Manifest der kommunistischen Partei Marx p 001Het Manifest van de Communistische partij is vandaag nog actueler dan bij zijn verschijning in 1848. Toen Marx en Engels hun werk schreven was het kapitalisme van de grote monopolies verre van verwezenlijkt. Desondanks leggen zij uit hoe de "vrije onderneming" en de concurrentie onvermijdelijk leiden tot kapitaalsconcentratie en monopolievorming van de productiekrachten. Het "small is beautiful" (klein = mooi) was de mode van de jaren ’80. We willen hier geen debat voeren over de schoonheid van groot, klein of middelmatig. De concentratie van kapitaal voorzien door Marx is wél een onloochenbaar feit. Deze ontwikkeling ontvouwt zich voor onze ogen en heeft een nog nooit eerder gezien niveau bereikt de laatste jaren.

Deze opeenhoping van kapitaal betekent daarom nog geen productiestijging, wel integendeel. In de Verenigde Staten, waar dit het duidelijkst is, controleerden 500 grote monopolies in 1994 samen 92% van de totale productie. Op wereldschaal hebben de 1000 belangrijkste bedrijven inkomsten ten belope van 8000 miljard dollar, wat overeenkomt met 1/3e van alle internationale inkomsten. In de VS bezit het rijkste 0,5% van de families de helft van de financiële activa, die in particulier bezit zijn. De rijkste 1% van de Amerikaanse bevolking verhoogde zijn deel van de nationale rijkdom van 17,6% in 1978 tot 36,3% in 1989.Het proces van centralisatie en concentratie van kapitaal heeft nooit eerder geziene proporties aangenomen. Het aantal overnames van bedrijven in de meest ontwikkelde kapitalistische landen in duizelingwekkend. In 1995 werden alle records gebroken i.v.m. fusies en overnames. Zelfs Zwitserland kende zijn eerste vijandig overnamebod . In de meeste gevallen is het niet de bedoeling te investeren in nieuwe machines of technologieën. Integendeel, het resultaat van deze fusies is de sluiting van hele bedrijven en het ontslag van de arbeiders; om zo de winstmarges te vergroten, zonder de productie op te voeren.

De werkloosheidsepidemie

"Het is overduidelijk dat de burgerij van toen af niet meer in staat was haar rol als leidinggevende klasse van de maatschappij te spelen en de bestaansvoorwaarden van haar klasse als opperste wet op te leggen. Zij kan niet meer besturen, zij is zo achteruit gegaan dat ze gedwongen wordt om haar dienaars te voeden in plaats van door hen gevoed te worden. De maatschappij kan niet meer onder haar heerschappij leven; het voortbestaan van de burgerij is niet langer verenigbaar met het voortbestaan van de maatschappij". (Het Communistisch Manifest)

In tegenstelling tot de illusies van de reformistische politici, heeft de massale werkloosheid zich als een gigantische olievlek over heel de wereld verspreid. De officiële cijfers van de V.N. wijzen op 120 miljoen mensen zonder werk. Als je er iedereen bij optelt die in marginale sectoren werkt, kom je al gauw uit op 850 miljoen werklozen. Alleen al in West-Europa zijn er officieel 18 miljoen werklozen, dit is 10,6% van de actieve bevolking. In Duitsland, de "motor" van Europa, zijn er, voor het eerst sinds Hitler, meer dan 4 miljoen werklozen. Zelfs in Japan stijgt de werkloosheid voor het eerst in dertig jaar. Het beeld van Japan, als land met volledige tewerkstelling, brokkelt stilaan af.

Zeker, volgens de officiële statistieken zijn er maar 3% werklozen, maar als we de berekeningswijze die in de Verenigde Staten gebruikt wordt zouden toepassen, komen we op minstens 8% uit. Dit is helemaal geen cyclisch fenomeen; het soort tijdelijke werkloosheid dat de arbeiders al voldoende kennen uit het verleden, en dat stijgt en daalt op de maat van economische recessie of herstel. We maken al het 7de opeenvolgende jaar van economische groei mee in de VS, zonder een betekenisvolle terugval van de werkloosheid in de wereld. Wel integendeel, dagelijks kondigt men massale afvloeiingen en sluitingen van ondernemingen aan. Beroepssectoren die tot nu toe "beschermd" waren, krijgen de volle laag: professoren, dokters, verpleegsters, staatspersoneel, bankbedienden, wetenschappers en kaderleden. Een klimaat van onzekerheid is voelbaar op alle niveaus van de maatschappij.

