Noot van de redactie: Dit document werd bediscussieerd, geamendeerd en in juli gestemd door het 2006 wereldcongres van de IMT2006 wereldcongres van de IMT. Het grootste deel werd oorspronkelijk in oktober 2005 geschreven als een voorstel van document ter voorbereiding van het congres. Tijdens de discussie werden in februari wijzigingen aangebracht en vervolgens in juli geamendeerd. Je dient daar rekening mee te houden tijdens het lezen. Bijvoorbeeld het deel over Mexico werd geschreven lang voor de revolutionaire gebeurtenissen van de laatste maanden. Eigenlijk voorspelde het document dat zo’n beweging zou uitbreken indien de heersende klasse zou proberen fraude te plegen. September 2006

Politiek is de wetenschap van perspectieven. Zonder correcte perspectieven is het onmogelijk om vruchtbaar revolutionair werk te verrichten. De huidige wereldsituatie bevestigt de algemene lijn van onze perspectieven die we in de voorgaande documenten over wereldperspectieven uiteenzetten. Hier en daar kan er wellicht een detail gecorrigeerd worden, maar de fundamentele analyse van de huidige periode wordt bevestigd door de realiteit. Dit zou ons vertrouwen in de ideeën van het marxisme en in onszelf moeten versterken.

Het is ironisch dat zo velen het marxisme hebben verlaten – sommigen expliciet, anderen impliciet – precies op het moment dat de geschiedenis het marxisme rehabiliteert door een empirische bevestiging van haar voornaamste postulaten. De burgerij, de reformisten, de stalinisten en de sekten hebben niet het minste begrip van de processen die wereldwijd plaatsgrijpen. Het is geen toeval dat de meeste andere stromingen zich in een staat van volledige verwarring, pessimisme en scepticisme bevinden. De strategen van de burgerij – vooral in de VS – hebben geen reële perspectieven. Ze sleeën naar een afgrond met hun ogen toe, om het met de woorden van Trotski te zeggen.

De meest turbulente periode in de wereldgeschiedenis is begonnen. De ene schok na de andere doet het systeem beven op zijn funderingen. De wereldsituatie wordt gekenmerkt door een extreme instabiliteit, wat een weerspiegeling is van de impasse van het kapitalisme op wereldschaal. De wereld wordt meegesleurd in een maalstroom van conflicten, oorlogen en terrorisme. De vele contrarevolutionaire tendensen, die manifest aanwezig zijn, weerspiegelen een socio-economisch systeem dat tegenstribbelt tegen zijn eigen ondergang. De historische houdbaarheidsdatum van het systeem is verstreken, het is een obstakel geworden voor verdere menselijke vooruitgang. Het oude systeem is hopeloos verziekt, maar weigert te sterven. Dit is een gekend fenomeen voor mensen die de geschiedenis bestuderen. Vooral de periode van de neergang van het Romeinse Rijk vertoont veel analogieën met de huidige periode.

Maar de doodstrijd van het kapitalisme genereert onvermijdelijk ook zijn tegengestelde. Onder de oppervlakte rijpen de revolutionaire tendensen. Revolutionaire ontwikkelingen zijn impliciet aanwezig in de wereldsituatie, we zien overal enorme gistingsprocessen. Tegen verschillende snelheden, en op verschillende manieren, zal dit vroeg of laat weerspiegeld worden in het bewustzijn van de massa’s en zich manifesteren in allerhande sociale en politieke crises en explosies.

Indien er massaorganisaties zouden bestaan met een heldere revolutionaire lijn en met een autoriteit in de ogen van de arbeidersklasse, of op zijn minst in de ogen van de voorhoede van de arbeidersklasse, dan zou het proces korter en minder krampachtig zijn dan vandaag het geval is. De prijs die de mensheid zou betalen in termen van lijden en dood zou oneindig veel kleiner zijn. Maar er bestaat nu eenmaal niet zoiets als de Communistische Internationale in de tijd dat die nog een echt revolutionair instrument was onder leiding van Lenin en Trotski. Het fundamentele probleem is dat de massaorganisaties – communistische, socialistische en vakbonden – die ooit gecreëerd zijn door de arbeidersklasse om de maatschappij te veranderen, getransformeerd zijn in machtige obstakels op haar weg. Met de woorden van Leon Trotski, de crisis van de mensheid kan gereduceerd worden tot de crisis van de leiding van het proletariaat.

