Twee jaar geleden publiceerden we Vooruitzichten voor de Wereldrevolutie (deel 1deel 1, deel 2deel 2, deel 3deel 3 en deel 4deel 4). Het huidige document, dat werd bediscussieerd en goedgekeurd op een bijeenkomst van marxisten uit verschillende landeneen bijeenkomst van marxisten uit verschillende landen in augustus, frist de analyse op van de marxistische stroming over de wereldsituatie in het licht van de laatste ontwikkelingen. Dit eerste deel gaat voornamelijk in op de aard van de periode waarin we ons bevinden, de toestand van de wereldeconomie met het dreigende protectionisme en de verhoudingen tussen de VS en de rest van de wereld, in het bijzonder China.

De geschiedenis is een proces waarin tegenstellingen langzaam accumuleren, totdat zij uiteindelijk een kritiek punt bereiken waarbij kwantiteit omgevormd wordt tot kwaliteit. De taak van de dialectiek bestaat erin uit te vinden wanneer zulke kritieke momenten opkomen. Tijdens de laatste tien tot twintig jaar stapelden de tegenstellingen zich op wereldschaal op. Vandaag worden we geconfronteerd met de gevolgen. Nog nooit in de geschiedenis hebben we dergelijke uitbarstingen gezien en dat op alle niveaus: economisch, sociaal, diplomatisch en politiek. Nog nooit drukten de tegenstellingen van het kapitalistische systeem zich zo duidelijk uit overal ter wereld.

De huidige situatie in de wereld lijkt op wat men in de fysica een ‘kritieke staat’ noemt, een toestand waarbij deeltjes onderworpen worden aan de wildste fluctuaties. Dit brengt bepaalde moeilijkheden met zich mee voor het opstellen van vooruitzichten. In de voorgaande periode was dat makkelijker voorspelbaar. Het is relatief gemakkelijk om de laminaire stroming van vloeistof te voorspellen, maar moeilijk om de uitkomst van turbulentie in te schatten. Zo ook heeft de wereldsituatie, die balanceert op de rand van chaos, allerlei verrassingen in petto, zowel voor de heersende klasse als voor de marxisten.

De ‘kritieke staat’ in de fysica kan weergegeven worden met een eenvoudig experiment, waarbij de toevoeging van één enkele zandkorrel aan een berg zand een ware aardverschuiving teweegbrengt. In een ‘kritieke staat’ kan elke toevallige factor een serieuze crisis teweegbrengen. Dit staat in de moderne fysica bekend als een ‘systeem uit evenwicht’. Deze terminologie omschrijft zeer treffend de huidige situatie op wereldschaal. Het is de fundamentele karakterisering van het historische tijdperk dat we vandaag beleven. Dit kader bepaalt dan ook onze analyse – wij baseren ons niet op deze of gene gebeurtenis. Het is nodig om voorbij het onmiddellijk bijzondere te kijken en aandacht te besteden aan het dieperliggende historische proces.

Er zijn bepaalde historische perioden waarin er niets lijkt te gebeuren. Gedurende een lange periode na de Tweede Wereldoorlog is het kapitalistische systeem er in geslaagd een relatief en tijdelijk evenwicht te handhaven. De verdeling van de wereld tussen het machtige stalinistische Rusland en het Amerikaanse imperialisme leidde tot de bevriezing van de internationale relaties gedurende een hele historische periode. Tegelijkertijd zorgde de lange periode van kapitalistische opgang voor een vermindering van de spanningen tussen de klassen, althans in de ontwikkelde kapitalistische landen. Revolutie was gedurende decennia niet aan de orde, hoewel we zelfs tijdens dit stadium de revolutie van mei 1968 in Frankrijk hebben gezien. Vandaag is heel dat proces echter gekeerd.

Deze opmerkingen hebben natuurlijk betrekking op de ontwikkelde kapitalistische landen van Europa, Japan en de VS. Voor tweederde van de wereldbevolking in de onderontwikkelde landen was er geen relatief en tijdelijk evenwicht. Zij kenden een periode van voortdurende onrust, oorlogen, revoluties en contrarevoluties. Enkel voor de ontwikkelde kapitalistische landen was dit niet het geval. Gedurende een lange periode werden conflicten en spanningen verborgen onder de oppervlakte. De arbeidersklasse ging gebukt onder de vloek van inertie. Vandaag worden de oude evenwichten echter verstoord. De verborgen krachten beginnen zich te manifesteren.

Wat is het hoofdkenmerk van de huidige wereldsituatie? Het is precies de ineenstorting van de oude stabiliteit, de gewelddadige verstoring van de oude evenwichten overal in de wereld. In plaats daarvan zien we rondom ons een enorme instabiliteit en volatiliteit op alle niveaus. Dit is de meest onstabiele periode sinds 1945. In plaats van economische opgang, volledige werkgelegenheid en welvaart, is er crisis, toenemende werkloosheid en aanvallen op de levensstandaard, zelfs in de meest welvarende landen. De kloof tussen rijk en arm neemt voortdurend toe en de economische macht geraakt steeds meer geconcentreerd in minder handen.

De oude zekerheden verdwijnen en de ‘American dream’, de overtuiging dat het morgen beter zal gaan dan vandaag, is er niet meer. In de ontwikkelde kapitalistische landen is de huidige generatie de eerste sinds 1945 wiens levensstandaard en arbeidsomstandigheden slechter zullen zijn dan die van hun ouders. De relaties tussen de klassen vertonen steeds meer spanningen en worden meer en meer onstabiel. In de mate dat de reële situatie begint te dagen in het bewustzijn van de mensen, zal overal de weg bereid worden voor een explosie van de klassenstrijd. Het is natuurlijk juist dat het bewustzijn meestal achterblijft op reële gebeurtenissen, maar uiteindelijk zal het bewustzijn de actualiteit bijbenen met een sprong. Dat is de essentie van revolutie.

De oude evenwichten zijn verstoord, niet alleen tussen de klassen maar evenzeer tussen de naties. De wereldsituatie is nog nooit zo verstoord en chaotisch geweest sinds 1945. De verhoudingen tussen de grootmachten zijn in toenemende mate gespannen. De ambities van de VS voor hegemonie over de wereld brengen de ene oorlog na de andere met zich mee. In die zin is de oorlog in Irak geen toevalligheid maar de uitdrukking van een algemene tendens. En die oorlog heeft verregaande gevolgen voor de algemene situatie in het Midden-Oosten en op wereldschaal.