Zelfs in de meest letterlijke zin kloppen de hoger vermelde citaten van Marx en Engels. "Minder staat, minder overheidsuitgaven!" roept de burgerij in alle landen. De obsessie om de overheidsuitgaven terug te dringen is het gemeenschappelijke punt van alle regeringen ter wereld, of ze nu rechts of "links" zijn. Dit is niet te verklaren door de individuele grillen van de politici die toevallig aan de macht zijn, maar illustreert overduidelijk de crisis van het kapitalisme. Gedurende een hele tijd - de lange periode van kapitalistische groei tussen 1948 en 1973 - is de burgerij erin geslaagd om, gedeeltelijk en voorlopig, de fundamentele tegenstellingen van haar systeem te overwinnen: het privé-eigendom en de nationale staat. Zij slaagde daarin deels door de toepassing van Keynesiaanse methodes (staatskapitalisme) en deels door de uitbreiding van de wereldhandel. Maar deze methodes werken niet meer; het oude model heeft zijn grenzen bereikt.

Socialisme en internationalisme

De laatste jaren bezingen de burgerlijke economen het concept van de "globalisering van de economie". Zij beelden zich in dat ze iets nieuws gevonden hebben. In werkelijkheid waren het Marx en Engels, die in het Manifest al uitlegden hoe het kapitalisme zich zou ontwikkelen tot een planetair systeem. Vandaag de dag kan niemand de verpletterende overheersing van de wereldeconomie ontkennen. Het is het meest doorslaggevende aspect van het tijdperk waarin we leven: van de wereldmarkt, de wereldpolitiek, de wereldcultuur, de werelddiplomatie en ook van de wereldoorlog. Dit laatste hebben we al tweemaal meegemaakt door de crisis van het kapitalisme. De Tweede Wereldoorlog heeft aan 55 miljoen mensen het leven gekost en heeft de menselijke beschaving bijna tot de ondergang gebracht.

Het socialisme is internationaal of het is niet. Maar het internationalisme van de arbeiders is niet gestoeld op een of andere vorm van sentimentaliteit. Het is niet alleen maar "een goed idee". Het komt voort uit de wetenschappelijke analyse van Marx en Engels, die uitlegden hoe het ontstaan van de nationale staat, een van de progressieve historische verwezenijkingen van de burgerij, onvermijdelijk leidt tot een systeem van wereldeconomie. De geweldige ontwikkeling van de productiemiddelen onder het kapitalisme kan niet beperkt worden door de enge grenzen van de nationale staat. Alle kapitalistische machten, zelfs de grootste, moeten onvermijdelijk meer en meer deelnemen aan de wereldmarkt. De tegenstelling tussen het enorme potentieel van de productiemiddelen en de verstikkende dwangbuis van de nationale staatsmacht leidde tot de gewelddadige en dramatische gebeurtenissen van 1914 en 1939. Deze bloederige stuiptrekkingen tonen aan dat de progressieve taak van het kapitalisme, vanuit historisch standpunt, ten einde is.

Maar om de overgang van een sociaal-economisch systeem naar een hoger niveau te voltrekken volstaat het niet dat het oude bestel in crisis is. Ondanks de crisis zijn er machtige belangengroepen die hun inkomsten, hun privileges en prestige ontlenen aan de huidige eigendomsverhoudingen en die zich hardnekkig verzetten tegen elke poging om de maatschappij te veranderen. Daarom ook schreven Marx en Engels geen abstract document maar een Manifest, een oproep tot actie. Geen theoretisch werk, het gaat over de oprichting van een revolutionaire partij. Geen discussieclubje dus. Om het kapitalisme omver te werpen moeten de arbeiders zich als klasse organiseren om hun klassenbelangen te verdedigen. Al tientallen jaren hebben de arbeiders in alle landen en vooral in de ontwikkelde kapitalistische staten machtige politieke en syndicale organisaties uitgebouwd. Deze organisaties bestaan niet in het ijle. Zij ondergaan de druk van het kapitalisme, die vooral hun leiding beïnvloedt.