De afwezigheid van de subjectieve factor, een revolutionaire partij en leiding, impliceert niet dat revoluties niet op de agenda zouden staan. Het betekent alleen dat de crisis langgerekt zal zijn en uitermate krampachtig zal verlopen. De kapitalistische klasse kan er misschien in slagen om de crisis tijdelijk “op te lossen”, ten koste van grotere lasten op de schouders van de massa’s, een intensievere uitbuiting en de plundering van de planeet. Er zullen tijdelijke kalmtes zijn in de klassenstrijd, zoals er in elke oorlog wel eens een staakt-het-vuren wordt afgekondigd, maar een echt en duurzaam evenwicht kan niet meer bereikt worden. Elke kalmte in de klassenstrijd kan enkel een voorspel zijn voor nieuwe explosies.

Deze instabiliteit bestaat op elk niveau: economisch, politiek, sociaal, diplomatiek en militair. Het wordt weerspiegeld in de internationale volatiliteit en in de nervositeit van de burgerij. De wereldeconomie is uiterst volatiel. De scherpe schommelingen van de olieprijzen zijn een symptoom van die instabiliteit, die samenhangt met de politieke en militaire botsingen in het Midden-Oosten na het avontuur van Bush in Irak. Drie jaar na de invasie van Irak, blijft de opstand toenemen in intensiteit. Maar de nervositeit van de burgerij is gebaseerd op andere, ernstigere berekeningen.

Verschillende historische perioden

Lenin stelde ooit dat politiek geconcentreerde economie is. Het is echter onmogelijk om politiek te reduceren tot louter economie. De economische cyclus is belangrijk. In laatste instantie is ze zelfs bepalend – maar enkel in laatste instantie. Verwijzend naar de situatie in Duitsland, schreef Trotski in 1924 in zijn voorwoord bij The First Five Years of Communist International:

“Meer dan ooit zijn we vandaag verplicht om nauwgezet de fluctuaties in de Duitse commerciële en industriële conjunctuur te volgen, alsook de manier waarop die weerspiegeld wordt in de levensstandaard van de Duitse werkers.

“Het is de economie die bepalend is, maar enkel in laatste instantie. Van meer direct belang zijn die politiek-psychologische processen die momenteel plaatsgrijpen binnen het Duitse proletariaat en aan een eigen logica onderhevig zijn.” (The First Five Years of Communist International, vol. 1, p. 7).

Marxisme heeft niks gemeen met economisch determinisme, dat een bijna exclusief belang hecht aan de economische cyclus. Het is eerst en vooral noodzakelijk om te begrijpen dat de aard en de gevolgen van de economische cyclus anders zijn voor elk stadium van kapitalistische ontwikkeling. De perioden van hoogconjunctuur in het stadium van de historische opgang van het kapitalisme zijn niet van dezelfde aard als diegene in het stadium van de seniele neergang van het systeem.

Er zijn perioden van kapitalistische opgang die gekenmerkt worden door lange perioden van hoogconjunctuur en korte, ondiepe recessies. De twee decennia voor de Eerste Wereldoorlog en die na de Tweede Wereldoorlog waren dergelijke perioden van kapitalistische opgang. Dergelijke perioden worden verder gekenmerkt door volledige tewerkstelling (of toch relatief volledig), een verbeterende levensstandaard en een verzachting van de klassenstrijd. Dit zijn de klassieke perioden van het reformisme. Van dergelijke perioden gaat een specifieke burgerlijke ideologie uit die zich uitstrekt van de heersende klassen en haar ideologen over de middenklassen tot in de arbeidersklasse. Er is een algemeen gevoel van vertrouwen, een gevoel dat we in de beste van alle mogelijke werelden leven, dat vandaag beter is dan gisteren en morgen beter zal zijn dan vandaag. In dergelijke perioden staat een revolutionaire tendens onvermijdelijk geïsoleerd en zwak.

De periode na 1945 toonde, misschien wel voor het laatst, tot wat het kapitalisme in staat was. Het was een kolossaal vuurwerk van economische groei, volledige tewerkstelling, stijgende levensstandaarden – tenminste in de ontwikkelde kapitalistische landen van Europa, Japan en Noord-Amerika. Het was een periode van hervormingen en toegevingen, die leidden tot betere levensvoorwaarden voor de massa’s en een terugvallen van de klassenstrijd, hoewel de situatie in het overgrote deel van de niet-ontwikkelde wereld helemaal anders was.

