Inleiding

Het document waarvan we hieronder het eerste deel publiceren (en dat uiteindelijk in vier delen gepubliceerd zal worden), behandelt de vooruitzichten van de marxistische tendens Vonk (In Defence Of Marxism, www.marxist.com internationaal) voor de socialistische wereldrevolutie. Het analyseert de wereldwijde crisis van het kapitalisme, economische perspectieven, het niveau van de klassenstrijd in de verschillende ontwikkelde kapitalistische landen, de revolutionaire ontwikkelingen in de voormalige koloniale landen en de zogenaamde Derde Wereld, de wereldwijde strijd tegen het imperialisme, de houding van het marxisme tegenover oorlog, de situatie in de massapartijen en vakorganisaties van de arbeidersklasse en de taken van de revolutionaire tendens.

Het document is een programmatorische uiteenzetting van de internationale marxistische tendens rond www.marxist.com. Het is de ideologische basis van waaruit we onze strijd voeren voor een massale marxistische beweging op wereldschaal.

We vragen alle lezers dit document zo wijd mogelijk te verspreiden onder arbeiders en jongeren. Vragen en suggesties zijn van harte welkom. Tot slot roepen we iedereen die instemt met deze ideeën op zich aan te sluiten bij de strijd voor de opbouw van de marxistische krachten en de socialistische wereldrevolutie.

De lezer dient wel in gedachten te houden dat dit document voor het eerst gepubliceerd werd half september 2002, waardoor nieuwe ontwikkelingen die sindsdien gebeurden niet in detail aan bod komen.

De redactie van Vonk

________________________________

Deel 1: De huidige situatie en onze taken

De wereldsituatie wordt gekenmerkt door toenemende wispelturigheid op elk niveau. De opstand van de productieve krachten tegen het keurslijf van het privé-bezit en de nationale staat wordt duidelijk door de huidige wereldcrisis. De burgerlijke economen konden de feiten niet langer ontkennen en hebben toegegeven dat de Amerikaanse economie in recessie verkeert. De angst van de strategen van het kapitaal blijkt uit het ene artikel na het andere. Dit betekent een keerpunt in de hele situatie.

Het marxisme verklaart het historische proces in laatste instantie door de ontwikkeling van de productieve krachten. De motor van het kapitalisme is de productie van koopwaar en kapitaalgoederen. Tijdens de recentste economische opgang heeft de burgerij van Amerika, en die van alle andere landen, enorme investeringen gedaan in nieuwe technologie, nieuwe fabrieken en nieuwe machines. Het resultaat is dat er nu op wereldschaal een massale overproductie (‘overproductiecapaciteit’) is ontstaan. In Azië alleen al bestaat er een gigantische productiecapaciteit die niet kan worden aangewend. Zelfs wanneer dit wordt aangepakt zal het niet mogelijk zijn terug te grijpen naar het soort van koortsachtige groei die de vorige periode kenmerkte. Een periode van moeizame groei, gepaard met hoge werkloosheid in alle landen, zal volgen.

Sinds 1945 heeft er zich geen situatie van globale instabiliteit meer voorgedaan zoals de huidige, namelijk een combinatie van oorlog en crisis. Lange tijd kende het kapitalisme een krachtige opgang met volledige tewerkstelling, stijgende levensstandaarden in de ontwikkelde kapitalistische landen en relatieve stabiliteit in de relaties tussen staten onderling. Momenteel betreedt de wereldeconomie de eerste simultane crisis sinds 1974. Dit is een unieke situatie die diepe bezorgdheid opwekt bij de strategen van het kapitaal.

Zelfs na de beurscrash van 1929 trof de crisis niet alle kapitalistische landen tegelijk. Amerika was eerst aan de beurt, gevolgd door Duitsland en Australië, dan pas Groot-Brittannië. Frankrijk ging pas echt in crisis in 1934 wanneer de VS reeds uit de crisis aan het komen was. Dit is onbekend terrein en de kapitalisten weten niet wat te verwachten. Dit is de reden voor de groeiende bezorgdheid bij de heersende klasse, die weerspiegeld wordt in de constante verlaging van intrestvoeten. De huidige crisis is een keerpunt in het historische proces. Na de ineenstorting van de USSR tien jaar geleden voelde de burgerij zich niet langer bedreigd door het ‘communisme’. Het kapitalistisch systeem (de ‘vrije markteconomie’) heerste almachtig. De heersende klasse voelde zich zelfzeker. Ze droomden van een economische opgang die eeuwig zou duren. Economen schreven over een ‘nieuw economisch paradigma’.

Deze situatie beïnvloedde de psychologie van alle klassen. De middenklasse (inclusief de bureaucratie van de arbeidersbeweging) volgde de burgerij in haar ‘markt’-ideologie. De arbeidersklasse zag geen alternatief en zocht naar individuele oplossingen voor haar problemen. Ondanks de extreme druk op de arbeiders, de opstapelende schulden, de lange werkuren, de stress en uitputting was het tijdelijk mogelijk een relatieve verbetering van de levensstandaard te verkrijgen. De kracht van het reformisme en vooral haar rechtervleugel (Blair enzovoort) en de geïsoleerdheid en zwakte van de krachten van het marxisme waren beide bepalend hierbij.

In een periode waarin de arbeiders niet deelnamen aan de strijd nam de druk van het kapitalisme op de arbeiders, en meerbepaald de top van de arbeidersorganisaties, met tienvoud toe. Ontdaan van druk vanuit de klasse verwierven de reformistische leiders en het apparaat van de vakbonden en de sociaal-democratie een ongeëvenaard niveau van ‘onafhankelijkheid’, wat eigenlijk neerkomt op afhankelijkheid van de burgerij en diens ideologie. De degeneratie van de massaorganisaties van de arbeiders nam extreme vormen aan. Dit proces heeft nu echter zijn limieten bereikt. Gedurende een periode zullen grote gebeurtenissen de massaorganisaties door elkaar schudden. Het hele proces zal omgekeerd worden.

Economische wereldcrisis

Geconfronteerd met de harde realiteit van een economische recessie, spannen de woordvoerders van de burgerij zich in om de meest optimistische interpretaties van de situatie naar voren te schuiven. Alan Greenspan beweert dat “het milde en korte karakter van de economische neergang een illustratie is van de merkelijke verbetering van de veerkracht en flexibiliteit van de economie. Het fundament blijft onaangetast en staat garant voor een aangehouden en gezonde groei: onevenwichten in inventarissen en kapitaalgoederen lijken grotendeels te zijn weggewerkt, inflatie staat op een vrij laag niveau en er wordt verwacht dat dit zo zal blijven. De groei in de productiviteit was opvallend sterk, wat impliceert dat er belangrijke ondersteuning is, zowel qua huishoudelijke en professionele consumptie als potentiële verlichting van kosten en prijsdruk.” Dit is wishful thinking.

Het tijdelijke herstel in het eerste kwartaal van 2002 van de Amerikaanse en Europese aandelenmarkten waren slechts tijdelijke ontwikkelingen. Na een herstel van 20 procent in augustus deed er zich wereldwijd in het begin van september weer een scherpe daling voor in de aandelenmarkten. In Japan viel de Nikkei-index terug tot zijn laagste niveau sinds 1983. In New York zakte het industrieel gemiddelde van de Dow Jones met meer dan 350 punten. Gelijkaardige negatieve resultaten werden opgetekend in Londen en op andere beurzen.