De twee belangrijkste hinderpalen vandaag voor de ontwikkeling van de productiekrachten zijn het privé-eigendom en de nationale staat. Nieuwe vooruitgang van de menselijke beschaving vereist de verwijdering van deze hinderpalen en de vervanging door een nieuw productiesysteem, gesteund op rationele, wetenschappelijke en democratische planning op wereldschaal. Het bankroet van het nationalisme in het algemeen en de monsterachtige misvorming van het zogezegde "socialisme in één land" in het bijzonder werd duidelijk met de ineenstorting van het stalinisme, zelfs voor de deelname van de Chinese en Russische bureaucratieën aan de wereldmarkt. Alle landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika, die hun onafhankelijkheid verkregen door het directe controleverlies van het imperialisme zijn opnieuw onderworpen aan hun oude meesters door het mechanisme van de wereldmarkt, dat hen aan handen en voeten bindt. De vrije ontwikkeling van de productieve krachten vereist de eenmaking van de economieën van alle landen in een gemeenschappelijk plan dat zou toelaten de rijkdommen van de planeet, in het belang van iedereen, op harmonieuze wijze uit te baten. Deze vaststelling is zo vanzelfsprekend dat ze zelfs gedeeld wordt door experts en wetenschappers die niets te maken hebben met het socialisme, maar die verontwaardigd zijn over de nachtmerrie waarin een derde van de wereldbevolking leeft en verontrust over de vernietiging van het milieu.

Maar al deze goedbedoelde aanbevelingen staan machteloos tegenover de belangen van de grote multinationals die de wereldeconomie overheersen en waarvan de berekeningen niet steunen op het welzijn van de mensheid of de toekomst van de planeet, maar zich laten leiden door hebzucht en het zoeken naar winst, kost wat kost. Op het einde van deze eeuw, terwijl zoveel mensen praten over "globalisering", zijn de nationale tegenstellingen sterker dan ooit. Tien jaar geleden was de export van de VS. gelijk aan 6% van hun bruto binnenlands product. Vandaag vertegenwoordigt dit reeds 13% en de Amerikaanse regering wil dit optrekken tot 20% in 2000. Dit staat gelijk aan een economische oorlogsverklaring aan de rest van de wereld, vooral aan Japan. De opgedreven spanning tussen de VS en Japan zou in andere tijden ongetwijfeld aanleiding geven tot een militair conflict. Maar het bestaan van kernwapens sluit vandaag een oorlog tussen supermachten uit. Een uitweg zoals in 1914 en 1939 is nu onmogelijk. Bij gebrek aan een buitenlandse vijand zullen de interne tegenstellingen verergeren. De heersende klasse heeft geen andere oplossing dan de lasten van de crisis af te wentelen op de schouders van de arbeidersklasse.

"De arbeid van de proletariërs heeft elk raakpunt met de mechanisering en de arbeidsopdeling verloren. De arbeider wordt een onderdeel van de machine; men verwacht van hem alleen nog de eenvoudigste, eentonigste en snelst aangeleerde handelingen. Daardoor beperkt de kost van een arbeider ongeveer tot wat hij nodig heeft om te overleven en in zijn nageslacht te voorzien. De kost van een ding, en dus ook van arbeid is gelijk aan zijn productiekost. Terwijl het werk onaangenamer wordt, vermindert het loon. Er is meer: de optelsom van de arbeid stijgt met de ontwikkeling van de mechanisering en de opdeling van de arbeid, ofwel door de verlenging van de arbeidsduur, ofwel door de verhoging van de werkdruk, de versnelling van het tempo van de machines enz." (Communistisch Manifest)