In de periode 1948-73 bedroeg de reële groei van de wereldeconomie gemiddeld vijf procent. Ook de wereldhandel kende een snelle uitbreiding, hetgeen zorgde voor een verdere ontwikkeling van de productieve krachten. In die periode groeide de wereldexport met 7,4% tot 9,8% gemiddeld (naargelang het type export). Dit was een langdurige kapitalistische expansie die aanhield tot de eerste ernstige wereldrecessie in 1974.

Sindsdien is het kapitalistische systeem er niet meer in geslaagd om ook maar in de buurt van dergelijke resultaten te komen. Of het gaat om groeicijfers, winstgevendheid, productiviteit, werkloosheid of eender welke andere index, de resultaten zijn over het algemeen slechter. Tussen 1973 en 1998 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de wereldeconomie 2,9%. De wereldexport groeide in deze periode met 4,7% tot 5,9% (opnieuw naargelang het type export).

We moeten er echter ook op wijzen dat gedurende beide periodes de heersende klasse het meeste won uit deze groei. Hun economische kracht is toegenomen ten koste van de werkende klasse, wiens situatie steeds onzekerder is geworden. De volgende cijfers bewijzen dit:

Jaarlijkse groei in lonen, in reële termen, in de VS
1959-1973 2.9 %
1973-1999 1.7 %

Jaarlijkse groei in winsten, in reële termen, van de 500 bedrijven van de S&P (VS)
1961-1968 6.7 %
1991-1999 15.9 %

Deze cijfers tonen dat het proces van polarisering zich versterkte in de periode na 1973. Daardoor verzwakken de sociale reserves van het kapitalistisch systeem nog meer.

In de periode na 1945 was de groei van de wereldhandel de belangrijkste locomotief van de wereldeconomie. De voorbije jaren zien we echter een sterke vertraging in de groei van de wereldhandel. Voor 2000 noteren we nog een groei van 10%, maar in 2001 bedroeg die slechts 1,5%, in 2002 2% en in 2003 iets meer dan 3%. De voorbije twee jaar herstelde de groei zich (5% in 2004 en 8% in 2005), daarbij gevoed door de Chinese economie. Nochtans verschilt de rol van wereldhandel vandaag aanzienlijk van de jaren ’80 en ’90, toen de jaarlijkse groei 12, 13 en zelfs 15 procent bereikte. Dit is een weerspiegeling van de alarmerende overproductiecrisis die sluimert onder het oppervlak van de wereldeconomie.

Druk van het kapitalisme

Tijdens kapitalistische opgang vormde het reformisme de dominante stroming in de arbeidersbeweging en de rechterzijde was dominant in dat reformistische kamp. Het kapitalisme drukte op de arbeidersbeweging, te beginnen met de top, en verzegelde zo de reformistische degeneratie van de massapartijen van de arbeidersklasse (zowel de “communistische” als de sociaal-democratische). De illusie werd gecreëerd dat het kapitalisme zijn problemen had overkomen en dat revoluties een zaak van het verleden waren. In dergelijke omstandigheden raakte de marxistische stroming geïsoleerd en bleef ze voor een hele historische periode beperkt tot een kleine minderheid.

Nu is de situatie echter omgeslagen in zijn tegendeel. Het kapitalistische systeem vertoont alle symptomen van seniele aftakeling. Het is uit evenwicht en kan er onmogelijk naar terug. Zoals we voorspelden in het vorige document over wereldperspectieven, elke poging om het economische evenwicht te herstellen vernietigt onvermijdelijk het sociale en het politieke evenwicht. Dit is vandaag een feit dat over de ganse wereld kan worden geobserveerd.

De huidige economische hoogconjunctuur staat op wankele funderingen. De hele wereld is afhankelijk van de VS en, in mindere mate, van China. Maar het koortsachtige groeiritme van de Chinese economie is onhoudbaar en leidt tot een overproductiecrisis. De economie van de VS wordt gekenmerkt door een hoge schuldgraad op alle niveaus. Een dergelijke situatie zou in elk ander land al lang tot een recessie hebben geleid. Alleen het feit dat de VS de machtigste economie ter wereld is, geeft het nog wat respijt. Maar dit kan niet blijven duren.