Wij vertelden dit reeds lang geleden, toen alle andere stromingen met de handen in het haar zaten omdat ze geconfronteerd werden met de ogenschijnlijke apathie van de massa’s. Wij legden uit dat er zich onder de oppervlakte van ogenschijnlijke rust een stille opeenstapeling ontwikkelde van verbittering, woede, frustratie en wanhoop. Dit is wat Trotski bedoelde toen hij sprak over het moleculaire proces van de socialistische revolutie. Wanneer de situatie een kritiek punt bereikt, dan ontstaat een tendens naar toenemende instabiliteit en turbulentie, een tendens die in gang kan worden gezet door zelfs maar de kleinste verandering.

Instabiliteit is ingebakken in de situatie zelf. Veranderingen die vroeger in een andere situatie geen of weinig gevolgen met zich meebrachten, leiden nu tot enorme transformaties. De aard van die veranderingen kan zowel economisch, politiek of militair zijn. Belangrijk is wel dat de gevolgen nooit in proportie staan tot de oorzaken. Niet-dialectisch denken, dat zich altijd beweegt over de oppervlakte van gebeurtenissen zonder stil te staan bij het bestaan van dieperliggende wetmatigheden, zoekt verklaringen in deze of gene toevallige factor – het optreden van George Bush of de waanzin van Bin Laden enzovoort. Dergelijke individuele factoren spelen natuurlijk een rol. Toch is de dieperliggende oorzaak het feit dat het kapitalistische systeem wereldwijd op zijn limieten botst en struikelt over zijn inherente tegenstellingen, namelijk de private eigendom en de natiestaat.

De fundamentele tegenstellingen drukken zich treffend uit via oorlogen zoals die in Irak en de invasie van Afghanistan. Hier zien we heel goed hoe een militaire gebeurtenis onmiddellijk een kettingreactie teweegbrengt die niet voorzien was door de auteurs ervan. Zelfs nog voor de eerste schoten waren gelost in Irak, deden er zich grote protestbetogingen voor in Londen, Washington, Rome en Madrid. In Londen alleen al zagen we 2 miljoen betogers en in Spanje 6 miljoen. Hoe moeten we dat verklaren? Zeker niet door de vaardigheden van de organisatoren, die misschien zelf nog het meest verrast waren door de resultaten van hun mobilisatie. De enige mogelijke verklaring is het bestaan van een diep en wijdverspreid ongenoegen onder een groot gedeelte van de bevolking, dat enkel wachtte op een uitlaatklep waarlangs het zich kon uitdrukken.

Het explosieve karakter van de huidige periode is geen toeval. Het is de uitdrukking van het feit dat het kapitalisme op wereldschaal zijn potentieel als een historisch progressieve kracht heeft uitgeput. De ontwikkeling van de productiekrachten bereikte enorme resultaten in de periode 1945-1974 maar wordt nu tegengehouden door de beperkingen van de private eigendom en de natiestaat. Deze twee elementen zijn vandaag de grootste belemmering van verdere menselijke ontwikkeling. De toekomst van de mensheid zal bepaald worden door de mate waarin deze belemmeringen omver worden geworpen en door de mate waarin een harmonieus en rationeel economisch systeem bereikt wordt op de basis van wereldsocialisme.

De huidige situatie brengt plotse en scherpe veranderingen met zich mee. Als er ooit al een moment is waarop routine uit den boze is, dan is het wel vandaag. In dergelijke perioden is het noodzakelijk om het onverwachte te verwachten. De gebeurtenissen van 11 september zijn een voorbeeld van de onvermijdelijkheid van dergelijke plotse en scherpe veranderingen. De resultaten van deze bijzondere gebeurtenis waren, zoals we voorspelden, reactionair. Het zaad van toekomstige revolutionaire ontwikkelingen wordt echter tezelfdertijd geplant, zelfs door gebeurtenissen zoals die van 11 september. De slinger kan zeer snel van links naar rechts en weer terug zwaaien, waarbij er zich grote mogelijkheden voordoen voor een revolutionaire stroming, ervan uitgaande dat we begrijpen wat er gebeurt. Dit is geen tijd voor scepticisme en voor een afwachtende houding. We moeten voorbereid zijn en we moeten anderen voorbereiden op de grote gebeurtenissen die op ons afkomen.

Wereldeconomie

Lenin zei dat politiek geconcentreerde economie is. De grillen van de wereldeconomie vinden hun uitdrukking in de psychologie van alle klassen, te beginnen met de heersende klasse. De stemming onder de vaandeldragers van het kapitaal gaat van het wildste optimisme tot het diepste pessimisme. Een dergelijk breed spectrum is op zich al een uitdrukking van de huidige instabiliteit. Op dit moment spreekt de bourgeoisie nog steeds optimistisch over een herstel van de wereldeconomie. Laat er geen twijfel over bestaan, op een bepaald moment zal er een bepaald herstel plaatsvinden. Er is immers niet zoiets als een finale crisis van het kapitalisme. De geschiedenis leert ons dat het kapitalisme zelfs uit de diepste crisis geraakt. Het kapitalisme zal niet vanzelf ineenstorten maar moet worden omvergeworpen door een bewuste beweging van de arbeidersklasse.

Toch is er in het optimisme van de bourgeoisie een aanzienlijk deel wishful thinking. Het valt immers niet te verbergen dat alle mooie dromen uit de jaren ’90 over het verdwijnen van de cycli van economische opgang en neergang vandaag een kater achterlaten. Kapitalistische leiders piekeren over hun economische toekomst. Er zijn weinig tekenen van een sterk economisch herstel in het stagnerende continentaal Europa en Japan. De economieën van de VS en Groot-Brittannië groeien momenteel met 3 à 4 procent op jaarbasis, terwijl de grote economieën van Europa en Japan amper 2 procent halen. Werkloosheid staat op 5 procent in de VS en Groot-Brittannië – volgens de officiële cijfers, en dat zijn steeds onderschattingen. In Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië zijn die cijfers het dubbele en in Japan staan ze op een recordhoogte. Bovendien kunnen de gigantisch hoge olieprijzen een stok in de wielen steken van de korte Aziatische economische expansie, waardoor China en Japan in een recessie zouden belanden.

