PODEMOS IGLESIASSinds Podemos (wat letterlijk betekent ‘wij kunnen het’) in juli 2014 begon met het registreren van leden op haar website, zijn meer dan 300.000 mensen ingeschreven. Tienduizenden nemen deel aan de wekelijkse bijeenkomsten, georganiseerd door meer dan 1000 afdelingen, verspreid over het gehele land. In iets meer dan één jaar is Podemos volgens alle opiniepeilingen uit het niets opgeklommen tot de eerste partij van het land. In de polls behaalt Podemos 30 procent, ongeveer 6,5 miljoen stemmen. Men moet teruggaan tot 1977, onmiddellijk na de val van de dictatuur, om een vergelijkbaar politiek fenomeen te vinden, wat enthousiasme, hoop en massale organisatie betreft.

De oude partijen waarop het systeem decennia lang kon bouwen, zinken weg, en wekken enkel nog walging op. De PSOE (sociaaldemocraten) en PP (rechts) zijn samen nog goed voor minder dan de helft van de stemmen, een ongekende daling.

De woede tegen dit systeem van uitbuiting, misbruik en sociale onrechtvaardigheid resulteerde in politieke activiteit, in een bewuste strijd om de maatschappij te veranderen. Dat gebeurde niet van vandaag op morgen. De enorme golf van sociale strijd van de afgelopen 4 jaar, holde het vertrouwen van miljoenen mensen in dit verrotte systeem uit en heeft hun vastberadenheid enkel maar vergroot. Sociale strijd op zich is onvoldoende gebleken om de huidige stand van zaken te veranderen. De diepe economische crisis van het kapitalistische systeem laat weinig ruimte om aanvallen te stoppen of zelfs verworvenheden te verdedigen. Het idee dat we de politieke en economische macht in eigen handen moeten nemen om „ze er allemaal uit te gooien’ wint terrein.

Sociale en economische context

De aanvallen waaronder de arbeidersklasse en andere lagen van de bevolking te lijden hadden kenden geen voorgaande. Het ging niet enkel om drastische bezuinigingen op sociale uitgaven in het onderwijs, de gezondheidszorg, cultuur en sociale diensten op lokaal en regionaal niveau. Het recht op arbeid en vele sociale en democratische rechten kwamen ook onder vuur te liggen. De recentste aanval in dat rijtje is de zogenaamde "Gag Law", waarbij het verboden is de politie te fotograferen of te filmen tijdens demonstraties en sociale protesten.

Dit alles staat in schril contrast met de opzichtige levensstijl van de rijken. De honderd rijkste mensen in het land hebben hun rijkdom het voorbije jaar met 9,4 procent zien stijgen. Zij bezitten volgens het Forbes magazine 164 miljard € wat overeenkomt met 15,6 procent van het bbp van Spanje. Hierbij wordt enkel rekening gehouden met de openbaar verklaard activa. Het meest obscene feit, uitgebracht door Oxfam is dat de 20 rijkste mensen in Spanje hetzelfde inkomen hebben als de 14 miljoen armste Spanjaarden samen. Het is dan ook geen toeval dat Spanje het tweede meest ongelijke land in Europa is geworden met het op één na hoogste kinderarmoede cijfer.. Enkel Litouwen doet nog slechter.

De Spaanse patroonsorganisatie CEOE voorspelt dat de werkloosheid tegen 2018-2019 in het beste geval 20 procent van de actieve bevolking zal bedragen. De lonen liggen bij nieuwe banen tussen 20 en 40 procent lager dan een jaar geleden. Zo verdienen 34 procent van alle werknemers, vanwege de brede waaier aan deeltijd en korte termijn contracten, minder dan het minimumloon dat € 645 bedraagt. Sinds 2008 is de koopkracht van de werknemers gedaald met 17 procent.

Zonder een krachtige internationale economische groei is een echt herstel van de Spaanse economie onmogelijk: de interne markt is sterk afgenomen als gevolg van de ineenstorting van de levensstandaard en er is een enorme en groeiende overheidsschuld die bijna 100 procent van het BBP vertegenwoordigt. Elk jaar is er € 35 miljard nodig om het gat dicht te rijden.

De meest recente gegevens voor de EU-economie, de belangrijkste buitenlandse markt van Spanje, toont dat er stagnatie is, grenzend aan recessie. Dit heeft nu al een vertragende invloed op de economische groei van Spanje.

Omdat een economische groei van betekenis uitgesloten is, zullen verdere bezuinigingen en het vasthouden aan een soberheids programma het gevolg zijn. Geen enkel fundamenteel probleem is opgelost.

De regering rekende op een kleine economische groei om haar steun te behouden en haar sociale basis te vergroten, maar de situatie is net het tegenovergestelde. De woede tegen de regering is zelfs toegenomen omdat de werkelijke groei niet volstond om de achteruitgang van de levensstandaard tegen te houden. Ook zijn de ongevoeligheid van het bezuinigingsbeleid van de regering, hun corruptieschandalen en de straffeloosheid van de high society, openlijk zichtbaar geworden. Dit verklaart waarom de steun voor Podemos blijft groeien, ondanks het feit dat PP en PSOE de "beste" economische cijfers sinds 2008 behaalden.

Paniek bij de heersende klasse

Het is een bron van inspiratie om mee te maken hoe de angst aan onze kant plaats heeft gemaakt voor enthousiasme en verzet, terwijl de arrogantie en de minachting van hun kant is omgeslagen in grote bezorgdheid en paniek. Dit werd reeds duidelijk bij het intrekken van de reactionaire contra-hervormingen in verband met abortus en lokale verkiezingen die tot het ontslag van de minister van Justitie Gallardón en de minister van volksgezondheid Ana Mato hebben geleid. Ook de officiële campagne tegen corruptie en de plotselinge arrestatie van een aantal politici die betrokken zijn bij fiscale fraude en corruptie schandalen, komt niet uit de lucht gevallen.

De krant El Pais - de belangrijkste spreekbuis van de Spaanse heersende klasse - gaf in een editoriaal (28/01/2015) met als titel „Een bedreiging voor het systeem" een indicatie van de paniek bij de heersende klasse: "Corruptie vereist een dringende uitmesting van de instellingen om verdere schade te voorkomen ". Over welke schade maakte El Pais zich zorgen in dat artikel? Was het armoede, werkloosheid, lage lonen, het in beslag nemen van huizen of de ineenstorting van de openbare diensten? Niets van dat alles. Wat hen zorgen baart is dat: "Het systematische karakter van corruptie gemakkelijke en demagogische munitie geeft aan degenen die pleiten voor een pauze. Zij stellen niet enkel een corrupt systeem in vraag, maar de grondwet zelf, op zoek naar oplossingen die zelfs de democratie bedreigen". Democratie is volgens El Pais dan ook iets waarbij mensen om de 4 jaar stemmen en waar zakenlieden en grote bedrijven het overheidsbeleid bepalen. Het is juist tegen dat soort "democratie" dat we vechten. Wat El País vreest, zijn mensen die wakker worden, gemobiliseerd en georganiseerd om het roer van de samenleving om te gooien.