De huidige economische hausse is niet vergelijkbaar met die uit het verleden. Ze heeft niet geleid tot een verbetering van de levensstandaard. Integendeel, ze is gebaseerd op een algemene intensifiëring van de uitbuiting, langere werkuren, hogere werkritmes en besparingen. Dat is de situatie in de ontwikkelde kapitalistische landen vandaag. De huidige generatie in de VS zal de eerste zijn sinds de Tweede Wereldoorlog die geen betere levensstandaard kan verwachten. De aanvallen op de pensioenen is een algemeen fenomeen. Ze zeggen in feite: werk maar tot je erbij neervalt. Het is een terugkeer naar de mentaliteit van het kapitalisme van de 19de eeuw. Het lachende masker van het reformisme is afgevallen om plaats te maken voor het lelijke gezicht van het kapitalisme, de wet van de jungle die gekend is onder de naam “vrije markteconomie”.

We zien overal een enorme toename van de ongelijkheid. De rijken zijn obsceen rijk, terwijl een groter wordende laag van de maatschappij, zelfs in de rijkste landen, wegzinkt in absolute armoede. Dit is een gevolg van het proces van kapitaalsconcentratie dat voorspeld werd door Marx. De reformisten beweerden dat dit tot het verleden behoorde. Maar de monopolistische tendensen en de concentratie van macht en rijkdom in de handen van enkelingen is nog nooit zo extreem geweest als vandaag. De voorspellingen van Marx zijn werkelijkheid geworden onder wat we zouden kunnen omschrijven als “laboratoriumvoorwaarden”.

Dit zorgt stilaan voor een gevoel van onbehagen en ontevredenheid en een toenemende in-vraag-stelling van het systeem, vooral bij de jeugd. Dit is het geval in de VS en in Europa waar het onder meer wordt weerspiegeld in de massale zogenaamde antiglobaliseringsprotesten en de gigantische betogingen tegen de oorlog in Irak. Dit zijn de eerste symptomen van een groeiende revolutionaire stroming onder de jeugd. En over gans deze situatie hangt de dreiging van een nieuwe wereldrecessie.

Met uitzondering van China, zijn de groeicijfers in de ontwikkelde kapitalistische landen bijzonder laag. De VS bereikt inderdaad een groei van om en bij de 3%, maar dit gaat ten koste van ernstige onevenwichten (zie verder) zodat het lang niet zeker is of die groei lang zal kunnen worden aangehouden. De groei van de EU bedraagt echter slecht 1,8% (naar alle waarschijnlijkheid slechts 1,5%). Italië groeit aan 0,2%. En dat noemen ze dan een hoogconjunctuur!

Parasitaire burgerij

Marx wees er op dat het ideaal van de burgerij is “geld uit geld” te creëren, zoals uitgedrukt in de formule M – M1. Waar de burgerij in het verleden de productiemiddelen verder ontwikkelde en daarmee een relatief progressieve rol speelde, is dit nu niet langer het geval. Meer en meer zoeken de kapitalisten gemakkelijke winst door speculatie, waarbij ze de pijnlijke noodzaak om iets te produceren liefst achterwege laten. Met uitzondering van China, waar er een enorme ontwikkeling van de productiekrachten plaatsgreep, investeren de kapitalisten niet langer in dezelfde mate in productie als vroeger. De cijfers voor wereldwijde Buitenlandse Directe Investeringen (FDI, Foreign Direct Investment) zijn als volgt:

1999: 1080 miljard dollar
2000: 1380 miljard dollar
2001: 817 miljard dollar
2002: 678,8 miljard dollar
2003: 559,6 miljard dollar

Dit toont aan dat er in 2001 een feitelijke daling was van de FDI met 41 %, in 2002 met 17 % en in 2003 met ongeveer 17 %. Wanneer we verder kijken naar de cijfers van de FDI naar de Verenigde Staten toe, dan merken we dat er in 2003 een daling was van 53 %, de grootste daling sinds 12 jaar. In Centraal en Oost-Europa zakte de FDI met 30 %, in de EU met 20 % en in Japan met 35 %. China is de uitzondering, het is het land met de grootste toevloed van FDI (Bron: UNCTAD-verslag 2004à. In zijn verslag voor september 2005 waarschuwde het IMF (Internationaal Monetair Fonds) dat “ondanks de sterke toename van bedrijfswinsten, de investeringen over het geheel zwak blijven”, en het riep op om de strategie te veranderen: “Tot nu toe is de wereldgroei ondersteund door een toename van de consumptie, maar het wordt nu tijd om over te schakelen van groei gebaseerd op consumptie naar groei gebaseerd op investeringen”.