De meeste economen zijn het er nu over eens dat de VS voor een ‘double dip’-recessie staat. Dit bevestigt wat wij consistent hebben verdedigd: het herstel dat we eerder dit jaar konden waarnemen is enkel de aanloop naar een verder en steiler verval van de wereldeconomie. De huidige dalingen op de aandelenmarkten over heel de wereld zijn enkel het topje van de ijsberg. De wereldeconomie glijdt nog steeds bergafwaarts.

Gedurende juli en augustus was elk nieuw cijfer over de Amerikaanse economie slechter dan het vorige. De netto rijkdom van Amerikaanse gezinnen (inclusief aandelen, obligaties en eigendom) kende een daling met meer dan 20 procent in de laatste twee jaar sinds de ‘bear market’ (laagconjunctuur) op de beurzen in maart 2000 over de hele wereld begon. De index van het Amerikaanse Conference Board, die het vertrouwen van de consumenten moet weergeven, viel in juli terug van 106,4 tot 97,1, het laagste niveau sinds februari. De toekomstverwachtingen van de consument vertoonden zelfs een nog steilere neergang. Deze verwachtingen liepen terug van 107,2 tot 95,7. Als we in gedachten houden dat de wereldeconomie extreem afhankelijk is van de consumptie in de VS, wijzen deze cijfers op een ernstige daling.

De verkoop in de winkels daalt. Indexen die peilen naar het vertrouwen onder de Amerikaanse fabrikanten zijn eveneens verzwakt en de productie valt terug tot recessieniveau na een beperkte heropleving begin dit jaar. De cijfers over het BBP (bruto binnenlands product) in de VS voor het tweede kwartaal van dit jaar toonden een stijging van amper 1,1 procent, en vorige kwartalen werden neerwaarts gecorrigeerd, waarmee bevestigd wordt dat de Amerikaanse economie in 2001 weldegelijk naar een recessie was vergleden en dat er enkel een korte heropleving waar te nemen viel in het begin van 2002.

Bedrijfsinvesteringen daalden voor het zevende achtereenvolgende kwartaal. Langs de andere kant vertraagde de consumptie tot kruipsnelheid met een magere 1,9 procent vooruitgang. Dit na een groei van 3,1 procent in het eerste kwartaal. Enkel de regeringsuitgaven schoten de hoogte in. Door de lage intrestvoeten blijft natuurlijk voorlopig ook de vastgoedhoogconjunctuur aanhouden, net zoals in Groot-Brittannië, Australië en andere OESO-landen.

Er kan geen sprake zijn van een echte heropleving van het Amerikaanse kapitalisme totdat het peil van de winsten hersteld is. Onlangs maakten de top vijfhonderd van de Amerikaanse bedrijven hun inkomsten bekend. Hieruit blijkt dat de winsten slechts met 1 procent gestegen waren vergeleken met dezelfde tijd verleden jaar, toen ze op een zeer laag niveau stonden. In het laatste jaar gingen er meer dan 2 miljoen banen verloren in Amerika. Indien de winsten niet opmerkelijk verbeteren bestaat er geen realistisch vooruitzicht op een toename in investering, de echte motor achter elke economische opgang.

In Europa gaat het er al niet beter aan toe. De meeste Europese landen hebben economische groeicijfers gerapporteerd voor het tweede kwartaal van dit jaar. Eigenlijk was er bijna geen groei. Duitsland kende een groei van 0,3 procent en Italië een van 0,1 procent. Groot-Brittannië scoorde het beste met 0,7 procent. In Japan valt de productie met 0,5-1,0 procent per jaar. Deflatie blijft aan de orde van de dag met dalende prijzen. De regering is verlamd door de vraag wat er gedaan moet worden na twaalf jaar van recessie. Zelfs de dienstensector blijft in een neerwaartse spiraal, terwijl de werkloosheid naoorlogse hoogten bereikt. De consumentenschuld blijft meedogenloos toenemen.

De economische en politieke chaos in Argentinië blijft aanhouden zonder een teken van verandering. Brazilië wordt nu ook bedreigd met ineenstorting. Ondanks grote injecties van IMF-gelden blijven Turkse kapitalistische politici op een gelijkaardige manier verder aanmodderen, waardoor de dreiging ontstaat dat deze belangrijke medestander van Amerika in haar zogenaamde “oorlog tegen terrorisme” in een economische depressie terechtkomt.

Het wereldkapitalisme wordt ook bedreigd door twee zeepbellen. De eerste is de waarde van de Amerikaanse dollar. Deze verzwakte lichtelijk in het laatste jaar, maar zal de komende periode nog verder dalen. Aangezien de VS een handelstekort kent van 37 miljard dollar per maand is het huidige niveau van de Amerikaanse munt onhoudbaar. Op een zeker moment zullen de 9 triljoen dollar in activa die in handen zijn van buitenlandse kapitalisten vrijkomen, waarop een scherpe val in de waarde van de dollar zal volgen. De tweede grote zeepbel die zal openbarsten is de vastgoedsector. De huidige prijsstijgingen van 10 procent in de VS en 20 procent in Groot-Brittannië zijn niet houdbaar. Een neerwaartse trend in de vastgoedmarkt zal een negatief effect hebben op de uitgaven, waardoor de economie nog verder de dieperik in getrokken zal worden.

Ook de dreiging van een oorlog in Irak hangt als een donkere wolk boven de wereldeconomie. De explosieve politieke gevolgen nog terzijde gelaten is het duidelijk dat een Amerikaans militair avontuur in het Midden-Oosten onvermijdelijk zal leiden tot een scherpe toename van de olieprijzen. Dit zal sowieso het geval zijn, zelfs al gaat de oorlog goed voor Amerika. Als het een langgerekt conflict wordt, wat waarschijnlijker is, zal deze oorlog serieuze schade toebrengen aan de wereldeconomie.

Ondanks de overdreven beweringen van de burgerlijke economen was de economische groei in de laatste periode veel zwakker dan in de decennia die volgden op de Tweede Wereldoorlog. In de VS bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP tussen 1942 en 1966 4,5 procent. Van 1975 tot en met 1999 was dat maar 3,2 procent. De gemiddelde jaarlijkse groei in industriële productie was 5,3 procent tussen 1942 en 1966. Tussen 1975 en 1999 was dat maar 3,4 procent In dezelfde periode steeg de consumentenschuld van 64 procent van het jaarlijks persoonlijk beschikbaar inkomen in 1966 tot 97 procent in 1999.

De Federal Reserve (de nationale bank in de VS), gevangen tussen angst voor een wereldcrisis en angst voor inflatie, heeft duidelijk beslist alle waarschuwingen in de wind te slaan. De Reserve heeft elf achtereenvolgende verlagingen van de intrestvoeten doorgevoerd in minder dan twaalf maanden, een nooit vertoonde situatie. De intrestvoet in Amerika bedraagt nu 1,75 procent, het laagste peil sinds 1961. Er zijn echter grenzen aan hoe ver dit kan gaan en wat ermee bereikt kan worden. Het is duidelijk dat de intrestvoet niet minder dan nul kan zijn, hoewel vergeleken met de consumenten-prijs-index, de werkelijke intrestvoet in de VS op negatief staat. Deze situatie deed zich niet meer voor sinds de Grote Depressie van de jaren ‘30.