Nu de eerste zucht van de revolutie de kop opsteekt, kan de Spaanse heersende klasse geen beroep meer doen op arbeidersleiders met voldoende gezag om de aspiraties van miljoenen - in de richting van een radicale maatschappijverandering – om te buigen.

De leiders van de PSOE en die van de belangrijkste vakbonden CCOO en UGT beschikken over geen enkele autoriteit meer. Verschillende corruptieschandalen hebben aangetoond hoe de politieke en syndicale leiders van de linkerzijde en de arbeidersbeweging volledig geïntegreerd, bedorven en schatplichtig gemaakt zijn aan het systeem.

Elementen van een prerevolutionaire situatie

De brutale aanval op de leefomstandigheden in het algemeen en die van de arbeidersklasse in het bijzonder - als gevolg van de acute crisis van het Spaanse kapitalisme - heeft geleid tot een ernstige ontwrichting van het dagelijkse leven van miljoenen mensen. Het heeft de verrotting in dergelijke mate zichtbaar gemaakt dat het tot een ernstige crisis van het burgerlijke regime als geheel heeft geleid.

We zien hier duidelijk de klassieke elementen van een ontwikkelende prerevolutionaire situatie. De belangrijkste kenmerken zijn: crisis, splitsingen en paniek bij de heersende klasse; partijen en instellingen waarop haar overheersing steunt, worden gediscrediteerd door gebeurtenissen buiten haar controle om;de politieke agenda wordt gedomineerd door de strijd op straat; een verschuiving naar links in de samenleving, die niet alleen steunt op de arbeidersklasse, maar ook op delen van de middenklasse, die op zoek zijn naar een politiek alternatief om de maatschappij te veranderen; een kwalitatieve sprong in de politieke participatie van de massa's, niet alleen in ongeziene massale straatprotesten en stemmen om hun woede te uiten; maar ook in het politiek actief worden en zich aansluiten bij organisaties.

Als we Leon Trotski's klassieke definitie van wat een revolutie is, aannemen „de krachtdadige intrede van de massa's in het rijk van de heerschappij over hun eigen lot", bestaat er geen twijfel over dat Spanje zich aan het begin van een revolutionair proces bevindt.

Een keerpunt

Het keerpunt dat het begin van deze periode kenmerkte, was de Europese verkiezingen op 25 mei 2014. De twee belangrijkste partijen, PP en PSOE, werden grondig in diskrediet gebracht zoals werd aangetoond door hun gezamenlijke score van slechts 49 procent. De partijen links van de sociaaldemocratie behaalden de hoogste score ooit: Verenigd Links(IU) en Podemos hadden samen 18 procent, bijna 3 miljoen stemmen. Het belangrijkste feit was de opkomst van Podemos van niets naar 1,25 miljoen stemmen, 8 procent van het electoraat. Een paar weken later had Podemos IU achter zich gelaten in de opiniepeilingen en begon het de traditionele dominantie van PP en PSOE te bedreigen.

Het resultaat van de verkiezingen van 25 mei en de gebeurtenissen die erop volgden, zijn de eerste belangrijke politieke uitdrukking van de massale mobilisaties in Spanje in de afgelopen vier jaar. De cijfers voor 2014 zijn nog niet gepubliceerd, maar in 2012 en 2013 was er een gemiddelde van 123 protestacties elke dag, van verschillende omvang en reikwijdte. 25 procent van de bevolking zegt dat ze hebben deelgenomen aan demonstraties. Het succes van Podemos was niet mogelijk geweest, zonder al deze ervaringen.

Om een aantal van de belangrijkste massabewegingen van die periode te vermelden: de beweging van de Indignados in 2011-12; de campagnes tegen besparingen met de opkomst van de zogenaamde "getijden" (Mareas) tegen de bezuinigingen in de gezondheidszorg, het onderwijs, cultuur; de twee enorme algemene 24-uren stakingen in 2012; de 'zwarte mars’ van de mijnwerkers op Madrid aan het einde van juni 2012; de strijd tegen uitzettingen en inbeslagnames van huizen; de strijd tegen de politionele en justitiële repressie; de golf van ‚all out’ stakingen tegen de sluiting van fabrieken, loonsverlagingen en aanvallen op de arbeidsvoorwaarden in het najaar van 2013 tot het voorjaar van 2014; opstand van de volkeren in de buurt Gamonal in Burgos in januari 2014; de ‚mars van de waardigheid’ die op 22 maart een miljoen mensen naar Madrid bracht; de massale mobilisaties in Catalonië voor nationale democratische rechten; het opzetten van een netwerk van basisorganisaties ("Getijden", anti-ontruimingen campagne PAH, platforms tegen de repressie, Peoples Solidarity Network, etc) die niet onder de directe controle van een politieke organisatie staan en tienduizenden activisten verzamelen.

Al die gebeurtenissen vormden reeds een keerpunt voor een paar miljoen mensen die op die manier gebroken hadden met het regime. Het was een indicatie dat er een groeiende laag van arbeiders en jongeren op zoek was naar een politiek alternatief om sociale verandering te bekomen

Beginnend met 25 mei volgden er een reeks van gebeurtenissen die voor het eerst sinds het begin van de crisis de angst en paniek van de heersende klasse uitlokte.  Zo zagen we de crisis in het leiderschap van de PSOE, met het ontslag van haar algemeen secretaris Rubalcaba en de troonsafstand van koning Juan Carlos wegens corruptieschandalen. In de uren na de aankondiging van de troonsafstand, waren er spontane demonstraties door het gehele land waarbij tienduizenden mensen een republiek eisten.

Een andere fenomeen dat even relevant is als Podemos zelf, is de oprichting van Ganemos (Laten we winnen) voor de verkiezingen van mei 2015. Dit is in feite een verenigd front van linkse partijen, organisaties en sociale bewegingen. Dergelijke platforms zijn begonnen in Barcelona, onder de naam Guanyem (‘Laten we winnen’ in het Catalaans), op initiatief van Ada Colau, die de nationale woordvoerder van de anti-ontruimingen campagne PAH was geweest.

Uit de meerderheid van de opiniepeilingen blijkt dat dergelijke Ganemos platforms uitstekend geplaatst zijn om in de grote steden te vechten voor een meerderheid, wat een echte politieke aardbeving zou te weeg brengen.

De eerste reactie van de heersende klasse en haar partijen bij de opkomst van Podemos was er één van woede en verdachtmaking. Maandenlang voerde ze een hysterische campagne van beledigingen, criminalisering en haat tegen Podemos en haar leiders. Ze werden beschuldigd van banden met de ETA, van door Venezuela en Cuba te worden gefinancierd, van het willen installeren van een "castro-Bolivariaanse dictatuur" in Spanje, enz. Dit had echter allemaal geen effect op de groei van Podemos, wat aantoont hoe gediscrediteerd de leiders en de officiële partijen van het systeem wel zijn.