De groei die er is, concentreert voornamelijk in één land: de VS, en zelfs daar is de groei voornamelijk beperkt tot de consumptiesfeer. Zelfs in de VS zijn de symptomen tegenstrijdig, ondanks het herstel. De bewijzen voor een herstel van de productieve investeringen, motor van elke opgang, zijn niet overtuigend. Dit is nauw verbonden met de rendabiliteit van de ondernemingen. De kapitalisten proberen wanhopig om de winstvoeten te herstellen ten koste van de werkende klasse. Het huidige herstel in de VS gaat gepaard met een toename van de werkloosheid, met verdere bezuiniging, sluitingen, ontslagen, afslankingen en besparingen. De meerderheid van de Amerikanen voelt dit herstel dan ook niet als dusdanig aan. Nu begint de Amerikaanse bourgeoisie zich weer zorgen te maken om het gevaar van inflatie – vooral de hoge olieprijs bedreigt het herstel.

In het laatste verslag van de bevolkingstatistieken van de Amerikaanse overheid staat te lezen dat onder George Bush het aantal Amerikanen dat in armoede leeft met 1,5 miljoen is gestegen in 2003, het derde stijgingsjaar op rij. Momenteel leven bijna 36 miljoen Amerikanen in armoede (zeer eng gedefinieerd door het Statistisch Bureau, je moet bijna sterven van de honger om als arme gekwalificeerd te worden, met slechts een jaarinkomen van 6.000 dollar). Dat vertegenwoordigt 12,5 procent van de bevolking. Kinderarmoede is nog erger. In de VS zitten 13 miljoen kinderen in de armoede, oftewel 17,6 procent van de kinderen, ten opzichte van 16,7 procent voordien. Deze armoedecijfers, zelfs als ze gedefinieerd worden door het Statistisch Bureau, zijn niet beter dan in de late jaren ’60.

Om te begrijpen wat er echt aan de hand is, hebben we nood aan een historische analogie. Vandaag is de bourgeoisie euforisch als er een groei van 3 procent wordt bereikt. Historisch gezien is dat echter een zeer laag percentage. Laten we eens kijken naar de groeicijfers van het BBP van de ontwikkelde kapitalistische landen in de tien jaar voor de eerste naoorlogse recessie in 1973:

Japan: 146 procent
Canada: 69 procent
Frankrijk: 69 procent
Italië: 58 procent
West-Duitsland: 54 procent
VS: 48 procent
OESO: 63 procent

Uit deze cijfers kunnen we afleiden dat in perioden van economische opgang de gemiddelde jaarlijkse groei binnen de landen van de OESO (5 procent) meer dan het dubbele is van de groeicijfers die men vandaag verhoopt (zonder veel succes overigens), terwijl Japan eigenlijk een jaarlijkse groei van meer dan 9,4 procent bereikte.

Alle maatregelen die de Japanse kapitalisten genomen hebben onder druk van Washington hebben niet het gewenste effect bereikt. Dit is een duidelijk antwoord aan de keynesianen in de arbeidersbeweging, die geloven dat er een weg uit de crisis is door de economie te stimuleren met openbare uitgaven. Japan heeft in de afgelopen periode in feite een keynesiaans beleid gevoerd. Ze lanceerden het grootste programma van openbare uitgaven sinds 1945. Wat was echter het resultaat? De Japanse economie werd overladen met schulden. Van een begrotingssurplus van 1,4 procent van het BBP in 2000 ging men naar een tekort van 4,6 procent van het BBP in 2003. Evenmin garandeerde dit beleid stabiele groei op lange termijn.

De slechte staat van de wereldeconomie vindt zijn uitdrukking in de globale tendens tot deflatie. In de eerste twee kwartalen van 2003 groeide het nominale BBP van de G7 met slechts 2 procent op jaarbasis. En die groei wordt slechts ondersteund door de uitgaven van de Amerikaanse consumenten. Consumentenuitgaven stijgen in de VS jaarlijks met 3 procent, terwijl dat in Japan 1,8 procent is en in Duitsland 0,8 procent. Binnen de EU is de groei in de laatste drie jaar zelfs trager geweest dan in Japan. In Italië en België daalt het consumentenvertrouwen tot het diepste punt in respectievelijk negen en tien jaar. In Nederland staat het op het laagste niveau sinds 1958. De EU voorspelt slechts een groei van 0,75 procent.

De VS en de wereld

De Amerikaanse bourgeoisie is erin geslaagd het hoofd boven water te houden door zijn bijzondere positie en enorme economische en financiële macht aan te wenden. Vanuit een orthodox burgerlijk oogpunt beschouwd, heeft ze echter onverantwoord gehandeld. In de poging een inzinking te vermijden, heeft ze een reeks van nieuwe tegenstellingen en onevenwichten veroorzaakt die uiteindelijk het hele systeem van wereldhandel kunnen ondermijnen, dat zo moeizaam is opgebouwd na de Tweede Wereldoorlog. Dit confronteert het wereldkapitalisme met een immens risico. De dominante groep in Washington trekt zich hier nochtans niets van aan. Het zijn immers kortzichtige geldwolven die enkel de Amerikaanse belangen voor ogen houden. Hun slogan is: “Wat goed is voor Amerika, is goed voor de wereld.” Helaas is dit niet noodzakelijk het geval.

De globale crisis van het kapitalisme is in wezen een crisis van overproductie (uitgedrukt als overcapaciteit). De crisis wordt verzwaard door schulden en tekorten, al zijn deze niet de oorzaak maar wel de symptomen van het onderliggende probleem. Om het huidige handelstekort te neutraliseren, moet de VS minder importeren en meer exporteren. In de huidige omstandigheden brengt dit Amerika evenwel automatisch in conflict met de rest van de wereld. Om de opleving van de Amerikaanse economie te handhaven, moeten er nieuwe markten voor haar producten gevonden worden. Dit kan enkel ten koste van Azië en Europa. Als de toename van de vraag in de VS er enkel toe dient om het volume van de import uit de rest van de wereld te verhogen, zal dat volkomen contraproductief geweest zijn vanuit het standpunt van de Amerikaanse bourgeoisie.