Marx legt uit dat krediet een middel is waarmee het kapitalistische systeem haar normale limieten kan overschrijden. De markt wordt voor een periode kunstmatig uitgebreid, maar enkel ten koste van de uitholling van de toekomstige vraag, aangezien krediet uiteindelijk terugbetaald moet worden met intrest er bovenop. Gedurende de hoogconjunctuur van de jaren ‘90 werden grote schulden opgebouwd, vooral in de VS. De drastische verlagingen van de intrestvoeten door Greenspan en de Federal Reserve zijn paniekmaatregelen gemotiveerd door de vrees voor een wereldwijde economische ineenstorting. Deze maatregelen hebben echter niet het verhoopte effect. Gezien de verpletterende schuld zal het niet helpen om nieuwe schulden en tekorten te creëren. Op deze manier zullen ze het slechtst mogelijke resultaat bekomen: een mengeling van stagnatie en inflatie, die voor een lange tijd een afremmend effect kan hebben op de Amerikaanse economie. Ook de bedrijfsinkomsten zijn in vrije val. Ze staan 44,9 procent lager dan een jaar eerder. De laatste keer dat de bedrijfsinkomsten zo fel daalden was in het derde kwartaal van 1938 en het vierde kwartaal van 1932 (de Grote Depressie).

In de praktijk zullen ze in de komende periode hoe dan ook allemaal een hoge staatsschuld hebben. Dit zal echter niets oplossen en enkel de crisis verscherpen. In 1939 hebben ze de tegenstellingen ‘opgelost’ met een wereldoorlog, maar deze piste lijkt deze keer geen optie. Onder deze omstandigheden zal het maken van schulden niet helpen. Het zal enkel de situatie verergeren, zoals het voorbeeld van Japan aantoont.

In Japan bedraagt de intrestvoet werkelijk 0 procent, maar dit heeft geen enkel effect gehad, behalve dan het verhogen van de openbare schuld tot een nooit eerder gezien en onhoudbaar niveau. In Amerika zorgt het hoge peil van de private schuld ervoor dat individuen en bedrijven niet geneigd zullen zijn nieuwe kredieten te openen, zelfs wanneer de intrestvoet zo laag ligt.

Dit betekent niet dat de burgerij geen keynesiaanse maatregelen zal aanwenden in een poging zich uit de crisis te trekken. Niettemin toont het voorbeeld van Japan dat onder de huidige omstandigheden keynesiaanse methoden de fundamentele problemen niet zullen oplossen maar zal leiden tot ernstige vertekeningen die eindigen in ‘stagflatie’, een mengeling van stagnatie en inflatie, het ergst mogelijke scenario.

In feite zien we dat Japan, ooit de leider van de wereldeconomie, van de ene recessie naar de andere evolueert zonder door een economische opgang te gaan. Een gelijkaardige situatie in de VS zou voor lange tijd de wereldeconomie aantasten. Japan bevindt zich nu in een staat van volledige deflatie nadat ze meer dan een decennium in een recessie vastzaten. De situatie in de VS vertoont duidelijke overeenkomsten met die van Japan tien jaar geleden. De beslissende factor is de ongeëvenaarde schuld die Japan erfde uit de periode van hoogconjunctuur in de jaren ‘80. Dit heeft de Japanse economie ervan weerhouden zich te herstellen in de laatste tien jaar. Gedurende de laatste twee jaar heeft de Japanse regering een som geld gelijk aan het totale BBP van Frankrijk geïnvesteerd, maar zonder resultaat.

De exacte natuur van de crisis, haar diepte en lengte, is moeilijk te bepalen, maar zal naar alle waarschijnlijkheid de meest ernstige zijn sinds 1974 en mogelijk sinds de Tweede Wereldoorlog. Het valt niet uit te sluiten dat dit in een depressie kan eindigen zoals na 1929. Indien de intensiteit van de crisis en de strijd voor afzetmarkten die er het resultaat van zal zijn, tot een algemene invoering van protectionistische maatregelen leidt, is dit laatste zelfs het meest plausibele perspectief. Zelfs indien dit niet het geval is, is het waarschijnlijk dat de VS grote moeilijkheden zal kennen om uit de crisis te geraken, waarop dan een periode van zeer lage groei zou volgen, zoals in Japan na de recessie van 1990-91 het geval was. De redenen zijn vergelijkbaar: de kolossale kater van de schulden die in voorgaande periode geaccumuleerd werden. Dit is de uitdrukking van het feit dat het kapitalisme in de voorgaande periode buiten haar normale limieten is getreden.

Ondanks de evidente ernst van de situatie blijven de burgerlijke economen de situatie op een optimistische manier voorstellen. In de pers voert men een aangehouden campagne om het moreel van de investeerders hoog te houden. Elk stukje positieve informatie wordt voorgesteld als licht aan het eind van de tunnel. Beïnvloedbare investeerders worden hierdoor misleid en realiseren zich niet dat het licht aan het einde van de tunnel wel eens een trein zou kunnen zijn die van de tegengestelde richting komt aangeraasd. De geweldige schommelingen in de op- en neergang van de aandelen zijn een indicator van de algemene zenuwachtigheid en onzekerheid onder de investeerders op de aandelenmarkt (waaronder steeds een aantal gokkers die bereid zijn risico’s te nemen). Dit illustreert op een perfecte manier de algemene situatie en stemming die zich ontwikkelt in de maatschappij en die op korte termijn een politieke uitdrukking zal vinden.

De bewegingen op de aandelenmarkten zijn echter geen projectie van de gebeurtenissen in de reële economie, die koppig een neerwaartse trend blijven vertonen. Op hetzelfde moment dat er op Wall Street een relatief herstel werd genoteerd, net nadat de aanvankelijke schok van 11 september en de oorlog in Afghanistan geluwd waren, waarschuwde Ford dat de verliezen in het vierde kwartaal vier keer hoger zouden liggen dan de meest donkere voorspellingen die analisten in de voorgaande periode gemaakt hadden. De autoconstructeur uit Detroit bereidt een herstructurering voor die ongetwijfeld zal leiden tot nieuwe fabriekssluitingen en ontslagen.

Er is een ware stortvloed aan waarschuwingen voor de bedrijfswinsten geweest. Zelfs de grootste bedrijven dreigen failliet te gaan. Op 2 december 2001 registreerde Enron, het zevende grootste bedrijf in de VS, zijn faillissement. De aandelen van het bedrijf stortten ineen van 89 dollar naar 1 dollar, terwijl ze vóór het faillissement reeds geklasseerd werden als ‘junk’. Aangezien de meeste arbeiders aandelen bezaten, zullen duizenden arbeiders zowel hun job verliezen als wat ze gedacht hadden te kunnen sparen voor hun pensioen. Dit werd gevolgd door een hele reeks faillissementen en schandalen, waaronder het gigantische WorldCom, dat betrokken was bij ongeziene financiële schandalen. Deze schandalen hebben geleid tot een algemene terugval en een betwisting van het hele kapitalistische systeem in de VS.

Overproductie

Marx stelde dat overproductie de uiteindelijke oorzaak is van elke echte crisis van het kapitalisme: de tegenstelling tussen de grenzeloze hebzucht van de kapitalisten om een steeds hogere meerwaarde te genereren en de beperkte koopkracht van de massa’s. De huidige crisis is geen uitzondering. De immense overproductie van hoogtechnologische producten, vooral computers en geheugenchips, is de belangrijkste oorzaak van de crisis in de VS en Azië. Er is een grens aan het aantal nieuwe technologische producten dat mensen kunnen kopen. De anarchistische en ongeplande natuur van de kapitalistische productie houdt hiermee geen rekening.