Vandaag zijn ze van houding veranderd. Terwijl de heersende klasse en haar media nog steeds bedreigingen uiten naar hun aanhang, bieden ze de leiders van Podemos een wortel aan. Zo willen ze proberen om hen te integreren in het systeem en hun potentieel revolutionaire aspiraties om te buigen.

Wat is er gebeurd met Verenigd Links (IU)?

De snelle klim van Syriza tot belangrijkste oppositiepartij van Griekenland stond in het middelpunt van de belangstelling in Spanje in 2012. Mensen begonnen in de richting van IU te kijken. In een paar weken tijd steeg haar positie in de peilingen van de 7 procent die ze in november 2011 behaalde tot 16 procent in de algemene verkiezingen in het najaar van 2012.

Dit was een belangrijk moment voor IU, waar het zich had kunnen profileren als een kracht die zich duidelijk positioneert tegenover het establishment, die radicale eisen stelt en hoop opwekt voor een echte verandering bij de miljoenen mensen die op dat moment reeds deelnamen aan massale mobilisaties.

Maar de leiding van IU was niet in staat te breken met hun oude methodes - ze versterkten hun banden met het establishment en negeerden de nieuwe situatie. Ze gaven voorrang aan de materiële belangen van duizenden van hun mandatarissen op regionaal en gemeentelijk niveau. Zo sloten ze een regeerakkoord met de PSOE in Andalusië, waardoor ze mede verantwoordelijk werden voor een beleid van soberheid. Tevens ondersteunden ze een minderheidsregering van de rechtse PP in Extremadura. In Madrid waren ze betrokken in een corruptieschandaal waarbij benoemde raadsleden van IU in het bestuur van de grootste bankinstelling (Bankia) van de regio verwikkeld waren.

Als gevolg van dit alles stokte dan ook de groei van IU in de peilingen vanaf het begin van 2013. Naast het feit dat IU werd gezien als een onderdeel van het systeem speelde ook dat de leiding niet verder naar links opschoof – wat een jaar geleden nog wel het geval was..Daar kwam bij dat IU niet in staat was radicale slogans te lanceren om de massa’s te inspireren en enthousiast te maken, wat Podemos later wel kon.

Alberto Garzón, de jonge leider van IU, bekend voor zijn linkse positie binnen de organisatie en nu hun kandidaat voor de algemene verkiezingen, uitte zijn frustratie met het beleid van IU in die jaren: "IU heeft weinig politieke ambitie gehad , en het ritme van de geschiedenis in de samenleving is sneller dan die van de organisatie (...) de kandidatuur die ik vertegenwoordig wil een zelfkritiek maken, wil zeggen dat IU niet deugt als instrument voor de omvorming van de samenleving."(Publico).

De „linker vleugel" van UI heeft echter geen serieuze en openbare strijd gevoerd om de nationale leiding te trotseren. De meest actieve laag van de massa’s heeft om die redenen in IU geen alternatief gevonden. Toen zich anderen aandienden, die duidelijk hun klassenhaat, hun woede en hun wil voor echte verandering uitdrukten, hebben ze zich bij hen aangesloten.  Dit was het geval met Podemos.

Wat is Podemos?

De opkomst en ontwikkeling van Podemos brengt een belangrijke theoretische discussie over de manier waarop politieke massaorganisaties ontstaan met zich mee. Wanneer de massa's zich in de politieke arena begeven, vertonen ze aanvankelijk doorgaans de neiging dat te doen in de richting van hun traditionele massaorganisaties. Algemeen beschouwd is dat correct, maar het moet niet worden opgevat als een dogma dat overal en altijd geldig is.

Historisch gezien zijn de traditionele massaorganisaties - de socialistische en communistische partijen, vakbonden, enz. - steeds de bewegingen geweest via dewelke de arbeidersklasse zich heeft uitgedrukt. Ze ontwikkelden een bepaalde graad van intern leven in tijden van sociale onrust en vervielen in apathie in tijden van economische opleving of relatieve sociale stabiliteit. Maar ze behielden steeds op de een of andere manier bepaalde wortels in, en rechtstreekse verbindingen met, de massa’s. Op momenten van sociale polarisatie en revolutie voltrok zich echter een proces van interne differentiatie, met de opkomst van linkse stromingen die uiting gaven aan de druk van de arbeidersklasse, en rechtse stromingen die de druk van de heersende klasse vertolkten. Uiteindelijk zou dergelijke verdeeldheid leiden tot open splitsingen, hetzij van de rechter,  hetzij van de linker vleugel. In de jaren 1920 gaven massale splitsingen in de socialistische partijen onder invloed van de Russische revolutie aanleiding tot de oprichting van communistische partijen.

In de jaren 1930 en ook in de jaren 1970 (de laatste wereldwijde revolutionaire golf vóór de huidige) ontstonden vergelijkbare situaties,.

Momenteel zijn we in sommige landen echter getuige van een vreemd fenomeen en dat vraagt meer uitleg. Tijdens de grootste sociale en economische onrust in de recente geschiedenis van Spanje en Griekenland liep het anders. De oude socialistische partijen, die tientallen jaren overweldigende electorale steun genoten, maar wiens leiding volledig betrokken was bij het beleid van bezuinigingen en aanvallen op de arbeidersklasse, hebben geen ernstige uitdrukking gegeven aan de beweging van de klasse. Ze lieten geen oppositionele stem van betekenis horen. Er was geen sprake van een socialistisch programma, zelfs niet van een links reformistisch programma. Er is geen significante oppositie geweest binnen deze partijen. In het geval van PASOK was ze volledig in elkaar gestort.

Dit betekent dat deze partijen, althans in Griekenland en Spanje, zover gedegenereerd waren dat hun banden met de arbeidersklasse waren verloren gegaan. Ze waren zo grondig door het staatsapparaat gerecupereerd  dat ze niet in staat waren om de bewegingen en de woede van de werkende massa’s te weerspiegelen. In het geval van Griekenland is dit proces bijna beëindigd. In Spanje, alhoewel dat nog niet zeker is, bestaat de kans dat de PSOE hetzelfde lot als PASOK te wachten staat.

Het is niet toevallig dat de volledige rotheid van de sociaaldemocratie een uitdrukking vindt bij dit grote historische keerpunt, in het zuiden van het continent, aan het begin van de Europese revolutie.