Een herstel gebaseerd op de groei van de consumentenvraag vertegenwoordigt geen gezond economisch herstel. Ondanks de hoge groeicijfers toont de onverbiddelijk hoge werkloosheid de onderhuidse ziekte van de Amerikaanse economie. Dit heeft het pad geëffend voor een lawaaierige protectionistische lobby die maatregelen eist om de industrie te beschermen tegen buitenlandse concurrentie, in het bijzonder vanuit China, dat een groot handelsoverschot heeft met de VS, ongeveer ter waarde van de helft van het totale Amerikaanse tekort. Deze situatie werkt toenemende spanning in de hand tussen China en de VS. Het gaat echter niet enkel om China. Taiwan, Zuid-Korea en andere Aziatische economieën zijn ook gegroeid ten koste van de VS, dankzij het feit dat zij bewust hun munten laag hebben gehouden.

In de laatste drie jaar zijn 3 miljoen banen verloren gegaan in de Amerikaanse verwerkende industrie, bijna een zesde van de sector. Een zakkende dollar is een manier om de competitiviteit van de Amerikaanse export te verhogen. Met andere woorden, het is een manier om werkloosheid te exporteren naar Europa en Japan. Het zal nog meer druk leggen op Europa en de spanningen tussen Europa en Amerika vergroten. Een zwakkere dollar zal ongetwijfeld de Amerikaanse export opkrikken, evenwel ten koste van Europa, China en Japan. Het zal de sociale spanningen verscherpen en de klassenstrijd in deze landen aanwakkeren. Dat laat de Amerikaanse bourgeoisie evenwel onverschillig, terwijl ze heftig maatregelen eisen tegen China en andere concurrenten op de wereldmarkt. Dit is een maatstaf voor de diepte van de wereldwijde crisis.

De Chinese economie is snel blijven groeien, veel sneller dan de rest van de wereld. Deze kolos zal in de toekomst zeker een sleutelrol spelen in de wereldgeschiedenis. In de context van de wereldeconomie heeft het de rol gespeeld waarvan het Westen ooit dacht dat Rusland die zou spelen. Ondanks de beschuldigingen dat China heeft geprofiteerd van de uitvoer naar de VS en andere markten, is de groei van haar invoer sneller dan van haar uitvoer, namelijk 40 procent per jaar tegenover ongeveer 30 procent. Maar dit maakt geen indruk op de VS, dat een groot tekort heeft in zijn handel met China. Eigenlijk is het bilaterale tekort met China nu groter dan het tekort met Japan. De Chinese munt, de yuan, is gekoppeld aan de Amerikaanse dollar, en staat vast op 8,3: 1 dollar sinds 1994. Aanvankelijk oogstten de Chinezen hiervoor lof. Nu zegt men dat de yuan ondergewaardeerd is voor wel 56 procent, en China wordt ervan beschuldigd goedkope producten te dumpen op de Amerikaanse markt.

Peking houdt zich staande tegen de Amerikaanse druk om de yuan te herwaarderen, uit vrees voor de sociale en politieke impact van werkloosheid. Dit leidde tot een hysterische campagne in de VS tegen China. Er wordt geprobeerd tarieven te heffen op Chinese goederen wanneer blijkt dat deze de markt zouden ‘verstoren’. Tot zover het Amerikaanse engagement met betrekking tot vrijhandel!

De economieën van Azië zijn afhankelijk van de Amerikaanse markt. Export vertegenwoordigt nu 64 procent van het Aziatische BBP, tegenover 55 procent in de jaren ’90. De kapitalisten van Taiwan, Zuid-Korea en China kopen dollars aan om te vermijden dat deze zou zakken en stimuleren zo hun export ten koste van de VS. Ze moeten hun export kunstmatig goedkoop houden om hun op export gestoelde groei aan te houden. Dit veroorzaakt echter ernstige tegenstellingen met de kapitalisten van de VS, die de import willen beperken en hun deel van de wereldmarkt willen vergroten. De spanning is verscherpt, niet enkel tussen de VS en Europa, maar ook tussen de VS en Azië. Uiteindelijk konden de pogingen van de Aziatische kapitalisten niet voorkomen dat de dollar nog verder zakte.

Het centrale probleem is dat de hele wereld nu afhangt van de economie van één land: de Verenigde Staten. Vroeger was dit niet het geval. Sterke economieën als Japan en West-Duitsland werkten als locomotieven voor de wereldeconomie, naast de VS, en konden de last overnemen wanneer de VS wankelde. Maar dit is niet langer mogelijk. Na tien jaar recessie toont Japan eindelijk tekenen van herstel. De andere voormalige motor van de wereldeconomie, Duitsland, blijft evenwel stagneren met 4,4 miljoen werklozen (ongeveer 10 procent). De belangrijkste steunpilaar voor de wereldeconomie blijft de groei van de consumentenvraag in de VS, waardoor de rest van de wereld markten krijgt voor hun export. Als dit begint te stokken, dan zal de wereldeconomie zich vastrijden.

Dit wijst op een fundamenteel probleem. De laatste jaren is de import van de VS een pak groter dan haar export. Amerika trekt import aan van andere landen, en houdt hen zo overeind. Dit is erg aangenaam voor Europese, Chinese en Japanse producenten, maar minder aangenaam voor hun Amerikaanse collega’s. Amerikaanse industrieën worden tot sluitingen gedwongen en Amerikaanse arbeiders verliezen hun banen. Bovendien is de toename van het Amerikaanse tekort op de lopende rekening alarmerend. Als het aan het hoge tempo van vorig jaar was blijven groeien, dan zou het naar schatting 800 miljard dollar of 7 procent van het Amerikaanse BBP bedragen hebben aan het einde van 2004. Dit zou een onhoudbare situatie zijn, een gigantische aderlating waarbij de enorme interesten grote delen van de Amerikaanse rijkdom zouden versluizen. Zoals we echter een jaar geleden voorspelden, lieten ze niet toe dat het zo ver kwam. De ‘onzichtbare hand’ van de markt kwam immers tijdig tussenbeide om een correctie door te voeren via een devaluatie van de dollar. Dit zal ernstige gevolgen hebben voor de wereldeconomie.

Het huidige tekort op de lopende rekening is het grootste in de Amerikaanse geschiedenis. Vroeger was de VS de grootste schuldeiser ter wereld. Nu is zij de grootste schuldenaar. Zelfs aan het einde van de 19e eeuw, na de Burgeroorlog, was het Amerikaanse tekort doorgaans minder dan 3 procent van het BBP. Aan het einde van de jaren ’70, na decennia van overschotten op de lopende rekening, bezat de VS een nettovoorraad aan buitenlandse activa ter waarde van 10 procent van haar BBP. Maar in de jaren ’80 veranderden aanhoudende tekorten op de lopende rekening de VS in een nettoschuldenaar. Sindsdien is deze schuld steeds groter geworden.

