Op 19 juni heeft het Antwerpse Hof van beroep een arrest afgeleverd dat vragen oproept. Een solidariteitsactie op de site van Crown Cork Deurne werd hierdoor afgeblokt.

Niet conform het internationaal recht?

Volgens de werkgever zou de veiligheid van de aanwezigen niet gegarandeerd kunnen worden en zou zo zijn aansprakelijkheid in het gedrang kunnen komen. Si non è vero… In eerste aanleg werd de onderneming wandelen gestuurd. In hoger beroep daarentegen kreeg ze gelijk. Iedereen die het bedrijf wenst te betreden, hangt een dwangsom van 2000 euro boven het hoofd.

Het is uiteraard eigenaardig dat een rechter in eerste aanleg de omstandigheden niet gevaarlijk genoeg acht om in te grijpen en de rechter in hoger beroep dan weer wel. Wie schat de situatie verkeerd in? Los daarvan is de techniek van het eenzijdig verzoekschrift in collectieve conflicten - die ook hier eens te meer wordt gebruikt - al lang gecontesteerd. Naar aanleiding van een klacht tegen deze praktijk heeft het European Committee of Social Rights van de Raad van Europa België een fikse tik gegeven en gesteld dat dit een overtreding inhoudt van artikel 6 alinea 4 van het Europees Sociaal Handvest. Naar aanleiding van deze reprimande heeft België aan het Comité van de Raad van Ministers beloofd dat wij onze nationale wetgeving zullen aanpassen. De hete aardappel is nu doorgeschoven naar de Nationale Arbeidsraad. De kans is dan ook groot dat dit probleem naar de Griekse kalender is verwezen. België overtreedt het internationaal recht, maar wie ligt daar nu wakker van? Los van deze technische kwestie stelt er zich ook een moreel probleem. Kan een ondernemer een winstgevend bedrijf zo maar liquideren?

Verzuurde verhoudingen

Achter de hoek Crown Deurne lag vroeger “De Blauwe Hand”. Deze azijnfabriek vormde eind jaren vijftig het toneel van een vete. Na het overlijden van de zaakvoerder was door een familielid de vereffening van het bedrijf gevraagd louter en alleen om de mede-erfgenamen een hak te zetten. De voorzitter van de Antwerpse rechtbank van koophandel stak hier een stokje voor door een voorlopig bewindvoerder aan te stellen. Hij ordonneerde dat men bij het nemen van beslissingen zich niet alleen mocht laten leiden door het belang van de eigenaars, maar ook rekening moest houden met dat van de werknemers; de continuïteit van de onderneming moest worden gehandhaafd en de jobs waren gered. In Frankrijk is dit zelfs de regel geworden. In een arrest van 18 januari 2011 besliste het Franse Hof van Cassatie dat een groep die goed boert geen ontslagen om economische redenen (en dus ook geen sluiting) mag doorvoeren in een filiaal in moeilijkheden. In België ontbreekt deze reflex. De recente Opel-perikelen hebben echter bewezen dat het sluiten van een bedrijf in België te gemakkelijk is. Politici staan er bij en kunnen er alleen naar kijken. Maar wie doet er wat aan?

Arbeid = koopwaar

In de Verklaring van Philadelphia – het handvest van de Internationale Arbeidsorganisatie – staat prominent “arbeid is geen koopwaar”. Anno 2012 is dit objectief zeker nog niet gerealiseerd in België. Arbeiders worden aan de deur gezet om zo het aandeel de hoogte te kunnen injagen. De menselijke factor speelt totaal geen rol. Wij zijn voor buitenlandse investeerders niet beter dan de koelies in het 19e eeuwse Nederlands Indië. Ten bewijze: in een stad waar ooit werd geageerd tegen Franse preken zouden Amerikaanse managers zelfs weigeren om Nederlands te spreken bij de onderhandelingen over de sluiting. Geen enkele V-partij die zijn mond open doet. Wanneer het centen betreft, heeft de leeuw geen tanden.

De laissez-faire-politiek bedreigt de sociale cohesie. Niemand is nog zeker van zijn job, niemand kan nog plannen. Een perfect gezond bedrijf kan morgen worden geliquideerd. Zo wordt een cultuur van onzekerheid gecreëerd waarin men van dag tot dag leeft. Wij zijn allen potentieel ontslagen.