Podemos is een weerspiegeling van de turbulente politieke en sociale situatie in Spanje. Paradoxaal genoeg kwam het initiatief voor de oprichting ervan niet van een organisatie in de massabeweging, noch van haar meest bekende vooraanstaande activisten, maar uit een groep van media-activisten en universitaire docenten rond de figuur van Pablo Iglesias. De meesten onder hen waren in het verleden actief in en rond het IU.  De Antikapitalistische Linkse organisatie, activisten uit de burgerbeweging van Julio Anguita (voormalig nationaal woordvoerder van IU), sloten zich bij hen aan en ze kregen de steun van de online krant Público, die een brede basis onder linkse activisten heeft. Van bij de lancering trok Podemos een laag van sociale en syndicale activisten aan die deelgenomen hadden aan een uitgebreid netwerk van sociale bewegingen waaruit de 15M beweging van de Indignados was ontstaan.

In feite ontstond en ontwikkelde Podemos zich als gevolg van het politieke en ideologische vacuüm in de arbeidersbeweging aan de linkerzijde. Het was een gevolg van het onvermogen van de IU-leiding om zich te presenteren als een referentiepunt met voldoende morele en politieke autoriteit.

We moeten er aan toevoegen dat een politiek initiatief zoals Podemos - in de sociale en politieke omstandigheden die we hebben beschreven - niet zo’n massale aantrekkingskracht zou kunnen verwerven indien het zou gelanceerd zijn door een kleine kern van mensen met goede bedoelingen. Als dit het geval was,dan zou elke kleine groep van moedige mensen in staat zijn om uit het niets een massale beweging te creëren. Het vergt iets extra’s: een luidspreker, „een zeepkist”, een platform waardoor je in het zichtsveld van miljoenen mensen komt. Zoals noodzaak zich uitdrukt via een historische toevalligheid bood dat platform- luidspreker zich aan in de vorm van zendtijd op TV. In de voorbije 18 maanden heeft Pablo Iglesias regelmatig deelgenomen aan tv-debatten en politieke talkshows voor een breed publiek. Zijn radicale ideeën bereikten maandenlang de huiskamers van miljoenen gezinnen op regelmatige basis en sloten perfect aan bij de stemming van woede, malaise en verontwaardiging die heerste. Precies een jaar geleden werd de politieke beweging, Podemos , vanuit die pas verworven populariteit gelanceerd.

In korte tijd organiseerde Podemos doorheen het gehele land tientallen goed bezochte openbare bijeenkomsten. Tientallen lokale kringen - die enkele duizenden mensen organiseerden - werden opgericht. Als gevolg van haar succes in de Europese verkiezingen van 25 mei 2014 kende de beweging een explosieve groei.

Podemos en de nationale kwestie

Een van de meest positieve gevolgen van de opkomst van Podemos en Guanyem in Barcelona is dat het dwars door het gevaarlijke proces snijdt dat de Catalaanse en Baskische werknemers verdeelt van hun klasse-broeders en -zusters in de rest van Spanje. De gedurfde en moedige verdediging van het recht op zelfbeschikking door Podemos-leiders, heeft voor de eerste keer laten zien aan de mensen in Catalonië en het Baskenland, dat er in de rest van Spanje een kracht is die hen respecteert en hun democratische rechten ondersteunt. De pogingen van de  Spaanse rechterzijde en de Catalaanse en Baskische burgerlijke nationalisten om splitsingen en verdeeldheid te promoten binnen de arbeidersklasse werden er door ondermijnd. Het feit dat Guanyem in Barcelona mensen die naar onafhankelijkheid streven verenigt met anderen die pleiten voor een Catalonië binnen de Spaanse staat, ondermijnt ook de poging van de Catalaanse burgerlijke en kleinburgerlijke nationalisten om de arbeidersklasse in Catalonië op basis van afkomst te verdelen.

Uit opiniepeilingen blijkt dat Podemos uitgroeit tot een zeer belangrijke factor in Catalonië en het Baskenland. Zelfs tot op het punt dat het de PSOE inhaalt als de belangrijkste kracht in de niet-nationalistische linkerzijde. Bij algemene verkiezingen zou Podemos winnen In Catalonië (niet als het om het Catalaanse parlement ging). In Baskenland, zou Podemos met meer dan 25 procent van de stemmen de tweede grootste partij zijn in de Autonome Gemeenschap Baskenland.

Vergaderingen van burgers en intern debat in Podemos

In de maanden oktober en november van 2014 hield Podemos haar stichtingscongres, de „Vergadering van Burgers”. Het belangrijkste onderdeel hiervan was de nationale vergadering van 18 en 19 oktober in Madrid. Het was een buitengewone vergadering, met 8.000 enthousiaste deelnemers: jongeren, veteranen van de strijd uit de jaren 1970, arbeiders, werklozen, huisvrouwen en gepensioneerden. Er werden resoluties ter verdediging van de nationale gezondheidszorg en het openbaar onderwijs aangenomen, net zoals tegen inbeslagname van huizen, tegen corruptie, en i.v.m. de staatsschuld.

Er was een levendige discussie met de sprekers die pleitten voor echte democratie in de samenleving en binnen de organisatie, tegen de banken en het kapitalisme en voor de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie. Verwijzingen naar de arbeidersklasse werden onthaald op een staande ovatie, wat het idee dat Podemos leden geen ideologie hebben weerlegt.

Podemos beschikt echter niet over een socialistisch programma, gebaseerd op de onteigening van de grote bedrijven onder arbeiderscontrole. Nochtans is dit de enige manier waarop de hervormingen die in haar programma staan, uitgevoerd kunnen worden.

Podemos zou zich ook een interne structuur moeten aanmeten die de meest grondige controle van de leiding door de leden kan garanderen. Niemand kan het democratische karakter van de congres periode ontkennen, maar het is de moeite waard de organisatorische methoden die gebruikt werden tijdens de „vergadering van burgers” te analyseren om te zien of ze de beste zijn voor het stimuleren van de breedste en meest bewuste deelname van de leden. Vanuit ons oogpunt waren er op dat vlak een aantal tekortkomingen die kunnen worden verbeterd op voorwaarde dat men andere methodes toepast.

Zo waren er geen lokale, provinciale en regionale vergaderingen met verkozen afgevaardigden voorafgaand aan de „vergadering van burgers”. Helaas komt dit doordat de leiding van Podemos de vooroordelen herhaalt en promoot van lagen die pas onlangs begonnen zijn deel te nemen aan de politiek. Zij zijn tegen het idee van vergaderingen van verkozen afgevaardigden als de beste, meest efficiënte en meest democratische manier van debatteren en tegen het nemen van beslissingen binnen de massaorganisaties.

Als gevolg daarvan waren de leden genoodzaakt enkel op nationaal niveau, alle documenten en wijzigingen te lezen en te bediscussiëren - of ze nu de mening van een groot deel van de organisatie vertegenwoordigen of slechts die van één persoon met beperkte steun. Bovendien gebeurde dit gehele proces online, zonder enig „face to face” debat op lokaal vlak met mensen die voor en tegen verschillende posities argumenteren. Het kwam erop neer dat uiteindelijk slechts een minderheid van de leden, die met genoeg tijd, écht konden deelnemen aan de debatten en besluitvorming.