In hun zoektocht naar gemakkelijke winsten hebben de kapitalisten zich overgeleverd aan een orgie van overnames, die bijna altijd resulteren in bedrijfssluitingen, rationaliseringen en ontslagen. In de eerste paar maanden van 2005 was er een toename van overnames met 40 %, voor een totale waarde van 1657 miljard dollar. Het IMF probeert dit voor te stellen als “economie van schaalgrootte die toelaat de vaste kosten te drukken”. Dit is eufemistisch gekend als “creatieve vernietiging”. In werkelijkheid is er niets creatiefs aan. Het komt neer op een soort modern Luddisme (een stroming in het begin van de Industriële Revolutie, waarbij arbeiders de machines kapot maakten, omdat ze de werkgelegenheid bedreigden, nvdr.), behalve dan dat het in de vroege jaren van de Industriële Revolutie het de arbeiders waren die de machines verwoestten, terwijl het nu de kapitalisten zelf zijn.

Zelfs daar waar de kapitalisten grote winsten maken, investeren ze niet in de productieve krachten in hun eigen landen. Veilig weggestopt in een artikel op de laatste bladzijden, bericht The Economist (25 februari 2006) hierover: “Nochtans zien we vandaag groeiende bedrijfswinsten in economieën die stagneren, zoals in Duitsland. En zelfs terwijl de winsten toenemen, zien we bijna overal dat de werkelijke lonen van de arbeiders gelijk blijven of zelfs achteruit gaan[…] Bedrijven in Europa brengen fraaie winsten voort […] In de afgelopen twee jaar zijn de opbrengsten van de aan de top genoteerde bedrijven gestegen met 100 % in Duitsland, met 50 % in Frankrijk, 70 % in Japan en met 35 % in de Verenigde Staten, ondanks de grotere groei van het BBP in dit laatste land.”

“Ten tweede, en dit is nog verontrustender, garandeert het succes van een bedrijf niet langer de voorspoed van de binnenlandse economie of meer in het bijzonder, de binnenlandse arbeiders. Grotere winsten worden verondersteld de bedrijven ertoe aan te zetten meer te investeren, hogere lonen aan te bieden [!] en meer arbeiders aan te werven. Hoewel het aandeel van winsten in het nationaal inkomen van de economieën van de G7 bijna een historisch hoogtepunt bereikt, zijn bedrijfsinvesteringen de laatste jaren ongewoon laag. Bedrijven aarzelen om lonen of jobs te doen stijgen in dezelfde mate als waarmee dit gebeurde in vorige periodes van herstel. In Amerika is een groter deel van de stijging van het nationaal inkomen gegaan naar winsten, dan in gelijk welke andere periode van herstel sinds 1945.” (Onze klemtoon).

In plaats van de productiekrachten verder te ontwikkelen, zijn de kapitalisten wereldwijd betrokken in een carnaval van vernietiging. We hebben enkele voorbeelden gegeven, maar de realiteit is dat honderdduizenden jobs verloren gaan in de productieve sector en dat ze voornamelijk vervangen worden door een toename van jobs in de parasitaire “dienstensector”. De arbeiders die hun job behouden worden verplicht langer te werken, in slechtere omstandigheden, vaak voor minder loon. Er is een bruut offensief van de bazen bezig, gericht op de toename van de winsten ten koste van de arbeiders. Het is een universeel fenomeen.

Laten we enkele willekeurige voorbeelden geven. In de afgelopen maanden heeft Telstar, het grootste telecom-bedrijf van Australië, 12.000 jobs afgeschaft, het Duitse Telekom liet 19.000 jobs verloren gaan. Het farmaceutisch bedrijf Merck heeft een herstructureringsplan voor de komende drie jaar aangekondigd, met verlies van 7.000 jobs. Volkswagen heeft gewaarschuwd dat 20.000 jobs kunnen sneuvelen in het gedrang kunnen komen door herschikkingen, France Telecom kondigt het verlies van 17.000 jobs in de komende drie jaar aan. Er zijn nog vele andere voorbeelden. We zien voortdurende aanvallen op de werkkrachten, wat de arbeiders razend maakt. Zoals we nu al zien staan stakingen en protest op het agenda, niet alleen bij General Motors, maar ook bij de New Yorkse Transit-werkers. De arbeiders van Boeing hebben ook gereageerd tegen een wijziging van het premiestelsel. Anderen zullen volgen.