De Verenigde Staten hebben nu de plaats ingenomen van Groot-Brittannië ten tijde van Marx en Engels: deze van het meest ontwikkelde kapitalistische land. Daarom zijn de algemene tendensen van het kapitalisme er ook duidelijker. De laatste 20 jaar is het reële inkomen van de arbeiders 20% in waarde verminderd. De arbeidsdag is met 10% verlengd. De meest recente economische groei ging gepaard met en werd gedeeltelijk veroorzaakt door de geweldige toename van de uitbuiting van de arbeiders. Een gemiddelde Amerikaanse arbeider presteert ongeveer 168 uur meer per jaar, wat overeenkomt met een maand extra werk. Dit blijkt vooral in de auto-industrie, waar een werkdag van 9 uur in een zesdaagse werkweek regel is. Volgens de U.A.W, de vakbond van de automobielarbeiders zou een beperking van de werkweek tot 40 uur 59.000 jobs creëren.

In het Amerikaanse blad Time verscheen op 24 oktober 1994 volgende getuigenis: "De arbeiders beklagen zich erover dat het (economisch) herstel alleen maar uitputting betekent. In de hele Amerikaanse industrie gebruiken ondernemingen overuren om de arbeiders maximaal uit te persen: de gemiddelde arbeidsweek zit op een recordniveau van 42 uur, 4,6 overuren inbegrepen." De enorme druk van de toename van de arbeidsduur, de daling van de reële inkomens, het opdrijven van het werkritme, hebben ernstige gevolgen voor de levenskwaliteit van de arbeidersgezinnen. In de Verenigde Staten, zoals in andere landen is het geboortecijfer in vrije val, van een gemiddelde van 2,5 kinderen per familie begin jaren ‘60 tot 1,8 eind jaren ‘80. Tijdens de jaren ‘70 namen de echtscheidingen toe tot bijna 60% van de huwelijken in de jaren ‘80. De levensverwachting, die tot 1980 steeg, stagneert nu.

Hetzelfde doet zich voor in Groot-Brittannië, het Europees laboratorium van het Amerikaanse model. In de jaren ‘80 zijn er 2,5 miljoen jobs in de industrie vernietigd. Desondanks wordt er evenveel geproduceerd als in 1979. Dit is niet het gevolg van de invoering van nieuwe machines of technologieën, maar van de overuitbuiting van de Britse arbeider. In 1994 gingen in Groot-Brittannië 175 miljoen arbeidsdagen verloren door ziekte, dat is gemiddeld 8 dagen per arbeider. Het aantal medische voorschriften steeg vorig jaar met 11,7 miljoen. "Stress, files en milieuvervuiling zijn de Britse beroepschauffeurs aan het doden" verklaart het blad van de vervoersbond TGWU. Uit een studie van deze vakbond blijkt dat 30% van de chauffeurs zegt al eens in slaap te vallen achter het stuur en 45% daarvan heeft daardoor al ongevallen veroorzaakt.

Marx’ methode

De verrassende beweringen die je in het Manifest vindt zijn geen toevalstreffer. Zij zijn het resultaat van de wetenschappelijke methode van het marxisme, het dialectisch materialisme of van de concrete toepassing ervan op de geschiedenis, het historisch materialisme.

Het is niet overbodig om eraan te herinneren dat het socialisme en het communisme niet beginnen bij Marx en Engels. Voor hen waren er al denkers zoals Robert Owen, Fourier, Saint Simon, die het idee van een klassenloze maatschappij, gebaseerd op gemeenschapsbezit, verdedigden. Reeds in de 16e eeuw schreef Thomas Moore zijn werk Utopia, dat een communistische maatschappijvorm beschrijft. Ook de eerste christenen hadden zich georganiseerd in gemeenschappen waar privé-bezit afgeschaft was, wat we terugvinden inde Geschriften van de Apostelen. Marx en Engels omschreven al deze stromingen als "utopisch socialisten". Zij stonden daarentegen voor een wetenschappelijk socialisme. Waar ligt het verschil? Voor de utopisten laat het socialisme zich samenvatten als een goed, moreel wenselijk idee dat je moest prediken aan de mensen.