Dit geldt ook voor andere koopwaar. Overproductie in de auto-industrie heeft geleid tot een venijnige prijzenoorlog waarbij Ford en andere grote autobedrijven aanzienlijke prijsverlagingen doorvoerden om van hun overproductie af te raken. Dit leidde tot een tijdelijke stijging in de autoverkoop. De toename in de verkoop in de kleinhandel, gestegen met een recordpercentage van 7,1 procent per maand (oktober 2001), werd vooral veroorzaakt door de autoverkoop (26,4 procent). Dit maakt deel uit van de ‘Keep America Rolling’-campagne, waarbij prijsverlagingen en intrestloze leningen aangeboden worden. Deze stijging in de autoverkoop gaat echter ten koste van toekomstige verkoop en zal de winstmarges naar beneden halen tot een punt waarop het niet meer houdbaar is. Zodoende zal een verheviging van de crisis in de auto-industrie op wereldschaal veroorzaakt worden.

Bedrijven zijn verplicht activa af te schrijven die verkregen werden tijdens de hoogconjunctuur, te bezuinigen, kosten te drukken en arbeiders te ontslaan in een wanhopige poging de winstmarges te behouden. Hetzelfde gaat op voor schuld. Grote bedrijven zoals Hynix Semi-conductors in Zuid-Korea slagen er niet in hun producten te verkopen en kampen met grote schulden. Het krediet dat grote banken zo gretig uitschreven in de periode van snelle vooruitgang wordt nu teruggevorderd. Iedereen wil nu geld innen. Dit dwingt een bedrijf als Hynix om samen te gaan met Micron Technology, de grote Amerikaanse firma, in de hoop een betere toegang tot de Amerikaanse markt en fondsen te verwerven. Als dit doorgaat zal deze fusie resulteren in ‘s werelds grootste geheugenchipproducent. Het proces van concentratie van kapitaal en monopolievorming, dat ongeziene hoogten bereikte tijdens de hoogconjunctuur, gaat tijdens de crisis onverminderd voort.

Vroeg of laat zal de crisis in de productie onvermijdelijk een effect hebben op de dienstensector. De schok van 11 september heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de crisis in sectoren zoals horeca en toerisme. In de VS alleen werden al 100.000 arbeiders in de luchtvaartsector ontslagen. Dit is geen weergave van de eigenlijke diepte van de crisis, vele andere sectoren zijn afhankelijk van de luchtvaartindustrie. In België veroorzaakte de crisis bij Sabena scherpe arbeidsconflicten.

WallMart, de grote, goedkope supermarktketen in de VS, heeft aangekondigd dat haar verkoop is toegenomen met 15,5 procent in het derde kwartaal van 2001, waardoor de winst 1,5 miljard dollar bedraagt. Dit weerspiegelt echter het feit dat vele Amerikanen goedkoper gaan kopen ten gevolge van de crisis. Deze tendens zal de winsten op lange termijn verder ondermijnen wanneer andere supermarkten en kleinhandelaars hun prijzen gaan verlagen. Aan de andere kant worden de bedrijven die luxegoederen vervaardigen geconfronteerd met verlies, zoals bij het begin van elke crisis het geval is.

Ondanks de officiële mythologie was 11 september niet de reden van de crisis in de dienstensector, die trouwens deel uitmaakt van de algehele crisis. Nog eens 220.000 banen gingen verloren in sectoren die niets te maken hebben met luchtvaart en toerisme. Arbeiders werkten gemiddeld korter en het wekelijkse inkomen daalde.

De onheilspellende economische toestand blijkt duidelijk uit de crisis in de reclamesector. Het Britse reclamebedrijf Cordiant Communications kondigde in december 2001 voor de derde keer in vier maanden een winstwaarschuwing aan en voegde er aan toe te verwachten dat de situatie nog slechter zou worden. Er werden verdere ontslagen aangekondigd, waarmee in de loop van het jaar het totaal op 1.100 kwam te staan: een tiende van de werkkrachten. Lloyds of London, de gigantische verzekeringsmaatschappij, kondigde een verlies (na herverzekering) aan van 2,7 miljard dollar. Dit was 600 dollar meer dan aanvankelijk voorspeld werd en het grootste verlies dat Lloyds in haar driehonderdjarige bestaan gekend heeft. Voor de eerste keer in jaren werd verklaard dat Londen officieel in recessie is. Dit illustreert de crisis in de dienstensector en toont aan dat er een algemene verlaging is in de economische activiteit.

De olieprijs bevestigt de ernst van de situatie. Wanneer er instabiliteit heerst en er oorlog dreigt in het Midden-Oosten, resulteert dit normaal gezien in een scherpe prijsstijging uit angst dat de bevoorrading onderbroken zal worden. Sinds 11 september is de olie echter ver beneden het door de OPEC gewenste bedrag gezakt, dat tussen de 22 en 28 dollar per vat ligt. Ondanks de pogingen van de OPEC om de productie te verlagen ligt de prijs voor een vat olie na een lichte stijging nu onder de 20 dollar. Dit is een gevolg van de dalende vraag op wereldvlak.

Ondanks de Amerikaanse propaganda die stelt dat de recessie van korte duur zal zijn, is er nu een toenemend aantal economen dat pessimistisch is over de toekomst. The Economist [Engelstalig politiek en economisch tijdschrift, n.v.d.r.] waarschuwde aan het einde van 2001: “Spijtig genoeg is er niet veel reden om optimistisch te zijn. Er zijn maar weinig tekenen dat de VS het einde van haar crisisperiode bereikt. Ondanks de ineenstorting in kapitaaluitgaven – gedaald met 12 procent in het derde kwartaal, na een daling van 14,6 procent in het tweede kwartaal – hebben bedrijven nog steeds een te grote capaciteit en grote financiële tekorten. De excessen van het financieringsfeestje van de late jaren ‘90 zullen tijd nodig hebben om verteerd te worden. Ondertussen wordt de toestand wereldwijd steeds grijzer. Europa stagneert, terwijl Japan haar vierde recessie ondergaat in een decennium.”

Protectionisme

Het belangrijkste gevaar voor het kapitalistische systeem is niet het vooruitzicht op een crisis. De cyclus van opgang en neergang is een constante in het kapitalisme van de laatste tweehonderd jaar. Ze weten dat ze vroeg of laat zelfs de diepste crisis te boven komen. Het echte gevaar is de dreiging van het uiteenvallen van de vrijhandel en de opkomst van protectionisme ten gevolge van de crisis. Dat is wat de crisis van 1929-33 deed overgaan in een werelddepressie die geduurd heeft tot aan de Tweede Wereldoorlog. De uitbreiding van de wereldhandel was van levensbelang in de laatste halve eeuw, en vooral in de laatste twintig jaar. Het heeft het de kapitalisten gedeeltelijk en tijdelijk mogelijk gemaakt de grenzen van de natiestaat te omzeilen. De basis waarop dit rust is echter zeer broos en kan makkelijk vernietigd worden, vooral onder omstandigheden van een wereldcrisis waarin iedereen vecht voor beperkte markten.

