullen zeggen dat we onze strijd moedig en loyaal hebben gestreden.”

“Als God in deze strijd medelijden met ons heeft, zullen wij het meest eervolle volk zijn sinds de Romeinen. Dus, denk goed na welke mogelijkheid gij verkiest, want het is noodzakelijk om één ervan te kiezen. “De derde!” riep het volk. De volgende ochtend vertrokken de 5.000 stevigste en grootmoedigste mannen onder de leiding van Artevelde. Ze namen al de proviand uit de stad mee.

“Hoop niet op een ander thuiskomst dan een eervolle”, zegden de achterblijvers aan de strijders. Want je zal hier niets meer vinden: “Vanaf het ogenblik dat we jullie dood of nederlaag vernemen branden we zelf de stad af, en we zullen onszelf en alle wanhopige mensen vernietigen.” Op 2 mei versloeg dit leger het feodale en burgerlijke leger voor de poorten van Brugge. De Graaf van Vlaanderen werd bijna gevangen genomen door Artevelde. Door deze strijd ging de suprematie van Vlaanderen over naar Gent. Maar de Franse Koning kwam de Graaf van Vlaanderen te hulp. In Komen volgde een vreselijke veldslag die door de Gentenaren verloren werd. Van-den-Bosche werd zwaar gekwetst. Door die overwinning koos de Ieperse burgerij de kant van de Graaf van Vlaanderen. Ze vermoordde de door Artevelde aangestelde kapitein en zette de poorten open voor de feodale troepen. De overgave van Ieper betekende de nederlaag voor de volkspartij in heel West-Vlaanderen. Hun burgerij leverde de kapiteins van Artevelde uit en lieten ze onthoofden op de berg van Ieper.

Niettegenstaande hij gekwetst was, liet Bosche zich overbrengen naar Brugge. Hij leidde een volksopstand en hield de burgerij in toom. Artevelde had een nieuw volksleger gevormd van 50.000 man “sterke en ervaren mannen voor wie het leven van weinig tel is”, zegt Froissart. Hij vocht met de feodalen te Rozebeke. Het slecht bewapende arbeidersleger was niet bestand tegen de schok van de in ijzer geharnaste feodale troepen met als aanvoerder Clisson, een van de beste generaals van zijn tijd die oorlog had gevoerd tegen Du Guesclin (2). De terugtocht was wreed. Artevelde stierf al vechtend.

Bosche liep naar Gent, vuurde het volk aan en zwoer dat hij zich eerder onder de stadspuinen zou begraven dan zich over te geven. Gent werd de stad van de gerevolteerden. Van overal kwamen de vogelvrijverklaarden, vervolgd door de wraak van graaf Lodewijk, en de gewetensvolle mannen die de feodale en burgerlijke onderdrukking ontvluchtten. Het volk ontving hen als strijders en zij kregen burgerrechten. Met de hulp van de Engelsen gingen de Gentenaren opnieuw in het offensief. Zij sloegen het beleg op voor leper dat de koning van Frankrijk liet opheffen. Graaf van Maele werd vermoord (26 januari 1384) nadat hij een wapenstilstand had ondertekend.

Eenmaal de wapenstilstand ten einde hernamen de vijandelijkheden. De volksmilities van Gent en Brugge werden nogmaals in Damme verslagen. Al deze nederlagen maaiden de dapperste mannen van de volkspartij weg. Want in Vlaanderen, net zoals in Frankrijk in 1793 waren het de zonen van het volk, de revolutionairen die soldaat werden; de bourgeois hielden zich gedeisd en zorgden voor hun belangen. Graaf Filip, de opvolger van Lodewijk, die besefte dat deze oorlogen zijn staten ruïneerden, bood de burgerij een eervolle vrede aan, die ze in 1485 aanvaardde.

Een van de resultaten van deze vrede was de moord op Ackerman, een van de belangrijke kapiteins van de volkspartij. Van-den-Bosche, die niet sterk genoeg was om een overgave van de Gentse burgerij te beletten, aanvaardde de vrede niet. Hij vluchtte naar Engeland, bewapende een schip, werd zeerover en voer uit om de handel van de Franse en Vlaamse burgerij, tegen wie hij een eeuwige haat had gezworen, te kelderen. Zo eindigde de tweede Gentse opstand. Hij was gekenmerkt door het heroïsme van de arbeidersklasse, en door het verraad en de lafheid van de stedelijke aristocratie van de grote Vlaamse steden.


PS: In zijn nomenclatuur citeert Malon de opstand van 1539. Hij heeft dit waarschijnlijk enkel gedaan om zijn lijst langer te maken. Malon weet niet dat de gemeentelijke aristocratie van Gent zich onderwierp aan Karel de Vijfde en dit zonder enig teken van verzet. De schepenen en belangrijkste Gentse burgers gingen met het blote hoofd en blootsvoets op hun knieën genade afsmeken bij de Keizer. Ik was van plan nog iets te zeggen over de Maillotins en de Cabochiens van Parijs maar ik zal het toch niet doen. Labusqiuère behandelt dit onderwerp, Malon zal in zijn krant zijn lesje in geschiedenis wel krijgen. Hij zal leren dat zowel in Parijs, net als Gent de verzetslui niet de gemeentelijke en stedelijke bourgeoisie vertegenwoordigden, maar het popolo minuto, het gemene volk. Malon meent historicus te zijn omdat hij met knip- en plakwerk de geschiedenis van het socialisme sedert antediluviaanse tijden heeft samengesteld. Hij zal dan misschien begrijpen dat men geen geschiedenis schrijft met een ophoping van citaten die hij hier en daar toevallig uitpikte, en met hele litanieën met namen, feiten en data, lukraak uit een geschiedeniswoordenboek haalde.



Dit tweede deel verscheen in Egalité, 29 januari 1882. U kan dit werk in boekvorm krijgen bij Editions Aden, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..



(1) De term ‘dictatuur’ had in de 19e eeuw een andere betekenis dan vandaag, het gaat erom welke klasse de macht in handen heeft en de ‘dictaten’ uitvaardigt. Bij de Commune van Parijs van 1871 spraken socialisten ook over de dictatuur van het proletariaat, maar het ging om het meest democratische regimes in heel de wereldgeschiedenis, wat u kan lezen in ons document De Commune van Parijs 1871De Commune van Parijs 1871. Na Hitler en Stalin heeft de term ‘dictatuur’ echter een zeer slechte connotatie gekregen.

(2) Du Guesclin werkte zich tijdens de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland op als een militair genie die vaak guerrilla toepaste en de Engelsen verscheidene nederlagen toebracht.