Deze situatie wordt enkel in stand gehouden door de massale toestroom van buitenlands kapitaal. Wat toestroomt kan echter ook wegstromen wanneer buitenlandse investeerders beseffen dat de hele structuur gebouwd is op drijfzand. In de tijd van Reagan klom het tekort tot 3,4 procent van het BBP. Nu komt het op 589,5 miljard dollar (juni 2004) oftewel 5,2 procent van het BBP. Als men dit ongemoeid laat, zullen de interestbetalingen op de oplopende schulden een onaanvaardbare last vormen voor de Amerikaanse rijkdom. Dit zal natuurlijk niet gebeuren, omdat zoals we eerder hebben uitgelegd, de buitenlanders lang op voorhand hun dollars van de hand zullen beginnen te doen, met een steile devaluatie van de Amerikaanse munt tot gevolg. Dat is al stilaan aan het gebeuren.

Het handvest van het IMF verbiedt manipulatie van de munten om landen geen ‘oneerlijk concurrentievoordeel’ tegenover hun handelspartners te geven. In oorlog en liefde is echter alles geoorloofd, zoals men zegt, en dit geldt evenzeer voor handelsoorlogen. Helaas voor de Europeanen en de kapitalisten van Azië heeft Amerika de meeste spierkracht in de strijd om de wereldmarkten. Bush heeft reeds getoond dat regels en voorschriften er weinig toe doen wanneer het gaat om een strijd om vitale belangen. Hij was nog maar net geïnstalleerd in het Witte Huis, of hij verbrak de Kyoto-akkoorden. Vervolgens negeerde of verwierp hij internationale verdragen over ontwapening, handel en ander onderwerpen die hem niet uitkwamen – of, om precies te zijn, de belangen van de grote Amerikaanse bedrijven.

Heel deze situatie is volstrekt ongezond en kan niet blijven duren. De Amerikaanse dollar staat reeds onder druk. Gedurende achttien maanden daalde hij gestaag en schommelde toen op het peil van de euro. Maar niet voor lang meer. Sinds zijn piek in 2002 zakte de dollar sterk tegenover de munten van zijn handelspartners. De Amerikanen hopen dat dit zal gebeuren via een gecontroleerde ‘correctie’. Nochtans variëren de schattingen omtrent een noodzakelijke waardevermindering tussen 15 en 50 procent. Een waardevermindering van 50 procent zou de euro over 2 dollar duwen en de yen tot minder dan 60 voor een dollar. Zo’n enorme devaluatie is uiterst moeilijk te controleren.

Zodra men grote hoeveelheden dollars begint te dumpen op de financiële markten, kan dit escaleren tot grootschalige paniek. Het gevaar bestaat van een moeilijk te doorbreken neerwaartse spiraal waarin de ene factor inspeelt op de andere, met een neergang van de gehele wereldeconomie tot gevolg. Een gebrek aan vraag leidt tot dalende prijzen en winsten, die vervolgens leiden tot minder investeringen, bedrijfssluitingen en toenemende werkloosheid. Deze factoren ondermijnen het consumentenvertrouwen, met een vermindering van de vraag tot gevolg enzovoort. Wat gebeurd is in Zuidoost-Azië, kan zich herhalen met veel verwoestender gevolgen door de Amerikaanse dollar. Dit zou de wereldeconomie gemakkelijk in een diepe inzinking kunnen trekken, zoals we lezen in The Economist:

“Dit soort waardeverminderingen is uiterst riskant. Hoe meer een munt zakt, des te groter het gevaar dat deze te diep, te snel zakt. Een plotse crash van de dollar kan financiële markten doen instorten en de wereld in een recessie sleuren.” (The Economist, 20 september 2003).

Het magazine waarschuwt verder:
“Bovendien is een evenredige daling tegenover andere munten onwaarschijnlijk. De vastberadenheid waarmee de Aziatische centrale banken hun munten niet hebben laten stijgen, hebben de waardedaling van de dollar vooral geconcentreerd op de euro, met een daling van 20 procent tegenover de Europese munt sinds het begin van 2002, in tegenstelling tot de algemene 8 procent. Een verdere, nog diepere daling van de dollar tegenover de euro zou de Europese economieën waarschijnlijk kelderen.” (Ibid.)

Tot slot wordt gesteld dat “het risico op een crash van de dollar en een daaropvolgende financiële inzakking niet verwaarloosbaar is.” De aan Harvard verbonden hoofdeconoom van het IMF, Ken Rogoff, verwoordt het zo: “De wereld staat op het punt zich in een waterval te werpen zonder te weten hoe diep deze is.” (Ibid.)

Ondanks al deze waarschuwingen weerspiegelt de diepe val van de dollar de ongezonde positie van de Amerikaanse economie en financiën. Het consumentenvertrouwen toont een duidelijke neergang, wat een reflectie is van de hoge schulden en de onzekere toekomst. De toename van de prijzen is hoger dan die van de lonen. Het grote begrotingstekort (momenteel 4,7 procent van het BBP) beperkt de marges voor toekomstige belasting- en intrestverlagingen. Dit betekent dat de wereldeconomie niet veel langer zal kunnen afhangen van de VS. Dit proces bereikt zijn grenzen. De Amerikaanse bourgeoisie maakt zich hier niet veel zorgen om. Zij laat de val van de dollar toe om een voordeel te verwerven tegenover haar rivalen. Ze zal proberen de eigen problemen op te lossen ten koste van China, Europa en Japan, zelfs wanneer de tol hiervoor chaos is op wereldschaal.

Gedurende enige jaren heeft de bourgeoisie zonder ophouden het idee verspreid dat de komst van de globalisering oude contradicties tussen natiestaten had opgeheven en een basis had gelegd voor vrede en welvaart in de toekomst. Onbenullige revisionisten zoals professor Hobsbawm hebben deze argumenten zonder tegenpruttelen geslikt. Zij doen hun best de beweging naar vrijhandel en globalisering voor te stellen als een onvermijdelijk en automatisch proces, waarbij ze de contradicties en tegenstrijdige tendensen over het hoofd zien. In feite toont het meest oppervlakkige onderzoek van de geschiedenis aan dat periodes van meer vrijhandel (zoals voor de Eerste Wereldoorlog) werden afgewisseld door periodes van woeste handelsoorlogen en protectionisme (zoals in de jaren ‘30), en dat de bourgeoisie zal teruggrijpen naar protectionisme telkens haar belangen worden bedreigd. Dit geldt evenzeer voor de hedendaagse tijd als voor toen Marx of Lenin leefden.