Er zijn reeds spanningen tussen Europa en de VS over handel die geleid hebben tot de mislukking van het overleg in Seattle. Hoewel enkele onderwerpen afgehandeld werden, zijn er steeds nieuwe conflicten die de kop opsteken. Vooral in de VS nemen protectionistische tendensen toe. Amerika is de grootste economie ter wereld en is bereid haar spierballen te laten rollen om toegang tot andere markten te verkrijgen en tegelijk haar eigen economie te beschermen. Het heeft meer dan welk land ook voordeel gehaald uit lage handelsbarrières, vandaar haar publieke enthousiasme voor vrijhandel. De Republikeinen (en ook de Democraten) in het Congres zijn echter bereid om het vrijhandelsprincipe op te geven om Amerika’s landbouw- en industriebelangen te vrijwaren. We zien dit reeds gebeuren met de introductie van protectionistische maatregelen die betrekking hebben op staal, landbouw, textiel, zachthout en andere sectoren van de Amerikaanse economie.

Momenteel gaan de kapitalisten verder met de ‘vrijhandel’ door een nieuwe ronde verminderingen van handelsbeperkingen voor te stellen op de WHO-meeting in Dohar. De laatste ronde van Uruguay duurde een decennium om te verwezenlijken. De huidige zal doodgeboren worden. De ontwikkeling van de wereldrecessie zal onvermijdelijk leiden tot een toename in protectionistische tendensen, die een bedreiging zullen vormen voor de broze structuren van de wereldhandel die zo zorgvuldig opgebouwd werden gedurende de laatste vijftig jaar. Het is vooral dat wat de strategen van het kapitaal angst inboezemt. Ze hebben begrepen wat marxisten reeds lang geleden uitlegden: namelijk dat de belangrijkste motor van de wereldeconomie de groei van de wereldhandel (‘globalisering’) is geweest.

Zelfs tijdens de periode van hoogconjunctuur was er een tendens in de wereld tot uiteenvallen in rivaliserende blokken. Het Amerikaanse imperialisme creëerde Nafta, waaronder ook Canada en Mexico vallen, en dat de ambitie heeft het hele Amerikaanse continent te controleren ten noorden en ten zuiden van de Rio Grande. Europa heeft de EU in het leven geroepen, die ernaar streeft Noord-Afrika, de Balkan en Oost-Europa te controleren. In Azië heeft Japan een Yen-Blok gecreëerd, dat weliswaar zwakker staat. Naarmate de crisis dieper wordt zullen de tegenstellingen tussen deze vijandige handelsblokken toenemen. Onder deze omstandigheden zullen de spanningen tussen Europa en Amerika en tussen Amerika en Japan toenemen. Amerika zal proberen werkloosheid te exporteren naar Europa en Japan en op die manier vergelding uitlokken. Het vooruitzicht is er een van handelsoorlogen en competitieve devaluaties die de crisis zullen verdiepen en verlengen.

De Europese Unie

Het is nog maar een jaar geleden dat de Europese kapitalisten pochten dat ze de recessie zouden ontlopen. Nu blijken dit holle beweringen te zijn geweest. Ironisch genoeg is de zwaarst getroffen sector de communicatie-industrie (mobiele telefoons), de sector die verondersteld werd de belangrijkste motor in een nieuwe periode van expansie voor het Europese kapitalisme te zijn.

Het grote Britse GSM-bedrijf Vodafone kondigde verliezen (voor aftrek van belastingen) aan van 12 miljard dollar in het laatste half jaar van 2001. Bij Siemens verminderden de winsten met 76 procent tegen eind september, inclusief herstructureringen en het afschrijven van activa in haar mobiele en vaste telefoon-afdelingen. De Duitse werkloosheid bedraagt nu 8 procent van de totale actieve bevolking.

We hebben het in eerdere documenten al gehad over de redenen waarom de EU gevormd werd. Het is waar dat we de mate waarin de Europese kapitalisten tot een compromis konden komen en samengewerkt hebben om tot een grotere economische en monetaire eenheid te komen, hebben onderschat. We hadden niet verwacht dat de euro zou worden doorgevoerd tot op het reeds bereikte niveau. Dit was enkel mogelijk op basis van de aangehouden opgang van de wereldeconomie, die Europa ten goede kwam en het voor de verschillende kapitalisten tijdelijk mogelijk maakte hun verschillen naast zich neer te leggen.

De euro is nu ingevoerd als gezamenlijke munteenheid in twaalf van de EU-lidstaten. Dit is een belangrijke evolutie. Een eenheidsmunt is de eerste voorwaarde tot Europese integratie. Ze wordt verondersteld de interne handel te bevorderen en zo een krachtige stimulans te zijn ter ontwikkeling van de productieve krachten. De euro werd echter op het slechtst mogelijke moment gelanceerd. Onder de omstandigheden van wereldcrisis, stijgende werkloosheid en een strijd voor markten zal het starre kader van de Maastricht-normen de crisis verscherpen en de tegenstellingen tussen de EU-lidstaten verhogen.

The Economist maakte een negatieve balans op van de verwezenlijkingen van de euro: “Toen de euro tien jaar geleden werd uitgedacht werd er druk gepraat over hoe hij de competitie in Europa zou aanzwengelen, over alle structurele hervormingen die hij zou bevorderen, zelfs over hoe Europa Amerika zou verdringen als motor van de wereldeconomie. Een recent rapport van de Europese Commissie concludeerde echter dat de kloof tussen Europa en Amerika op het vlak van zowel productiviteit als BBP per hoofd vergroot in plaats van verkleind is gedurende het laatste decennium. De theorie dat dankzij de euro Europa grotendeels zou ontsnappen aan de gevolgen van de wereldrecessie is ook door de gebeurtenissen weerlegd: Duitsland, Europa’s grootste economie, kwam sputterend tot stilstand. Alsof de gebreken van Europa nog meer in de verf gezet moeten worden, heeft de euro in de drie jaar van zijn vluchtige bestaan vooral nieuwe laagten ten opzichte van de dollar getoetst” (The Economist 1/12/2001). De recente vooruitgang van de euro vergeleken met de dollar is meer een gevolg van de zwakte van de dollar dan van de sterkte van de euro.

In tegenstelling tot de hoop van de Europese burgerij is de euro van bij haar geboorte een zwakke munt geweest. De noodzaak om ze op peil te houden is een van de redenen waarom de intrestvoeten in Europa niet zo snel verlaagd werden als in de VS. Dit zal de crisis in Europa versterken en de werkloosheid in de komende maanden doen toenemen. Paradoxaal genoeg zijn het de Duitsers die de meest halsstarrige voorvechters waren van een strikte naleving van de Maastricht-norm, maar die nu de gevolgen ondergaan in de vorm van 4 miljoen werklozen. De Duitse economie, die verondersteld wordt de belangrijkste motor te zijn in Europa, is tot stilstand gekomen.

De koppige weigering van Duisenberg en de Europese Bank om de intrestvoeten te verlagen heeft de voorwaarden gecreëerd voor conflicten tussen de Bank en de Europese regeringen. Ze zouden graag zien dat een verdere val van de euro de export zou aanzwengelen, wat de belangrijkste reden is voor het relatieve succes van de landen in de eurozone in de laatste periode. Ondanks dit succes is de prestatie van de belangrijkste landen, vooral Duitsland en Italië, ondermaats en zullen hun problemen nu toenemen. De werkloosheid begint weer te stijgen.