Marx en Engels daarentegen probeerden duidelijk te maken dat socialisme een materiële basis nodig heeft, een bepaald niveau van ontwikkeling van de productiemiddelen: industrie, landbouw, wetenschap, technologie. Het historisch materialisme legt uit hoe de historische ontwikkeling uiteindelijk steunt op de ontwikkeling van de productieve middelen.

"De economische situatie is de basis, maar verschillende delen van de bovenbouw: de politieke vorm van de klassenstrijd en zijn gevolgen, de wetgeving uitgevaardigd door de heersende klasse nadat zij de overwinning behaalde, de juridische context en bijgevolg de weerspiegeling van alle echte gevechten in de geesten van de strijders: politieke en rechterlijke theorieën, godsdienstige ideeën en hun latere ontwikkeling die tot dogmatisch systeem wordt, hebben ook invloed op het verloop van de historische strijd en bepalen dikwijls welke vorm zij aannemen." (Communistisch Manifest)

Vooraleer de mensen godsdienstige, politieke of filosofische ideeën kunnen ontwikkelen, moeten zij zich kunnen voeden, kleden, een dak boven hun hoofd hebben. Vanaf het ontstaan van de mens hebben mannen en vrouwen moeten vechten om aan deze behoeften te kunnen voldoen en voor de overweldigende meerderheid is dit nog steeds zo.

Op een bepaald moment doet de arbeidsdeling haar intrede, die historisch samenvalt met de opdeling van de maatschappij in sociale klassen. Een enorme stap vooruit, die voor het eerst een sociaal overschot mogelijk maakt en het ontstaan van een klasse, bevrijd van de noodzaak om te werken, de heersende klasse die leeft van het werk van de andere. In de Oudheid waren dat de slaven, onder het feodalisme de laten en uiteindelijk onder het kapitalisme de loonarbeiders. Ondanks het leed, de vernederingen en de onrechtvaardig-heden die uit het klassensysteem ontstonden heeft het vanuit marxistisch standpunt, dat wil zeggen een wetenschappelijk en niet moralistisch standpunt, de maatschappij vooruit gedreven. De schitterendste vooruitgang in wetenschap en kunst, de Griekse en Romeinse filosofie waren slechts mogelijk dank zij het werk van de slaven, die de Romeinen "instrumentum vocale" noemden "werktuig met een stem" (de echte situatie van de arbeiders is sindsdien niet zoveel veranderd). Het sociaal overschot diende om een minderheid van uitbuiters te ontvoogden, niet de meerderheid, wiens slavernij de voorwaarde was tot ontwikkeling van de beschaving. Een beschaving die gebaseerd was op de ontwikkeling van de productieve middelen.

Marx en Engels legden uit dat een maatschappijvorm slechts kan overleven door de ontwikkeling van de productieve middelen en pas dan verdwijnt, als ze al haar mogelijkheden heeft uitgeput. Vanuit dat standpunt kan een socio-economisch systeem vergeleken worden met een levend organisme. Het wordt geboren, groeit, komt tot volle kracht en takelt af, tot het de laatste adem uitblaast. Dit is een wonderbare wet, die niet alleen de ontwikkeling van het kapitalisme maar van de menselijke maatschappij in het algemeen kan verklaren. Voor het eerst krijgen we de mogelijkheid de geschiedenis te begrijpen, niet als een zinloos ding, gestuurd door toeval, evenmin als het resultaat van de actie van belangrijke personen, maar als een proces onderhevig aan zijn eigen wetten die we kunnen begrijpen, evengoed als om het even welk ander aspect van de natuur. Marx en Engels leggen uit dat geen enkel socio-economisch systeem vaststaand en eeuwig is. Elk sociaal systeem beeldt zich in dat het de enig mogelijke bestaansvorm is voor de mensheid, dat de instellingen, gods-dienst en moraal de ultieme ontwikkeling zijn. Even goed kannibalen als priesters van om het even welke religie dachten er zo over. Zo denken ook de burgerij en haar woordvoerders erover, die ons verzekeren dat het kwalijke systeem van "vrije onderneming" het "enig mogelijke" is, tot het langs alle kanten in mekaar stort.