Ondanks een decennium of meer van ‘globalisering’ is er niet een van de oude contradicties verdwenen. Integendeel, ze zijn duizendmaal vermenigvuldigd en gereproduceerd op een veel grotere schaal dan ooit tevoren. De conflicten worden voor onze ogen uitgespeeld en slaan zonder ophouden en met een ongelofelijke snelheid van het ene land en continent op het andere over. Het nationale vraagstuk heeft in plaats van te verdwijnen, zoals Hobsbawm en anderen veronderstelden, overal een intens en bijzonder giftig karakter gekregen. De ene oorlog volgt kort op de andere. En in wezen toont dit de impasse van de wereldeconomie, gekluisterd en verstikt in de dwangbuis van de ‘vrijemarkteconomie’. Dit is het tijdperk van het wilde, agressieve kapitalisme.

Deze onderliggende tegenstellingen zijn de echte verklaring voor de verandering van Amerika’s rol in de wereld en zijn agressievere, uithalende imperialisme. De kapitalisten van alle landen worden geconfronteerd met de ijzeren noodzaak nieuwe markten, ruwe grondstoffen en invloedssferen te veroveren. In de huidige situatie zullen ze zelfs de strijd aangaan voor de kleinste markten, zoals honden die vechten om een been. In dit klimaat is het idee dat zogezegd onpartijdige internationale fora conflicten kunnen uitbannen even onzinnig als het idee dat men een mensenetende tijger zou kunnen overtuigen gras te eten. Dit geldt niet alleen voor de VN maar eveneens voor de WTO (Wereldhandelsorganisatie), waarvan de toekomst nu in vraag wordt gesteld.

De protectionistische dreiging

Wat de strategen van het kapitaal werkelijk zorgen baart, is niet zozeer een neergang van de economie, maar de dreiging van protectionisme. Het kapitalistische systeem zal altijd uit zelfs de diepste crisis geraken. Ze deden dit in 1939 door ten oorlog te trekken. Inderdaad, de tegenstellingen tussen de kapitalistische machten zijn zo ernstig dat het in het verleden aanleiding gegeven zouden hebben tot oorlog tussen de VS, Europa en Japan. Om redenen die we in voorgaande teksten reeds verklaarden, is een nieuwe wereldoorlog uitgesloten, toch in de nabije toekomst. Alle geaccumuleerde tegenstellingen in het wereldkapitalisme moeten zich daarom via andere kanalen uitdrukken. Dit drukt zich uit in een toename van protectionistische tendensen, wat een dreiging vormt voor het delicate weefsel van de wereldhandel dat na 1945 zo moeizaam tot stand kwam.

De uitbreiding van de wereldhandel (de intensifiëring van de internationale arbeidsdeling) was een van de voornaamste factoren die mogelijk maakten dat het wereldkapitalisme een diepe neergang kon vermijden en de resultaten kon bereiken die de laatste vijftig jaar werden neergezet. Handelsbarrières, tenminste tussen de ontwikkelde kapitalistische landen, werden substantieel verlaagd sinds de jaren ’60. Op deze manier werd een van de belangrijkste obstakels voor economische groei, namelijk de natiestaat, gedeeltelijk en tijdelijk overwonnen. Er is echter geen garantie dat deze situatie in de toekomst zal aanhouden. Historisch gezien zijn perioden van economische opgang en relatief vrije handel steeds gevolgd geweest door perioden van neergang gepaard met protectionisme zoals in de jaren ‘30. Dat is de belangrijkste zorg voor de bourgeoisie vandaag.

Het in duigen vallen van de besprekingen over de wereldhandel in Cancun 2003 was een waarschuwing dat de antagonismen tussen de belangrijkste kapitalistische machten – en tussen hen en de onderontwikkelde wereld – een nieuwe en kwalijke omvang hebben aangenomen. Het redactioneel artikel van The Economist stelde: “De mislukking in Cancun is een gevaar voor de hele wereld. Dit minder dan vier jaar na een gelijkaardige flop te Seattle in 1999, waar pogingen om handelsbesprekingen mislukten omringd door straatgeweld. Na twee zulke ernstige vernederingen in vier jaar tijd, bevindt de WTO zich in enorme problemen.” (The Economist, 20 september 2003.)

Het spreekt vanzelf dat de besprekingen niet flopten vanwege de demonstaties in de straten, maar door de vijandigheden tussen de kapitalistische machten onderling. De Amerikanen wilden de subsidies voor katoenproducenten niet verlagen. De mate van ondersteuning die in de OESO aan landbouwers gegeven wordt, bleef min of meer dezelfde de voorbije vijftien jaar – rond de 300 miljard dollar. In de VS ontvangen 25.000 katoenproducenten meer dan 3 miljard dollar subsidies per jaar. Dit heeft vooral gevolgen voor producenten in arme landen. The Economist was vrij duidelijk over de redenen waarom Washington dit standpunt innam: “Er staan presidentsverkiezingen voor de deur in Amerika: uitgehongerde boeren zijn geen interessant electoraat.” (ibid.) De VS is echter niet het enige land dat zich op deze wijze gedraagt. Japan is niet bereid de subsidies aan rijstproducenten te verminderen. De EU weigert de subsidies aan haar landbouwers te verlagen. Op welke manier dan ook, allemaal passen ze protectionistische maatregelen toe.

De WTO werd gevormd uit de oude GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) dat door de rijke landen geleid werd. Arme landen speelden bijna geen rol. De pogingen van de bourgeoisie van de arme landen om hun belangen te verdedigen hebben evenwel geleid tot stopzetting van de besprekingen. De Amerikaanse, Japanse en Europese imperialisten zijn ondanks al hun hypocrisie niet geïnteresseerd in het standpunt van de arme landen, maar enkel in het veroveren en behouden van markten, ruwe materialen en invloedssferen. Vooral de VS hanteerde een harde lijn in Cancun en saboteerde werkelijk de besprekingen. Het is nu helemaal niet duidelijk of de WTO-besprekingen hervat kunnen worden.