Een van de gevolgen van het invoeren van een eenheidsmunt zal de toename zijn in concurrentie over de landsgrenzen heen. Het doel is de productiviteit te verhogen door zwakke bedrijven te elimineren. Dit is nadelig voor landen zoals Italië, Griekenland, Spanje en Portugal. Verhoogde concurrentie leidt tot meer faillissementen, bedrijfssluitingen en werkloosheid. Op zijn beurt brengt dit dan weer nieuwe tegenstellingen met zich mee. In het verleden kon Italië zijn problemen afschudden door de munt te devalueren. Door de Maastricht-norm wordt dit nu onmogelijk gemaakt. Devaluaties door lidstaten zijn niet toegelaten en tevens mogen andere staten Italië niet helpen. Daarom zal het volle gewicht van de crisis op de schouders van de arbeidersklasse terechtkomen. De Italiaanse patroons oefenen reeds druk uit op Berlusconi om tot actie over te gaan. De voorwaarden zijn aldus gecreëerd voor explosies van klassenstrijd in het ene Europese land na het andere.

Dit zal niet leiden tot Europese integratie, maar zal de spanningen en tegenstellingen tussen de nationale staten onderling doen toenemen. Het is mogelijk dat het euro-experiment uiteindelijk zal mislukken in een sfeer van wederzijdse verwijten. Er zijn reeds aanwijzingen van conflicten tussen de staten in de eurozone. Elke regering tracht haar eigen kapitalisten te beschermen tegen buitenlandse concurrenten. Indien het perspectief er een was van ononderbroken kapitalistische opgang voor de volgende twintig jaar zou het voor de Europese kapitalisten natuurlijk mogelijk zijn een verdere economische integratie aan te houden. Dat komt echter niet overeen met ons perspectief.

Op de conferentie in Lissabon van twee jaar geleden werden de Europese regeringsleiders het eens over een programma van verdere liberalisering, met als doel Europa de meest competitieve economie te maken tegen 2010. Wat is er gebeurd? Frankrijk voerde slechts minimale liberaliseringen door in de energiesector en blokkeerde een deadline voor het compleet opengooien van de markt. Volledige competitie in de postsector werd uitgesteld. Duitsland trad een EU-richtlijn voor overnames, waaraan twaalf jaar gewerkt was, met de voeten om uiteindelijk nieuwe regels voor te stellen die de Duitse kapitalisten beschermen. Het plan-Lamfalussy om grote financiële diensten te liberaliseren is gesaboteerd geweest door manoeuvres met procedures in het Europese parlement, zelfs al was het eerder in maart met unanimiteit aanvaard in Stockholm. Een overeenkomst over patenten, toepasbaar voor de gehele EU, werd tegengehouden door onenigheid over het taalbeleid. Enzovoort en zo verder.

Dit toont aan dat iedere nationale regering vooral bezorgd is om de ‘nationale belangen’ veilig te stellen, of eerder de belangen van haar eigen burgerij, terwijl ze lippendienst bewijzen aan het ‘ideaal van de Europese integratie’. De beslissing van Duitsland om de wet op overnames te saboteren werd dus ingegeven door het verlangen haar eigen bedrijven te verdedigen tegen buitenlandse overnemers. Zie bijvoorbeeld het bod van Vodafone op Mannensmann. De Franse oppositie tegen de liberalisering in de energiesector is er op gericht het staatsbedrijf Electricité de France te verdedigen. De Franse regering beschermt haar nationaal monopolie en tegelijk voert ze een agressieve overnamepolitiek gericht naar bedrijven van staten met meer open markten.

Achter de ‘Europese’ retoriek schuilen de belangen en ambities van de machtigste Europese staten, vooral Duitsland en Frankrijk, die Europa willen domineren. Enkel de kleinere landen nemen de retoriek over Europa serieus omdat ze te klein zijn om op zichzelf iets te betekenen en zich domweg inbeelden dat ze een belangrijke rol kunnen spelen op het Europese toneel. Daarbovenop hebben ze hun eigen belangen te verdedigen.

België profiteert ervan de belangrijkste zetel te zijn van de ‘Europese Instellingen’, wat een aardige som oplevert voor de nationale schatkist. Daarom zijn ze ook de meest overtuigde ‘Europeanen’. De zwakkere economieën zoals Griekenland, Portugal, Ierland en Spanje zijn enkel enthousiast tot zover ze profijt hebben kunnen halen uit Europese subsidies. Wanneer deze echter sterk worden verminderd of zelfs afgeschaft, wat nota bene reeds gebeurt, zal hun enthousiasme snel bekoelen. In de komende periode is dit onvermijdelijk, wanneer de economische crisis begint te knagen en Duitsland, dat de meeste rekeningen betaalt, haar rol beu wordt.

Feit is dat de kleine Europese staten weinig te zeggen hebben. Dit werd onlangs duidelijk tijdens de naweeën van 11 september. Groot-Brittannië (een semi-satellietstaat van de VS) besliste samen met Frankrijk en Duitsland over alles. De anderen werden niet eens op het diner in Londen uitgenodigd. De Italianen protesteerden luidruchtig. De anderen morden ook: “We worden behandeld als kandidaten die bij de EU willen komen. Beslissingen worden genomen en dan worden we gewoon ingelicht”. Dat is de werkelijke stand van zaken. Het is alleen niet de bedoeling dat dit publiek geweten is. Alleen Blairs typische grofheid maakte het overduidelijk. De recente rel in Laken over de verdeling van secundaire EU-instanties bewoog Berlusconi ertoe een veto te stellen op alle beslissingen. Toen de Zweedse eerste minister klaagde dat zijn land geen instanties toebedeeld kreeg, antwoordde Chirac dat ze misschien wel “interesse zouden hebben in het hoofdkwartier van EU-modellenbureaus omdat ze zulke mooie meisjes hebben”! Zo groot is de minachting van de Grote Vier voor de kleinere EU-landen.

Een verdere uitbreiding van de EU zal het probleem verscherpen. Gelooft iedereen werkelijk dat Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië zullen aanvaarden dat ze geen discussies kunnen houden zonder de 22 andere Europese leiders uit te nodigen? De Duitse kapitalisten oefenen druk uit om hun cliëntenstaten te doen toetreden tot de EU, namelijk Polen en Tsjechië. Frankrijk, dat hier tegen is, stelt de opname van Roemenië voor. Opnieuw een voorbeeld van de tegengestelde belangen van Duitsland en Frankrijk. Het is waarschijnlijk dat de uitbreiding uiteindelijk zal doorgaan. In dat geval zullen de grotere EU-staten echter een manier vinden om alsnog de show te domineren.

De ambigue houding van de Britse burgerij ten opzichte van Europa en de euro blijkt uit verschillende factoren. Er is een scherpe verdeeldheid tussen de industrie (verwerkende sector) die met Europa handel drijft en de hoge pond wil zien verdwijnen enerzijds, en anderzijds tussen de parasitaire financiële sector die vooral rond Londen draait en de laatste jaren een immense machtstoename heeft gekend. Aangezien ze haar imperium kwijt is en gereduceerd werd tot een tweederangsmacht voor de kust van Europa, staat de Britse heersende klasse afkerig om haar droom op te geven om een wereldmacht te zijn. Ze twijfelt tussen een rol in Europa en die van satelliet van het Amerikaanse imperialisme. De zwakheid van de euro en de twijfels over de toekomst ervan zijn ongetwijfeld belangrijke factoren in haar afwegingen.