Dit werd nog verergerd omdat elk lid amendementen of alternatieve documenten kon indienen. De enige voorwaarde was de steun van 4 andere leden die het zelfs niet eens moesten zijn met de voorgestelde positie. Als gevolg daarvan was een voorstel dat op voorhand bediscussieerd was door een afdeling van 30 of 50 mensen, evenveel waard als een voorstel van een individueel lid.

Uiteindelijk waren er honderden amendementen en alternatieve documenten, waardoor het interne debat zeer omslachtig en moeilijk te overzien werd. Om enige orde te scheppen wees de voorlopige leiding een anoniem Technisch Team aan - dat aan geen enkele democratische controle onderworpen was - met de taak om overeenkomstige documenten en wijzigingen samen te voegen. Uiteindelijk werden de leden toch nog geconfronteerd met de onmogelijke taak, binnen een week, te beslissen over drie documenten (politiek, organisatie en ethische principes) uit een massa van 55 documenten (23 voor het politiek document, 22 voor het organisatorische en 10 voor de ethische principes). Dat kwam neer op het doornemen van 8 documenten per dag gedurende een ganse week.

De methode die werd toegepast bij het stemmen van de verschillende documenten was ook problematisch. Men moest de documenten die door dezelfde groep mensen voor de verschillende gebieden (politiek, organisatie en ethiek) waren voorgesteld, in blok stemmen. Het was de leden dus niet toegestaan in elke categorie het document van hun voorkeur te kiezen. Dit was in het voordeel van het leidende team rond Pablo Iglesias, dat zo het in blok stemmen van zijn drie documenten afdwong. Bovendien had Pablo Iglesias de voortzetting van zijn leiderschap van de organisatie verbonden aan de goedkeuring van zijn documenten.

Toen het er op aan kwam een secretaris-generaal, een Raad van burgers (het hoogste orgaan in de organisatie, samengesteld uit 62 mensen) en een Controle Commissie (bestaande uit 10 personen) te verkiezen, werd een gelijkaardige procedure gehanteerd. Er waren 30 volledige lijsten en honderden individuele kandidaten: 72 voor de functie van secretaris-generaal (10 als onderdeel van een volledige kieslijst, 62 individueel); 693 kandidaten voor de Raad van burgers (233 als onderdeel van 21 lijsten en 460 individueel) en 268 kandidaten voor de Controle Commissie (93 in het kader van 13 lijsten en 175 individueel). Resultaat was dat de Podemos-leden in slechts één week tijd online moesten kiezen en stemmen. Van dit enorme aantal kandidaten (1173) waren de meesten volledig onbekend. Zoals bekend, kreeg de lijst van Pablo Iglesias ook de overweldigende steun in deze verkiezing van de leiding.

Wij denken dat het beter en democratischer zou zijn geweest om te werken met een systeem van afgevaardigden verkozen door de plaatselijke kringen. Dit zou de methode van debatteren sterk vereenvoudigd hebben. Zo hadden de leden kunnen kiezen uit 3 of 4 documenten en lijsten die de belangrijkste politieke standpunten vertegenwoordigen. Dat gezegd zijnde: onze beweging is nog jong en we vertrouwen erop dat ervaring de voorwaarden zal creëren om deze zwakke punten, zowel op politiek als organisatorisch vlak te overwinnen.

De behoefte aan ideologische opheldering

De belangrijkste woordvoerders van Podemos hebben van bij het begin hulde gebracht aan de prachtige revolutionaire bewegingen die het laatste decennium hebben plaatsgevonden in Latijns-Amerika. Ervaringen zoals de Bolivariaanse Revolutie in Venezuela, „De Revolutie van de  burger" in Ecuador, en soortgelijke processen in Bolivia en Argentinië, hebben een belangrijke invloed op het vormen van hun politieke en organisatorische ideeën gehad.

Het is van daar dat ze de naam Cirkels gebruiken voor afdelingen van Podemos, net zoals het idee van "het volk versus de oligarchie", waarin de arbeidersklasse wordt opgelost binnen de "onderdrukte natie" samen met kleine eigenaren en ondernemers, die zich geconfronteerd zien met een oligarchie gesteund door het imperialisme.

Anderzijds hebben ze uitgelegd dat ze weigeren om hun beweging te beschrijven als links - hoewel zij zich individueel niveau zo omschrijven - het argument dat de "links-rechts" tweedeling niet langer nuttig is in het verenigen van de meerderheid van de bevolking, omdat de term „linkse" potentiële aanhangers met een rechtse achtergrond zou kunnen vervreemden. In de plaats spreken ze van „volkseenheid".

Vanuit ons oogpunt zijn veel van de organisatorische en politieke conclusies van deze kameraden het resultaat van de automatische toepassing van de Latijns-Amerikaanse ideologieën en organisatorische vormen die - terwijl ze wortels in de geschiedenis en de strijd van dat continent hebben - niet toereikend zijn voor de werkelijke situatie in Europa en in Spanje in het bijzonder.

Om te beginnen hebben de meeste Latijns Amerikaanse landen een klassensamenstelling die complexer is dan dat van Spanje. Ze zijn over het algemeen minder geëvolueerd uit het oogpunt van de kapitalistische economische ontwikkeling. In veel gevallen zijn ze gedwongen louter exporteurs van grondstoffen binnen de internationale arbeidsverdeling te zijn die gedomineerd wordt door het imperialisme. In de meeste van deze landen is de voornaamste klassenverdeling in de samenleving, die tussen arbeiders en kapitalisten niet volledig ontwikkeld. Een mix aan sociale en economische vormen worden gecombineerd met kapitalistische en koloniale elementen. Daarbij  moeten we ook de massale uittocht van het platteland naar de steden noemen. Die creëert een enorme uittocht naar de steden waar ze een grote groep stedelijke armen vormen en waar ze leven in de buitenwijken van de grote steden, werkloos of onder-tewerkgesteld.

Dit is de reden waarom het Latijns-Amerikaanse "linkse" nationalisme een materiële basis heeft waarop het kan ontwikkelen en speelt het nog steeds een relatief progressieve rol in de strijd tegen het kapitalisme en het imperialisme. Zo speelt het nationalisme van een Venezolaanse of Mexicaanse arbeider of boer een nuttige rol om hen te mobiliseren tegen de plundering van hun land door buitenlandse multinationals en hun bondgenoten in de lokale elite.

Maar Spanje is een imperialistisch land, één van de tweede graad, maar toch. De arbeidersklasse vertegenwoordigt bijna 80 procent van de actieve bevolking, terwijl de boeren en stedelijke kleinburgerij slechts een kleine minderheid van de bevolking zijn. Spanje heeft geen aanzienlijke reserves van grondstoffen of natuurlijke rijkdommen die geplunderd worden door buitenlandse multinationals. Het klassenbewustzijn is sterk ontwikkeld onder de arbeiders en komt niet voort uit imperialistische uitbuiting, maar door uitbuiting door "eigen" kapitalisten en bankiers.