Hervorming en Revolutie

Tegenwoordig is het idee van "evolutie" diep doorgedrongen, toch wordt evolutie meestal gezien als een traag en geleidelijk proces, zonder onderbrekingen of hevige schokken. In de politiek wordt deze redenering gebruikt om het reformisme te rechtvaardigen. Maar het is een jammerlijk misverstand. Pas de laatste tien jaar hebben ontdekkingen in de paleontologie aangetoond dat de evolutie geen geleidelijk proces is. Gedurende lange periodes is geen enkele belangrijke verandering waarneembaar, en dan wordt de evolutielijn plots, haast explosief, onderbroken, een echte biologische revolutie, gekenmerkt door het uitsterven van sommige soorten en het plotse verschijnen van andere soorten. De maatschappij, net zoals de natuur, kent lange periodes van trage en geleidelijke verandering tot die lijn onderbroken wordt door explosieve gebeurtenissen, oorlogen en revoluties, die het hele proces in een stroomversnelling storten. In werkelijkheid zijn deze gebeurtenissen de belangrijkste drijvende kracht van de geschiedenis. De onderliggende oorzaak van deze stuiptrekkingen is dat een socio-economisch systeem zijn limiet heeft bereikt en er niet langer in slaagt de productieve middelen te ontwikkelen.

"De geschiedenis van de ganse maatschappij tot op heden is de geschiedenis van de klassenstrijd" zo breekt het Manifest los. Maar wat is dat, de klassenstrijd? Niet meer of minder dan de strijd van de arbeidende klasse voor de verdeling van de productieoverschotten. Deze strijd blijft onvermijdelijk zolang de productieve middelen niet zover ontwikkeld zijn dat ellende en schaarste van producten zullen verdwijnen, niet alleen voor een kleine bevoorrechte minderheid maar voor iedereen. Het socialisme is daarom niet alleen "een goed idee" dat ongeacht de situatie zou kunnen toegepast worden. Het heeft een materiële basis, die bestaat uit de ontwikkeling van de industrie, landbouw, wetenschap en technologie.

In de Duitse Ideologie, geschreven in 1845-46, stellen Marx en Engels reeds dat het socialisme "een grote groei van de productiemiddelen en een hoog niveau van ontwikkeling" vooronderstelt "zonder dewelke alleen de schaarste zou verdeeld worden en de armoede, hand in hand met de strijd voor het noodzakelijke, opnieuw de kop zou opsteken, en al de oude rommel opnieuw boven zou komen".

Onder "oude rommel" verstaan Marx en Engels de ongelijkheid, uitbuiting, onderdrukking, corruptie, bureaucratie, de staat en alle aangeboren ziektes van de klassenmaatschappij. Vandaag, na de val van het stalinisme in Rusland, trachten de vijanden van het socialisme aan te tonen dat het socialisme niet kan verwezenlijkt worden. Zij vergeten echter een klein detail: het Rusland van voor 1917 was veel minder ontwikkeld dan bv. het India van vandaag. Lenin en de Bolsjewieken, die goed op de hoogte waren van de geschriften van Marx, beseften heel goed dat de materiële basis voor het socialisme in Rusland ontbrak. Lenin en Trotsky wilden geen nationale revolutie, evenmin de opbouw van het "socialisme in één land" en vooral niet in een onderontwikkeld land als Rusland. Lenin en de bolsjewieken hebben in 1917 de macht gegrepen met als einddoel een wereldrevolutie. De machtsovername in Rusland gaf een krachtige aanzet tot de revolutie in de rest van Europa, te beginnen met Duitsland. In dat land was het de lafheid en het verraad van de sociaal-democratische leiding, die erin slaagde het kapitalisme te redden. De wereld heeft een zware tol betaald voor deze misdaad: de sociale en economische crisis tussen de twee oorlogen, de machtsovername van Hitler in Duitsland, de burgeroorlog in Spanje en uiteindelijk de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.