Al het gepraat over de ‘heilige principes van de vrije markt’ is volledig hol gebleken. Amerika – en elk ander land – verdedigt cynisch haar eigen belangen. Het is een kwestie van “ieder voor zichzelf en moge de sterkste winnen!” Ze zijn voor het beschermen van Amerikaanse bedrijven en landbouwbelangen, eerst en voor alles. Daarom wilden de Amerikanen dat de besprekingen in Cancun faalden. In realiteit is al sinds minstens een decennium de protectionistische stemming aan het toenemen in de VS. De VS, in haar rol van motor van de wereldeconomie, heeft gretig geïmporteerd. Het handelstekort vliegt de hoogte in terwijl banen sneuvelen. De woede van de gedupeerden wordt gericht naar China en andere concurrenten.

China heeft nu een enorm handelssurplus met de VS. De Amerikaanse kapitalisten eisen dat China de yuan herwaardeert of de gevolgen onder ogen ziet. Maar China lijkt zich tot niets verplicht te voelen. De redenen hiervoor zijn niet enkel economisch, maar ook sociaal en politiek. Een oud Chinees spreekwoord zegt: “Hij die een tijger bestijgt, zal het moeilijk hebben af te stijgen.” Met meer dan 150 miljoen werklozen en een weerspannige arbeidersklasse en boerenbevolking stijgen de sociale spanningen. Er is diepe verdeeldheid en splitsingen binnen de heersende bureaucratie. De ene vleugel wil de beweging richting kapitalisme versnellen, de grote staatsbedrijven sluiten en zo de werkloosheid de lucht in jagen. De andere vleugel (‘de conservatieven’) vreest dat dit een sociale explosie tot gevolg zou kunnen hebben.

“De regering is diep bezorgd om de instabiliteit die zou kunnen optreden als gevolg [van een devaluatie van de yuan en het vertragen van de economische groei],” schrijft The Economist. “Sinds een aantal jaren onttrekt ze haar huidige legitimiteit uit de aanhoudende economische boom. Ze vrezen dat bemoeinissen met de muntwaarde de werkloosheid zal doen stijgen, de deflatoire druk zal doen toenemen en het banksysteem zal doen instorten.” (The Economist, 20/9/03)

Ondanks de snelle groei – eigenlijk gedeeltelijk ten gevolge ervan – balanceert de Chinese economie fijntjes op de rand van een afgrond. Het krediet neemt gevaarlijke proporties aan. De proliferatie van financiële schandalen en de creatie van een luchtbel in de vastgoedsector zijn beide symptomen die men associeert met het hoogtepunt van een boom, de voorbode van een inzinking. Een economische crisis in China zou machtige sociale krachten ontketenen die een gevaar betekenen voor de gevestigde orde. De arbeiders en boeren van China hebben totnogtoe de beweging richting kapitalisme knarsetandend aanvaard uit hoop op beterschap. Als die hoop onterecht blijkt, kunnen ze snel in een revolutionaire richting evolueren. Er waren reeds explosieve bewegingen, hoewel niet van algemene aard, die vroege schokken zijn van de aardbeving die de toekomst zal brengen. Om op z'n minst de illusie van vooruitgang overeind te houden zal het noodzakelijk zijn een snelle groeivoet te behouden om de werkloosheid binnen min of meer aanvaardbare grenzen te houden.

Om al deze redenen kan Peking het zich niet veroorloven het ritme van de economische groei te verlagen om Washington een plezier te doen. En aangezien de kapitalisten van de andere Aziatische economieën doodsbenauwd zijn dat China hun eigen markten zal innemen met goedkope importproducten, zullen zij ook niet toelaten dat hun wisselkoersen stijgen zonder dat China het hen voordoet. Als gevolg blijft de druk stijgen op de VS en de Amerikaanse industrie in het bijzonder.

Alsof dat niet genoeg is, blijft er ook in China geïnvesteerd worden aan een buitengewoon tempo. In 2002 ontving China 's werelds hoogste aantal directe investeringen, een totaal van 53 miljard dollar.De economie groeit nu met 9,6 procent per jaar. De Chinese industrie draait op volle toeren, gebruik makend van goedkope arbeid, immense hoeveelheden allerlei soorten goederen uitbrakend over de wereldmarkt, eigenlijk de Amerikaanse markt. Bovendien is volgens The Economist de yuan maar liefst 56 procent ondergewaardeerd. China's bilateraal handelsoverschot met Amerika is nu groter dan dat van Japan. Dit kan men niet tot in het oneindige laten begaan.

De Amerikaanse bourgeoisie zag China enkel als een uitgestrekte markt voor haar producten en een winstgevende regio voor investeringen. Dat is gedeeltelijk de reden waarom ze allemaal zo happig waren China op te nemen in de WTO. De andere reden was China stevig vast te ankeren in kapitalistische wereldmarkt. Deze strategie is echter in hun gezicht ontploft. Inderdaad, China is een grote markt die jaarlijks meer dan 40 procent importproducten absorbeert. Import van auto's naar China steeg in 2003 met meer dan 60 procent vergeleken met 2002 bijvoorbeeld. Wat de Amerikanen echter niet begrepen is dat China ook een formidabele exporteur zou worden. Dit werd niet voorzien!

In de VS wordt de druk om protectionistische maatregelen te nemen onweerstaanbaar. Op de website Save American Manufacturing (Red de Amerikaanse Industrie) maant een cartoon van Uncle Sam je aan om “je aan te sluiten bij de strijd om de deïndustrialisering van de Verenigde Staten een halt toe te roepen”. China wordt met de vinger gewezen voor het verlies van 1 op 3 banen in de industrie tijdens de laatste drie jaar, net zoals Japan de schuldige was in het verleden. Joseph Liebermann, een van de mededingers naar de presidentskandidatuur voor de Democraten en zogezegd voorstander van vrije handel, heeft China beschuldigd van een ‘economische aanval’.

Dit is reeds oorlogstaal. Amerika wordt uitgenodigd om ‘zichzelf te verdedigen’. Onder de voorwaarden voor China's toegang tot de WTO zijn er een aantal ‘veiligheidskleppen’ die landen toelaten tarieven op te leggen aan Chinese goederen waarvan men oordeelt dat ze de ‘markt zullen verstoren’. Het verstrijken van het Multivezelakkoord eind 2004 zou het startschot kunnen zijn voor een botsing tussen de twee landen. Met haar immens leger van laagbetaalde arbeiders zou China de meestbevoordeelde zijn door een eind aan het quotasysteem dat de wereldhandel in textiel tientallen jaren heeft geregeerd. Volgens sommige schattingen zou haar aandeel in de Amerikaanse textielmarkt toenemen van 12 tot 30 procent als de beperkingen worden opgeheven. De roep om protectionisme zal oorverdovend klinken.