In werkelijkheid voedt het Spaanse nationalisme zich met het oude en decadente keizerlijke verleden van de 16e tot de 19e eeuw, en de uitbuiting en de plundering waarmee Spaanse multinationals Latijns-Amerika en Noord-Afrikaanse landen tot op de dag van vandaag onderwerpen. Het heeft een reactionaire traditie die ook wordt gebruikt om de Catalaanse, Baskische en Galicische volkeren nationaal-democratische rechten zoals het recht op zelfbeschikking te ontzeggen. Noch de arbeidersklasse, noch andere uitgesloten bevolkingsgroepen zijn in de recente geschiedenis ooit onder de vlag van het Spaanse nationalisme gemobiliseerd geweest ter bevordering van de sociale rechtvaardigheid. Eerder het tegenovergestelde is het geval.

Om eerlijk te zijn heeft het Latijns-Amerikaanse "linkse" of "volkse '' nationalisme ook belangrijke beperkingen. Ondanks alles is ook in die landen de arbeidersklasse de enige klasse die de onderdrukte natie kan leiden tegen het kapitalisme en het imperialisme. Net zoals dat het geval was in Rusland in 1917, wat ook een achterlijk land was dat onderdrukt werd door het imperialisme. In Venezuela, Ecuador, Bolivia en Argentinië, zal het ‚volks nationalisme’ niet in staat zijn om het juk van het buitenlandse en nationale kapitaal af te schudden zonder het te onteigenen onder arbeiderscontrole.

Wij zijn het niet eens met het idee dat het karakteriseren van de beweging als "links" een obstakel zou vormen om de steun van een grote meerderheid van de bevolking te bekomen. Mensen laten zich niet leiden door labels bij het bepalen van hun politieke voorkeuren, maar eerder door de concrete inhoud van het programma en het beleid van een organisatie.

De belangrijkste aantrekkingskracht van Podemos is niet dat zij zich niet definiëren als "links". Integendeel: het is net het feit dat zij een onwrikbare indruk t.o.v. het establishment hebben gemaakt. Leiders die speechen tegen de bankiers, de rijken en de "kaste" (het establishment), ten voordele van sociale uitgaven en het belasten van grote bedrijven; allemaal ideeën die de meerderheid van de mensen identificeren met een linkse organisatie. Het woord "links" wordt geassocieerd met de strijd voor sociale rechtvaardigheid en tegen alle vormen van onderdrukking en discriminatie. Het is zelfs zo dat opiniepeilingen aantonen dat zowel Podemos-kiezers als de bevolking in het algemeen, Podemos uiterst-links van het politieke spectrum situeren (2,4 op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 extreem-links en 10 extreem-rechts is), zelfs een beetje linkser dan IU (2,6 op dezelfde schaal). Dus, ondanks (of in werkelijkheid dankzij) dat Podemos duidelijk wordt geïdentificeerd als een linkse organisatie, groeit haar steun in de peilingen.

Het fundamentele draagvlak voor Podemos komt van de werknemers, zoals blijkt uit alle serieuze sociologische studies die werden gepubliceerd, waaronder die van het Overheidscentrum voor Sociologisch Studies. De aanzienlijke steun die Podemos bovendien krijgt van lagen uit de middenklasse is een weerspiegeling van de ingrijpende verschuiving naar links bij die lagen van de bevolking. Zoals al vele malen in de geschiedenis gebeurde, was het ook deze keer niet de zogenaamde gematigdheid die van Podemos een aantrekkingspool maakte, maar eerder het radicale imago, het idee dat ze het veranderen van de huidige ondraaglijke situatie ten gronde willen aanpakken.

Voor ons heeft het gebruik van het woord "links" niets te maken met de verdediging van een abstract "label", maar is ze gekoppeld aan een ernstige, wetenschappelijke analyse van de structuur van de samenleving, haar problemen en de manier om ze te overwinnen.

Voor ons zijn de sociale en economische problemen waarmee we geconfronteerd worden het onvermijdelijke product van een klassenmaatschappij. We zien ze niet als het resultaat van de acties van "slechte" politici of zakenmensen, die, indien vervangen door "goede" politici en zakenlieden konden opgelost worden. De meest deugdzame en progressieve zakenman zal wanneer de concurrentie van een rivaliserende zakenman zijn failliet dreigt te worden, geen andere keuze zien dan een verhoogde uitbuiting van zijn werknemers. Ook zal hij proberen om de zoveel mogelijk belastingen te ontwijken, om de winst te verhogen; omdat dit nu eenmaal het doel is van een private onderneming. Als hij politici en rechters kan omkopen om de winstgevendheid van zijn bedrijf op pijl te houden en zijn marktaandeel uit te breiden, zal hij niet aarzelen. Dit is geen moreel probleem, maar eerder zijn belang als onderdeel van een sociale klasse die leeft van de uitbuiting van de arbeid van anderen. En winsten komen - zoals Marx meer dan 150 jaar geleden uitlegde - van de onbetaalde arbeid van de werknemers, van de uitbuiting van arbeid.

Wat heeft dit met „links" te maken? De politieke inhoud van wat we verstaan onder "links" is - sinds de oorsprong van het begrip in de 19e eeuw - geëvolueerd tot een synoniem voor een „klasse begrip” van de samenleving; gebaseerd op de belangen van "die van onderaf" tegen "die van boven”. De uitdrukking "linkerzijde" van onze politieke vocabularium verwijderen impliceert het verwijderen van het concept van de klassenstrijd. Om die reden verschillen we van mening met een aantal van de toonaangevende kameraden in Podemos. In ieder geval moeten we de zaken in de juiste verhoudingen bekijken. Voor ons is dit eerder een secundaire aspect in het debat binnen Podemos omdat het in de praktijk nooit veel invloed heeft gehad op haar achterban en kiezers, waarvan het merendeel zichzelf en Podemos als links beschouwen.

Er zijn andere aspecten die we willen aanhalen. Sommige kameraden in Podemos pleiten voor afschaffing van de "verouderde" taal van het marxisme ("klassenstrijd", "socialisme", „revolutie"). Zij denken dat die een belemmering vormen voor het winnen van steun bij brede lagen in de samenleving in wiens ogen die termen "te radicaal” zouden zijn. Op gelijkaardige manier proberen ze te voorkomen dat een duidelijk standpunt over belangrijke kwesties zoals die van Republiek versus Monarchie of nationalisatie van grote bedrijven genomen wordt enz. Zij stellen dat dergelijke taal gebruiken of dergelijke debatten aangaan munitie zou geven aan de experts van de burgerlijke media. Ze zouden er veel drukte rond maken en daardoor delen van de middenklasse en ongeschoolde werknemers van Podemos vervreemden. Zij zijn voorstander van het gebruik van een andere, "minder confronterende" taal, zoals "de mensen", "burgers", "land", "de-privatisering", die volgens hen zou helpen bij het aantrekken van die bevolkingslagen.