Het is hier niet de plaats om het verloop van de gebeurtenissen na 1945 te analyseren. Het volstaat te vermelden dat het kapitalisme er, door de hierboven vermelde mechanismen, tijdelijk in slaagde een zekere stabiliteit te bewaren, tenminste in de ontwikkelde landen van West-Europa, Japan en de Verenigde Staten. Maar zelfs in deze periode verdwenen de basistegenstellingen niet. Twee derden van de mensheid beleefden deze jaren als jaren van ellende, honger, oorlog, revolutie en contrarevolutie zonder voorgaande. De geïndustrialiseerde wereld daarentegen kende volledige tewerkstelling, de welvaartsstaat en eenstijging van de levensstandaard. Dit heeft het idee versterkt dat het kapitalisme zijn problemen had opgelost, dat de werkloosheid tot het verleden behoorde, dat de klassenstrijd niet meer van deze tijd was en dat (natuurlijk) het marxisme hopeloos voorbijgestreefd was. Dit lijkt vandaag erg ironisch. Dertig miljoen werklozen in het Westen en de brutale aanval op de levensstandaard in alle landen hebben de tegenstellingen tussen de klassen verergerd.

"De plaats die je inneemt in de maatschappij bepaalt het bewustzijn". Deze vaststelling is een van de andere belangrijke ideeën van het historisch materialisme. Vroeg of laat zullen de sociale omstandigheden hun weg vinden naar het bewustzijn van de mensen. Zeker, het verband tussen de gebeurtenissen in de maatschappij en de afspiegeling daarvan in de hoofden van mannen en vrouwen is niet automatisch en al evenmin lijnrecht. Als dat wel het geval was zouden we al lang onder het socialisme leven. In "normale" periodes hebben mensen de neiging om zich vast te klampen aan wat ze kennen. Zij zullen bij voorkeur geloof hechten aan ideeën, aan de moraal, aan instellingen, aan partijen en aan leiders die schijnbaar "altijd al bestonden".

Engels beklemtoont dat er momenten zijn in de geschiedenis dat een dag wel 20 jaar lijkt te duren, maar dat er andere ogenblikken zijn dat de geschiedenis van 20 jaar samengebald wordt in 24 uur. Lange tijd schijnt er niets te veranderen. Maar onder de schijnbare rust stapelen ontevredenheid, frustratie en bedwongen woede zich op. Op een gegeven moment leidt dat tot een maatschappelijke ontploffing. In tijden van crisis beginnen mensen onafhankelijk te denken, handelen zij als vrije mannen en vrouwen, als hoofdrolspelers en niet langer als passieve slachtoffers. Zij zoeken dan een reden, een belang en een organisatie, zij beginnen te militeren in hun vakbonden, hun massapartijen, om de maatschappij te veranderen.

In een erg belangrijk hoofdstuk van het Manifest, dat niet altijd goed begrepen werd, gewijd aan "Proletariërs en de communisten", lezen we het volgende:

"Hoe staan de communisten tegenover het geheel van de proletariërs? De communisten vormen geen aparte partij, die zich afzet tegen de andere arbeiderspartijen. Zij hebben geen belangen die hen afzonderen van de rest van het proletariaat Zij kleven geen apart principe aan waar ze de arbeidersbeweging willen aan aanpassen. Zij onderscheiden zich slechts op twee punten van de andere arbeiderspartijen: in elke nationale strijd van de proletariërs benadrukken zij de belangen die los staan van de nationaliteit en die gelden voor heel het proletariaat, in alle verschillende stadia van de strijd tussen proletariaat en burgerij zullen zij altijd het belang van de beweging in zijn totaliteit vertegenwoordigen. In de praktijk zijn de communisten dus de meest vastbesloten fractie van de arbeiderspartijen van alle landen, de fractie die de anderen de weg toont: in theorie hebben ze een voordeel op de rest van het proletariaat: een helder begrip van de voorwaarden, de weg en de einddoelen van de proletarische beweging."

Deze tekst is zo belangrijk omdat hij de werkwijze van Marx en Engels duidelijk maakt. Zij gingen altijd uit van de echte beweging van de arbeidersklasse, van het proletariaat zoals het is en niet zoals men zou willen dat het zou zijn.