De sluimerende crisis zal de tegenstellingen tussen de Europese natiestaten versterken en gedeeltelijk ook die tussen Duitsland en Frankrijk, met Groot-Brittannië dat manoeuvreert tussen beide. Het is wel onwaarschijnlijk dat de EU uit elkaar zal vallen, vooral vanuit de noodzaak om te concurreren met de VS. De Europese kapitalisten klitten samen uit vrees alleen te staan. De droom van een eengemaakt Europa op kapitalistische basis blijft echter wat Lenin het noemde: een reactionaire utopie.

Oorlog en de wereldeconomie

Na de val van de Berlijnse Muur werd er in het Westen heel wat gepraat over een ‘Vredesdividend’. Er werd een perspectief van een nieuwe wereldorde naar voren geschoven waarin de hele wereld onder bescherming van de VS in een periode van vrede en vooruitgang zou belanden. Het draaide echter heel anders uit. In werkelijkheid was er een lichte vermindering in de defensie-uitgaven van de VS als gevolg van het verdwijnen van de Sovjetunie. Onder Clinton daalden de defensie-uitgaven van de VS van 6,2 procent van het BBP naar 3,8 procent van het BBP, hoewel het wapenbudget van de VS in absolute termen enorm bleef. Nu zal dit weer veranderen. Amerikaanse commentatoren spreken reeds over een waarschijnlijke verhoging met ten minste 1 procent van het Amerikaanse BBP. Aangezien de VS opnieuw tekorten heeft, zal dit geld gevonden worden ten nadele van andere, ‘minder belangrijke noden’ zoals scholen en ziekenhuizen.

Het VS-imperialisme bewapent zich tot de tanden. Zelfs nog voor de huidige crisis spendeerde de VS jaarlijks per inwoner 804 dollar aan wapens. Frankrijk volgt op de tweede plaats met 642 dollar per hoofd. Groot-Brittannië, dat ondanks het verlies van haar economische en industriële kracht nog steeds doet alsof het nog steeds machtig is, spendeert 484 dollar per inwoner. Een absurd cijfer voor een land dat haar imperium en industriële superioriteit reeds lang verloren is. Deze cijfers weerspiegelen de echte situatie in de periode waarin we leven: een periode van crisis, oorlogen, revoluties en contrarevoluties. Het gevolg hiervan is een algemene tendens tot militarisering van de planeet. Opnieuw zal elke regering het refrein ‘guns before butter’ inzetten.

Sommigen hebben geargumenteerd dat de wereld aan een recessie zal ontsnappen omdat er een grote toename in militaire uitgaven is in de VS. De historische voorbeelden die worden aangehaald zijn de Tweede Wereldoorlog, de Koreaanse oorlog en de Vietnam-oorlog. Zulke historische vergelijkingen bewijzen niets. Het is waar dat het Amerikaanse imperialisme momenteel de crisis aanwendt om grote wapenuitgaven door te duwen. Dit was reeds de bedoeling voor 11 september, maar de Republikeinen moesten voorzichtig te werk gaan uit angst voor tegenkanting. Nu hebben ze carte blanche.

Van zo gauw hij verkozen was begon Bush over herbewapening. In een toespraak in september 1999, voor de Amerikaanse economie in recessie ging, verweet Bush Clinton de “zwakte” van de Amerikaanse strijdkrachten en eiste hij een herbewapeningsprogramma: “De laatste zeven jaar gingen verloren aan inertie en zinloos gepraat” verklaarde hij. “Nu moeten we de toekomst gestalte geven met nieuwe concepten, nieuwe strategieën, nieuwe oplossingen” (Business Week, 24/12/01)

Zelfs voor 11 september had het Pentagon plannen om niet minder dan 340 miljard dollar te besteden aan 3.700 bemande straalvliegtuigen van het type Lockheed Martin Corp F-22 Raptor, Joint Strike Fighter en Boeings Superhornet. Antieke speeltjes vergeleken met de massavernietigingswapens die onophoudelijk geproduceerd worden. Business Week (24/12/01) schrijft:

“Precisiegeleide munitie zal ook een prioriteit vormen. In navolging van lasergeleide bommen die door de wolken ‘verblind’ kunnen raken, ontplooit de VS de JDAMs (Joint Direct Attack Munitions), die gebruik maken van GPS (Global-Positioning System) en in alle weersomstandigheden hun doelwit kunnen vinden.” Boeing is onlangs gestart met een eenheid die begonnen is met de bouw van onbemande gevechtsvliegtuigen zoals de Predator, die niet alleen doelwitten kan herkennen, maar ook raketten kan afschieten.

Het wegvallen van de USSR heeft op wereldschaal geleid tot een nieuwe situatie die Amerikaanse militaire planners gedwongen heeft nieuwe strategieën te ontwikkelen. In plaats van een leger met de bedoeling massale conventionele sovjetkrachten in Europa het hoofd te bieden, ontwikkelen ze nu kleine, meer flexibele krachten die snel overal ter wereld kunnen worden ingezet, alsook kleinere, technologisch geavanceerde ‘slimme’ wapens. De ontwikkeling van precisiegeleide bommen en onbemande vliegtuigen (UAVs) heeft de VS van een zodanig angstwekkende vuurkracht voorzien dat sommige defensieanalisten zoals Alexander Saevliev van de Russische academie voor wetenschappen argumenteren dat “het karakter van de oorlogvoering veranderd is”.

De geschiedenis toont echter aan dat het karakter van de oorlogsvoering de laatste tweeduizend jaar constant veranderd is. Wat het verschil maakt is niet de nieuwe technologie, maar het machtsevenwicht op wereldschaal. De val van de Sovjetunie heeft ervoor gezorgd dat er maar één supermacht overbleef. Ondanks haar kolossale militaire kracht is het karakter van de oorlog niet fundamenteel veranderd. In laatste instantie worden oorlogen niet met bommen alleen gewonnen of verloren, maar door soldaten die vechten op het front. Het is verbijsterend dat een handvol mannen met messen en cuttermesjes zo’n vreselijke schade konden aanrichten in ‘s werelds grootste supermacht. De oorlog in Afghanistan, die gevoerd wordt met primitieve methoden (het meest efficiënte vervoermiddel is de ezel) is nog steeds niet beslecht.

De defensie-uitgaven van de VS worden dus niet grotendeels door economische overwegingen bepaald, maar door politieke en strategische. Dit is geen tak van de Fed die gemanipuleerd wordt om de economie leven in te blazen, maar een uitdrukking van de benodigdheden van het Amerikaanse leger en de wereldrol van het VS-imperialisme. Hoewel militaire uitgaven een bepaalde sector (het zogenaamde militair-industriële complex) in de economie ten goede kunnen komen en gedeeltelijk de crisis in die sector kunnen verlichten, komt het er eigenlijk op neer dat kapitaal en middelen worden onttrokken aan andere economische sectoren. Het zal een herstel tot het algemene niveau van de bedrijfswinsten niet bevorderen, en zonder deze winsten is er geen echt economisch herstel mogelijk. Op lange termijn zal inflatie het gevolg zijn en zal de situatie verslechteren. Wat er ook van zij, het effect zal niet zijn wat sommige mensen ervan verwachten.

De huidige wereldsituatie verschilt nogal van die van 1941, 1952 of 1964. In 1941 was de VS reeds uit de recessie aan het komen en het gigantische bewapeningsprogramma voor de oorlog had een doorslaggevend effect door de werkloosheid terug te dringen en de productie te stimuleren. Momenteel is de Amerikaanse economie in recessie gegaan na een lange periode van opgang. De vooruitzichten voor de wereldeconomie doen geen snel herstel vermoeden. Toen het Amerikaanse Congres op 7 augustus 1964 de ‘Gulf of Tonkin’-resolutie aannam om de toenemende betrokkenheid van de VS in Vietnam te steunen, was de economie reeds hersteld van een tien maanden durende recessie die eindigde begin 1961. Militaire uitgaven tijdens de Vietnam-oorlog hielpen om de opgang aan te houden (en wakkerden ook de inflatie aan), maar waren niet de oorzaak van het herstel.