Het is waar dat Pablo Iglesias heeft verklaard dat ze proberen hun woorden en de uitdrukkingen die ze gebruiken ‚te zoeten’, maar dat wat ze zeggen uiteindelijk hetzelfde is. Zo zei hij dat het woord "de-privatisering" beter klinkt dan "nationalisering" en het moeilijker is voor de reactionaire pers om het te bekritiseren.

In antwoord hierop hebben we twee dingen te zeggen. Ten eerste is het niet de eerste keer dat deze argumenten opkomen in het linkerkamp. Traditioneel zijn het de sociaal-democraten die zeggen dat de taal en het programma "zacht en gematigd” moeten zijn om de middelste lagen in de samenleving aan te trekken. Wat begon als een taalkundige toegeving aan politieke vooroordelen, resulteerde helaas uiteindelijk in politieke concessies aan de grote bedrijven en de assimilatie in het systeem dat ze beweerden te bevechten.

Ten tweede is het niet mogelijk om de taak van maatschappijverandering te benaderen door kat en muis spelletjes met de heersende klasse te spelen of hen te slim af te willen zijn in het gebruik van communicatiemiddelen. De heersende klasse zal zich niet voor de gek laten houden. Maar het resultaat kan zijn dat we verwarring creëren onder degenen die lijden onder de onrechtvaardigheden van het systeem en zo de echte doelen waarvoor we vechten onduidelijk maken. De arbeidersklasse en de jongeren hebben het recht om luid en duidelijk te horen wat we willen en wat er nodig is om de maatschappij te veranderen, te beginnen met de meest ontwikkelde lagen die actief deelnemen aan de Podemos cirkels en sociale bewegingen, demonstraties, stakingen, enz.

Alleen als de meerderheid van de bevolking die lijdt onder dit systeem een duidelijk inzicht heeft in de oorzaak van haar problemen en hoe die op te lossen zijn, zullen ze bereid zijn om alles te geven om de realiteit rond zich te transformeren.

Marxisten zijn niet perse "radicaal". In werkelijkheid zijn we het meest realistisch omdat we de wetten die de samenleving beheersen goed begrijpen. Dit stelt ons in staat om de maatschappij te zien zoals ze is en geeft ons de sleutel en het programma nodig om ze te veranderen.

We aanvaarden dat een belangrijke meerderheid overtuigen van onze voorstellen langer zal duren dan van andere voorstellen die zogenaamd als een "eenvoudiger" en "minder pijnlijk" alternatief worden aangediend, hoewel ze in de praktijk een doodlopend straatje zijn. Maar we zijn ervan overtuigd dat hun ervaring en onze agitatie uiteindelijk de meerderheid van de arbeidersklasse en andere onderdrukte lagen zullen winnen voor het idee van de socialistische omvorming van de maatschappij. Bovendien wordt de revolutionaire periode waarin we zijn aanbeland, gekenmerkt door de snelheid waarmee brede lagen van de massa's de meest vooruitstrevende conclusies trekken. Bewustzijn verandert snel.

Het programma van Podemos

Zoals we aan het begin reeds schreven bevinden de Spaanse en Europese heersende klassen zich in een hysterische paniek. Ze trachten de bevolking schrik aan te jagen met het dreigement van een economische ramp als Podemos aan de macht zou komen en haar programma zou uitvoeren.

Maar wat staat er eigenlijk in dat programma? Hoewel er nog geen afgewerkt programma is, is er een "basisrichtlijnen document" voor discussie en in verschillende interviews werden ook voorstellen gedaan. In het algemeen wordt voorgesteld dat de rijken meer belasting moeten betalen en belastingontduiking moet worden bestreden; de intrekking van de reactionaire arbeid „hervorming" van de PP; de pensioenleeftijd terug naar 65 brengen; de prijs van elektriciteit te verlagen; de uitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs verhogen; de verkorting van de werkweek zonder loonverlies zodat meer werklozen kunnen werken; de corrupte politici en zakenlieden moeten worden gestraft met gevangenisstraffen en hun gestolen activa in beslag worden genomen; en nog andere voorstellen….

Dit zijn allemaal progressieve maatregelen die wij volledig ondersteunen en die voor een gedeelte  het lijden van miljoenen kunnen verlichten.

Het is een wansmakelijke grap dat de burgerlijke media angst zaaien over een economische crisis die veroorzaakt zou worden door een toekomstige Podemos regering, terwijl we nu reeds een half decennium middenin zitten.

5,5 Miljoen werknemers zijn werkloos, 750.000 gezinnen zitten zonder bron van inkomsten, van 300.000 gezinnen werd hun huis in beslag genomen. 300.000 Jongeren werden gedwongen te emigreren, nieuwe contracten betalen slechts € 600 per maand en zijn overwegend van korte termijn, soms voor enkele dagen of weken. Is dat niet reeds een economische ramp misschien?

Tienduizenden overuren bleven onbetaald; pensioenen en lonen werden bevroren; ziekenhuizen, scholen en universiteiten zitten zonder middelen. Dit alles is al een ramp. Dit is "onze" ramp, degene waaronder wij en onze families lijden.

Worden de rijken en machtigen met een ramp bedreigd? Hebben ze misschien afstand gedaan van hun miljonairsbonussen, zodat ze dezelfde offers brengen die arbeidersgezinnen gevraagd worden te maken? Helemaal niet. Bedrijfswinsten zijn 64 procent gestegen volgens de centrale bank van Spanje. De banksector verwacht een winst van € 10 miljard in 2015, de hoogste sinds 2010.

Het programma dat door de leiders van Podemos ter discussie wordt gesteld, zelfs met zijn beperkingen, kan alleen worden uitgevoerd als de rijken en grote ondernemers gedwongen worden een deel van hun enorme winsten op te geven om de meest dringende sociale behoeften te bevredigen. Dit is "hun" paniek en de "ramp" waarover ze het hebben.

Gemeentelijke en regionale verkiezingen in mei

Het is moeilijk om nauwkeurige voorspellingen over de verkiezingsuitslagen te doen. We zitten in een periode van plotse en scherpe veranderingen in de samenleving en in de politieke voorkeuren. Vier of vijf maanden zijn een lange tijd en veel onverwachte gebeurtenissen met een beslissende invloed kunnen zich voordoen in een reeds explosieve sociale omgeving. Daarom moet elk electoraal perspectief voorwaardelijk zijn en voor herziening vatbaar. Het lijkt echter duidelijk dat er drie partijen, PP, PSOE en Podemos, vechten voor de eerste plaats en ieder 22 tot 30 procent van de stemmen zullen krijgen. We kunnen stellen dat welke politieke veranderingen er ook plaatsvinden, de linkerzijde een absolute meerderheid zal behalen in zowel de regionale en lokale verkiezingen in mei als bij de algemene verkiezingen in november (als we de PSOE erbij tellen wiens kiezers vooral links zijn). Aan de andere kant zal de PP een zware nederlaag lijden, waarbij haar lokale, regionale en nationale macht bases, opgebouwd over meer dan 10 jaar, zullen afbrokkelen.