Bush wordt geacht een vrijhandelaar te zijn. Hij heeft ook China's hulp nodig in zijn zaken met Noord-Korea. Dit zal echter allemaal tot stof herleid worden bij de presidentsverkiezingen, wanneer staten zoals Ohio eisen dat er om banen te redden actie ondernomen wordt tegen China. Als Peking er niets aan doet om de situatie te veranderen (en het is moeilijk een manier te zien waarop ze dit zouden kunnen), zal dit uitmonden in een handelsoorlog tussen Amerika en China met desastreuze gevolgen – vooral voor China. Zo’n ontwikkeling zou het einde van de WTO inluiden als een functionerend orgaan en zou ernstige repercussies hebben voor de gehele structuur van de wereldhandel.

Het hoogtepunt van Amerikaanse arrogantie was de uitdaging van de VN-Veiligheidsraad in verband met de oorlog in Irak. Amerika besloot los te breken en vertrappelde als een wilde olifant alle overeenkomsten, resoluties en diplomatische protocollen. Het was net een heruitgave van de oude imperialistische politiek aan het eind van de 19de eeuw, toen Amerika onder McKinley en Theodore Roosevelt voor het eerst het idee vooropstelde “zacht te spreken en een grote stok bij de hand te hebben” om over de wereld te heersen. Het echte doel van Amerika was de Europese imperialisten te ondermijnen en hun imperia in te pikken, vooral in Azië.

Nu zijn de krachtsverhoudingen op wereldschaal hoe dan ook volstrekt anders. Amerika's weg naar uitbreiding in Azië wordt geblokkeerd door China dat nu een kolossale en groeiende macht vertegenwoordigt. Dit baart Washington zorgen. In het verleden toen Amerika haar zinnen op Azië had gezet, was China een zwak en ontbindend rijk met een verouderde semi-feodale economie. De Amerikaanse imperialisten wedijverden met hun Europese rivalen om het levende lichaam van China te verdelen, stukken territorium te bezetten en in ‘concessie’ te nemen. China was niet bij machte weerstand te bieden. Nu staan de zaken er heel anders voor. De Chinese Revolutie transformeerde de situatie op een radicale manier, ondanks de misdaden van het maoïsme. Achterlijkheid werd verdreven en er werd een stevige basis voor spectaculaire groei gelegd. Het resultaat is dat China zelf opdoemt als een grootmacht in Azië.

Er heeft zich een verschuiving in de krachtsverhoudingen voorgedaan in Azië. De groeiende economische macht van China is het centrale element in de vergelijking. Japan buiten beschouwing gelaten, is China nu de reus van de regio met de snelst groeiende economie en de grootste reserves. Economische en industriële macht zijn de basis voor militaire macht. De recente lancering van een Chinese satelliet is een waarschuwing dat China's economische vooruitgang militaire implicaties heeft. Op lange termijn zal de toekomst van Azië beslist worden door een titanisch gevecht tussen de VS en China. Ondanks al de vriendschappelijkheid in het openbaar zijn beide partijen zich bewust van dit feit. De lawaaierige campagne in de VS tegen China is een uitdrukking van de onderliggende vijandigheid, die vroeg of laat aan de oppervlakte moet komen.

Het falen van de gesprekken in Cancun was een dodelijke klap voor de WTO. Het is mogelijk dat het opschorten van de besprekingen door de Amerikanen zelf in elkaar was gestoken. Het Congres (parlement) verkeert nu in een protectionistische razernij. Het is niet zeker dat het Amerikaanse Congres zal stemmen voor de vernieuwing van Amerika's lidmaatschap van de WTO. In plaats daarvan ontwikkelen de Amerikanen een reeks van bilaterale handelsovereenkomsten met andere landen. Dit past bij de algemene tendens van het Amerikaanse imperialisme om haar eigen belangen na te streven ongeacht de mening van andere staten. Ze bereiden zich voor op een krachtmeting waarbij ze al hun spierkracht zullen gebruiken om hun rivalen te overweldigen. Dit is het economische equivalent van ‘shock and awe’ (shockeren en overweldigen, de naam van het offensief tegen Irak).

Toch is niets ooit eenvoudig in de internationale economie en politiek. In dit complexe web van onderlinge relaties kan het één het ander op een dialectische manier beïnvloeden en het breekbare mechanisme van de wereldhandel onherstelbaar beschadigen. Op dezelfde manier als de klungelachtige tactieken van de VS in Irak het gehele Midden-Oosten dreigen te destabiliseren, kan hun economische intimidatie het delicate weefsel van de wereldhandel doen ontrafelen.

De wereldeconomie wordt verdeeld op regionale basis, aangezien elke rivaliserende imperialistische bende zich haast haar controle over verschillende delen van de aardbol te consolideren. Dit wordt aan de ene kant aangetoond door de vorming van de Eurozone en de bewegingen in de richting van een Europese militaire macht onafhankelijk van de NAVO (onafhankelijk van Amerika dus), aan de andere kant door de vorming van Nafta en de groeiende appetijt van de VS voor bilaterale handelsovereenkomsten. Het resultaat in de volgende periode zal een onafwendbare fragmentering van de internationale handel en toenemend protectionisme zijn.

Een toename in protectionisme is het onvermijdelijke gevolg van een periode van trage groei – het beste scenario voor de wereldeconomie in de volgende periode. The Economist waarschuwt onheilspellend: “De WTO is een fragiele organisatie, minder dan tien jaar oud. Het zou een lange periode van Amerikaanse afwezigheid niet overleven.” Natuurlijk zullen er tegengestelde tendensen zijn, maar de algemene trend zal er een zijn naar grotere wrijvingen en vijandigheden. De bourgeoisie begrijpt de noodzaak van vrijhandel, maar ze verstaat dat enkel op een abstracte manier. Van het moment dat vrijhandel hun levensnoodzakelijke nationale belangen aantast, reageren ze ertegen. Daarom betreden we een periode in de geschiedenis die meer zal lijken op de periode van de jaren ’30 dan op de laatste halve eeuw: een stormachtige periode voor de wereldeconomie die de achtergrond zal vormen voor oorlogen, revoluties en contrarevoluties in het ene land en continent na het andere.