Anderzijds is de schaal waarop aan militaire uitgaven wordt gedaan helemaal niet te vergelijken met de situatie in 1939-45. Gedurende de Tweede Wereldoorlog bereikten de militaire uitgaven in de VS in 1944 een recordpercentage van 60 tot 70 procent van vooroorlogse BBP. Op het hoogtepunt van de Koreaanse oorlog in 1952 bedroegen de militaire uitgaven van de VS 11 procent van haar BBP. Op het hoogtepunt van de Vietnam-oorlog was dat 2 procent van het BBP. Gedurende de Golfoorlog van tien jaar geleden was dit amper 0,3 procent van het Amerikaans BBP en de meeste economen zijn het erover eens dat deze uitgaven weinig of geen rol speelden in de economische heropleving die een jaar later op gang kwam en hoe dan ook een uitermate traag karakter had.

Toen Irak op 7 augustus 1990 Koeweit binnenviel, tuimelde de Amerikaanse economie in een acht maand durende recessie. De VS werd zwaar getroffen door olieprijzen, en de bescheiden en tijdelijke verhoging in de militaire uitgaven waren niet genoeg om de economie serieus aan te zwengelen. Enkel de stimulans afkomstig van de rest van de wereld, vooral de Aziatische ‘tijgers’, die toen een snelle groei doormaakten, verhinderden dat de recessie evolueerde tot een depressie. Robert J. Barro schreef in Business Week (5/11/01): “De analyse van de drie andere oorlogen suggereert dat het herstel weinig te maken had met de Golfoorlog”.

De situatie nu vertoont meer gelijkenissen met die van tien jaar geleden dan die met de situatie van de Tweede Wereldoorlog, Vietnam of Korea. Alleen is de wereldeconomie er nu veel slechter aan toe. Reeds voor 11 september was het duidelijk dat de VS door een scherpe vertraging van de economie ging en dat de langste periode van expansie in de geschiedenis al beëindigd was. De aanslag op het World Trade Center vervulde enkel de functie van katalysator en versterkte de tendens tot recessie.

De huidige ‘oorlog tegen het terrorisme’ is een zeer eigenaardige soort van ‘oorlog’. Terwijl er in de Tweede Wereldoorlog en tot op zeker hoogte ook in de Koreaanse en Vietnamese oorlogen veel tanks en ander materiaal vernietigd werden en dus vervangen moesten worden, zijn bommen het enige wat totnogtoe gebruikt is in Afghanistan. Het is niet waarschijnlijk dat dit een grote stimulans zal zijn voor de productie, zelfs niet in militaire termen. In elk geval zeker niet genoeg om het effect van een algemene overproductiecrisis over heel de wereld te neutraliseren. De maatregelen die Bush genomen heeft mogen spectaculair lijken op papier, maar ze zijn ontoereikend vergeleken met de immense sommen die de VS in haar economie pompte door algemene mobilisatie in 1941. Men zal niet eens het niveau van de Vietnam-oorlog halen.

Ook het resultaat zal in verhouding beperkt zijn. In de woorden van N. Gregory Mankiw van de universiteit van Harvard, geciteerd in de Moscow Times (10/10/01): “Ik vermoed dat dit niet vergeleken zal kunnen worden met vroegere oorlogseconomieën. Indien de fiscale stimulans niet veel groter wordt dan ik verwacht, zullen de verschillen met het verleden groter zijn dan de parallellen.”

Internationale betrekkingen

De lange periode van economische opgang, gecombineerd met de verdeling van de wereld tussen het Amerikaanse imperialisme en de Sovjetunie, voorzag de materiële basis voor een relatieve stabiliteit op gebied van internationale betrekkingen. De reden waarom deze zogenaamde vrede bekomen kon worden was het evenwicht van de terreur die uitging van het machtige stalinistische Rusland enerzijds en het machtige imperialistische Amerika anderzijds. Nu is alles echter veranderd. De opkomst van het Amerikaanse imperialisme als enige grote wereldmacht heeft een ongeziene wereldsituatie voortgebracht.

Zoals we in eerdere documenten uitlegden zijn er het voorbije decennium nieuwe machtsverhoudingen ontstaan. Voor de ineenstorting van de Sovjetunie waren de twee supermachten, de VS en de USSR, aan elkaar gewaagd en dit zorgde voor een relatieve stabiliteit in de wereldsituatie. De VS zou niet gedurfd hebben Irak of Joegoslavië te bombarderen. De verdwijning van de Sovjetunie als supermacht heeft het de VS mogelijk gemaakt om als enige supermacht op het voorplan te komen en zorgde voor het zelfvertrouwen dat nodig is voor een agressievere buitenlandse politiek.

Deze imperialistische agressie heeft nu bijna haar hoogtepunt bereikt. De oorlog in Afghanistan betekende een nieuwe wending in de wereldcrisis van het kapitalisme. De voornaamste bezorgdheid van het Amerikaanse imperialisme is de woede over de terroristische aanslagen te gebruiken als aanleiding om haar positie op wereldschaal te versterken. Dit houdt in dat de wereld wordt herinnerd aan de militaire macht van de VS. Na de aanval op Afghanistan zullen andere ‘vergeldingen’ volgen tegen Irak en misschien Soedan en Somalië.

Amerika is het machtigste imperialistische land in de wereldgeschiedenis. Het heeft de meest duivelse en gesofisticeerde vernietigingsmiddelen in handen. Toch staat zij op lemen voeten. Na 11 september stommelde het Amerikaanse imperialisme in een oorlog zonder duidelijke strategie of doel. Natuurlijk worden de meest fundamentele kwesties bepaald door objectieve factoren en brede historische processen, niet door individuen. Toch is in oorlog en revolutie de rol van het individu (de leiding) zeker niet onbelangrijk. Op korte termijn heeft het een sterke invloed waardoor allerhande vervormingen en mengvormen ontstaan die de context beïnvloeden waarin de klassenstrijd zich ontwikkelt. Momenteel is de leiding van het meest machtige land op aarde de meest achterlijke en kortzichtige in de geschiedenis. Bush wou de macht van het Amerikaanse imperialisme tonen, maar is er enkel in geslaagd al de contradicties aan te wakkeren. Wat het avontuur in Afghanistan uiteindelijk heeft aangetoond, zijn de beperktheden van de Amerikaanse macht.

Het is steeds onmogelijk om op een accurate manier de bloederige logica van de oorlog bloot te leggen en de precieze uitkomst ervan te voorspellen. Trotski dacht dat de Tweede Wereldoorlog snel voorbij zou zijn. Oorlog kent echter zijn eigen logica die onmogelijk op voorhand te bepalen is. Hetzelfde geldt voor Afghanistan. In Afghanistan zijn de Amerikanen ondanks al hun militaire macht niet aan de winnende hand. Zelfs al bekomen ze hun formeel bekendgemaakte oorlogsdoelstellingen, toch zullen ze uiteindelijk verliezen omdat ze door hun acties de hele regio en andere delen van de wereld hebben gedestabiliseerd.