Het is te verwachten dat Podemos in vele steden voor de gemeenteraadsverkiezingen samen met anderen zal deelnemen aan de Ganemos lijsten. Op sommige plaatsen hebben lokale IU-leiders dit verhinderd door bureaucratische manoeuvres. In sommige andere gevallen heeft het sektarisme van opportunistische elementen binnen Podemos de eenheid verhinderd.

Het is waarschijnlijk dat Ganemos meer stemmen zal hebben dan de PSOE in de meeste grote steden, met name in Madrid, Barcelona, Valencia, Sevilla, Zaragoza of Vigo.

Dit opent een heel interessante situatie. Hoewel het waarschijnlijk is dat Ganemos de belangrijkste politieke kracht in veel van deze steden zal zijn, zal het misschien niet over de benodigde absolute meerderheid beschikken om alleen te regeren als de PP deels haar electoraat behoudt. Dat zou de PSOE in een moeilijke positie brengen waarin zij moeten kiezen tussen het ondersteunen van Ganemos tegen de rechterzijde of de PP aan de macht brengen.

Een gelijkaardige situatie kan ontstaan in de regionale verkiezingen, waar alle opiniepeilingen wijzen op een linkse meerderheid in de regio Madrid, Valencia, Asturias, Aragon, Extremadura, Murcia en anderen, waar Podemos de eerste of tweede politieke kracht kan worden.

De PSOE leiders zouden op de proef worden gesteld in zulk een situatie. Maandenlang hebben ze het rechtse koor tegen het "populisme" van Podemos versterkt. Zouden ze Podemos steunen of zullen ze neigen naar het ondersteunen van de PP, zullen ze aansturen op een regering van "nationale eenheid" na de verkiezingen in de herfst?

Als ze Podemos of Ganemos zouden steunen, zou de verontwaardiging in de kapitalistische pers oorverdovend zijn en zelfs kunnen leiden tot splitsingen binnen de PSOE waarbij de meer openlijk burgerlijke elementen de partij verlaten. Aan de andere kant, als de socialistische leiders beslissen om samen met de PP en andere rechtse krachten om links van de macht te houden in belangrijke steden en regio's, zouden ze dit duur betalen met het decimeren van hun aanhang in de algemene verkiezingen. Dit zou een PASOK scenario betekenen voor de PSOE. Veel lokale afdelingen en zelfs het middenkader van de PSOE zou een beslissing van de nationale leiding ter ondersteuning van de PP weigeren en de partij in een crisis storten.

De heersende klasse is duidelijk bevreesd, bang dat ze na de algemene verkiezingen niet in staat zal zijn om een regering van haarzelf te vormen - zelfs niet door het combineren van de parlementsleden van de PSOE en de PP. Dit is een ernstig gevaar voor de heersende klasse.

Een goed resultaat voor Podemos en Ganemos in de gemeenten en regionale overheden lijkt onvermijdelijk. Dit zou de steun voor Podemos in de verkiezingen van november doen toenemen, zodat het waarschijnlijk de belangrijkste politieke kracht zal zijn, zonder een absolute meerderheid te behalen.

Perspectieven voor een Podemos-regering

Het perspectief van een regering van "nationale eenheid" wordt (hoewel sotto voce) door prominente leden van beide PSOE en de PP naar voor geschoven. Dit is echter steeds de laatste kaart die de heersende klasse trekt en zij zullen voorzichtig zijn en ze niet te vroeg gebruiken als ze dit kunnen vermijden. Er zou een PSOE of PP minderheidsregering met externe steun van andere partijen gevormd kunnen worden na de verkiezingen in november. De kapitalistische krant El Pais is eigenlijk voorstander van vervroegde verkiezingen om het verder discrediteren van de partijen van het regime te voorkomen.

Indien een minderheidsregering gevormd wordt, is ze waarschijnlijk zwak en onstabiel en zal ze niet erg lang overeind blijven. Dat zou dan de weg openen voor een grote coalitie met PP, PSOE en eventueel de rechtse populisten UpyD en Ciudadanos, met steun van de Baskische en Catalaanse burgerlijke nationalisten.

Zulk een regering van nationale eenheid zou onmiddellijk uiterst impopulair zijn. Haar beleid zou een voortzetting zijn van de bezuinigingsmaatregelen die reeds alle geloofwaardigheid verloren hebben. Het is onwaarschijnlijk dat een dergelijke regering haar ambtstermijn zou kunnen voltooien. Onder de mokerslagen van de sociale protesten, repressie, economische stagnatie, corruptieschandalen en ga zo maar door, zou zich een ondraaglijke situatie ontwikkelen die zou kunnen leiden tot vervroegde verkiezingen.

In een dergelijke situatie is het bijna onvermijdelijk dat er een linkse Podemos-regering zou worden gevormd, misschien in een coalitie met andere krachten, zoals IU.

Het aan de macht komen van een Podemos-regering, op zichzelf of in een coalitie met andere linkse krachten, zou een enorme golf van enthousiasme losmaken. Zo'n regering zou onder tegengestelde druk van enerzijds de heersende klasse en anderzijds de arbeiders staan.

Vanaf de eerste dag zou de heersende klasse dreigen met kapitaalvlucht, fabriekssluitingen en economische sabotage in een poging de regering met haar rug tegen de muur te zetten. Op hetzelfde moment zouden alle democratische eisen van de massa, zoals het recht op zelfbeschikking van Catalonië en het Baskenland, een referendum over de monarchie en de volledige scheiding van de kerk en de staat op de voorgrond treden.

Podemos zal geconfronteerd worden met een keuze: ofwel door gaan in de richting van een socialistische politiek en onteigening van de heersende klasse, of zich terugtrekken onder de druk van het kapitaal en zijn mandaat verraden.

De behoefte aan een marxistische tendens - Podemos voor het socialisme

We denken dat het voor de beweging absoluut noodzakelijk is om politieke en ideologische duidelijkheid te hebben over de historische taken die zich stellen. Er is dringend behoefte aan een marxistisch netwerk of stroming binnen Podemos: een marxistische stroming die zich niet als doel stelt deel te nemen aan het gevecht voor postjes, maar in plaats daarvan de nodige instrumenten te ontwikkelen en de meest bruikbare voorstellen te doen met het oog op de strijd tegen uitbuiting en sociale onrechtvaardigheid. De kameraden van Lucha de Clases (Klassenstrijd) hebben met dit doel voor ogen, samen met tientallen anderen in Podemos de discussiecirkel, „Podemos voor het socialisme” opgericht. Doe mee!