Voor een marxist is een partij, voor alles, een programma, ideeën, methodes en tradities en pas daarna een organisatie om zijn visie over te brengen aan de arbeidersklasse. Doorheen heel de geschiedenis heeft de arbeidersklasse massaorganisaties op poten gezet om haar belangen te verdedigen en om de maatschappij te veranderen. Te beginnen met de vakbonden, de basisorganisaties van de arbeiders, zullen zij stilaan beseffen dat de strijd rond onmiddellijke eisen onvoldoende is. In de huidige omstandigheden is deze conclusie echt onvermijdelijk. Maar zonder de dagelijkse strijd voor vooruitgang onder het kapitalisme, blijft de socialistische revolutie ondenkbaar. Het is tijdens stakingen en betogingen dat de arbeiders zich organiseren en een klassenbewustzijn ontwikkelen. Maar voor elke staking, die in een overwinning eindigt, zijn er veel meer die we verliezen. Werkloosheid, privatiseringen, het snijden in de openbare uitgaven, de anti-vakbondswetgeving dit alles behoort tot het politieke domein, zij moeten syndicaal aangevochten worden, niet alleen in de bedrijven, maar ook door zich politiek te organiseren.

De vakbonden, de socialistische en communistische partijen zijn opgericht door de arbeidersklasse na generaties van strijd en offers. De arbeiders laten hun traditionele organisaties niet zomaar in de steek, ze zullen ze keer op keer testen. Maar de arbeidersorganisaties bestaan niet in het ijle. Zij ondergaan de druk van de burgerij, een druk die vooral op de leiding wordt uitgeoefend, een leiding die nooit zover stond van de arbeidersklasse als vandaag. Zolang er geen duidelijke marxistische politiek is, heeft die leiding de neiging om toe te geven aan deze druk. Zij passen zich aan aan de ideeën van de leidende klasse die, zoals Marx verklaart, op elk tijdstip ook de toonaangevende ideeën zijn. Als de arbeiders niet actief bij hun organisatie betrokken zijn dan verdubbelt de druk van de heersende klasse. Dat is de fundamentele verklaring van de bocht naar rechts van de leiding van de arbeiderspartijen (niet alleen socialistische maar ook communistische) de laatste tijd. Dit heeft ook zijn grenzen. Deze bocht naar rechts, die duidelijk wordt in de aanhoudende aanvallen op de levensstandaard, maakt de weg vrij voor een radicale bocht naar links in de komende jaren. "Elke actie veroorzaakt een even krachtige en tegengestelde reactie", niet alleen in de natuurkunde maar ook in de politiek.

Heel de geschiedenis leert ons één ding: niets of niemand kan de onbewuste wil van de arbeidersklasse om de maatschappij te veranderen, breken. Maar de geschiedenis leert ons ook dat het, zonder wetenschappelijk programma, zonder duidelijk perspectief, onmogelijk is om de omvorming tot socialisme waar te maken. Het moet zorgvuldig voorbereid worden. We moeten marxistische kaders vinden en opleiden, die goed zijn ingeplant in de bedrijven, scholen en universiteiten, in de vakbonden en de arbeiderspartijen. We moeten geduldig en volhardend het revolutionaire werk verder zetten en de weg voor bereiden voor de belangrijke gebeurtenissen, die Europa en de wereld te wachten staan.

Marx en Engels waren jongelui, 29 en 27 jaar, toen zij het Manifest schreven. Het was een donkere tijd van reactie, de arbeidersklasse leek overwonnen en niet in staat nog iets te doen. De schrijvers van het Manifest leefden in ballingsschap in Brussel, politieke vluchtelingen voor de reactionaire koning van Pruisen. Maar toen het Manifest voor de eerste keer verscheen, in 1848 was de revolutie uitgebroken in Frankrijk en had zich op enkele maanden door heel Europa verspreid. Vandaag bevindt het kapitalistisch systeem zich in een crisis op wereldschaal. Daarom kan de overwinning van de arbeidersklasse in om het even welk belangrijk land het startschot worden voor een revolutionaire beweging die niet alleen Europa maar heel de wereld zal meeslepen.