Dit is het enige soort economische heropleving die je kan verwachten in de huidige periode. De vraag moet dan ook gesteld worden: wat zal er gebeuren wanneer er een crisis komt? Het is duidelijk dat een serieuze crisis op ons afkomt. De precieze timing kan niet met absolute zekerheid worden aangegeven. Economie was nooit een exacte wetenschap en zal dat nooit zijn. In het beste geval kunnen we algemene trends aangeven. Maar dat is naast de kwestie. De gevolgen van de crisis van het kapitalisme zijn ook nu al merkbaar. De kapitalisten proberen hun deel van de voortgebrachte meerwaarde te vergroten ten koste van de arbeiders. Dit merken we overal. In elk land neemt het aandeel van de arbeiders in de nationale rijkdom af, terwijl het aandeel van de kapitalisten groeit.

De kapitalisten behouden hun winsten, enerzijds door de uitbreiding van de absolute en relatieve uitbuiting, en anderzijds door de toegenomen deelname aan de wereldmarkten, door een verdere intensifiëring van de internationale arbeidsverdeling (of globalisering, zoals zij dat noemen). Dit heeft hen tijdelijk geholpen. Dat is waarom de twee recessies die de wereld heeft gekend sinds 1987 relatief mild zijn geweest, vergeleken met de vier diepere recessies van de 18 jaar daarvoor. In de economie is het verleden geen indicatie voor de toekomst. Het feit dat de afgelopen twee recessies tamelijk mild zijn geweest betekent niet dat dit ook zo zal zijn met de volgende recessie. In tegendeel, alle tekens lijken er op te wijzen dat enorme tegenstellingen de weg bereiden voor een ernstige crisis, wanneer die er komt.

De ernstige burgerlijke economisten trekken parallellen tussen de huidige toestand en de vroege jaren ’70, toen de omhoogschietende prijs van de ruwe olie (het gevolg van een militair avontuur in het Midden-Oosten), de eerste echte ernstige crisis veroorzaakte sinds de Tweede Wereldoorlog. De toegenomen olieprijzen waren niet de oorzaak van de crisis (zoals sommige vulgaire economen beweren), maar slechts de laatste druppel, of de katalysator om een chemische term te gebruiken, dat bepaalde tendensen tot een kritisch punt bracht, maar die al eerder in voorbereiding waren.

Ziekte van de Amerikaanse economie

Sinds vele jaren en decennia stapelen de tegenstellingen zich op. In de VS is de “Amerikaanse Droom” – hard werken, veel geld verdienen – ontmaskerd als volslagen nonsens. In het eerste decennium van de 21ste eeuw is het Amerikaans kapitalisme geen droom, doch een nachtmerrie voor miljoenen mensen. Het ware gelaat van het Amerikaanse kapitalisme werd getoond door de orkaan Katrina. Het bestaan van een onderklasse van door armoede geteisterde mensen in het rijkste land ter wereld was zorgvuldig verborgen gehouden. Er was een accident als Katrina voor nodig om het rottende binnenste van het Amerikaans kapitalisme te ontmaskeren. De rest van de wereld was geschokt, maar in werkelijkheid ontwikkelt zich een gelijkaardige situatie overal, zoals we zagen met de Franse rellen in de voorsteden (eind 2005).

Een van de meest betekenisvolle plaatsen waar we een uitbarsting van de klassenstrijd zien, is het hartland van het wereldkapitalisme zelf: de USA. Decennialang volgde aanval op aanval op de rechten en arbeidsomstandigheden van de werkende klasse. Na de aanvankelijke oproer wegens de verschrikkelijke aanslagen van 11 september, begint de Amerikaanse arbeidersklasse wakker te worden. De afgelopen jaren zagen we verschillende belangrijke conflicten: de dokwerkers, de staking van het hotelpersoneel in San Francisco, Wal Mart, American Airlines, de metro van New York, de auto-industrie enzovoort. Dit waren lange en harde stakingen. Ze tonen de enorme onvrede en de opeenhoping van ontplofbaar materiaal voor een toekomstige explosie van de klassenstrijd.

De aard van deze nieuwe periode werd op sublieme manier getoond in de magnifieke strijd van de immigranten, vooral Hispanics. Dit heeft de alarmbel doen afgaan bij de Amerikaanse heersende klasse. Migrantenarbeiders vormen een zeer aanzienlijk deel van de Amerikaanse werkende klasse. In sectoren zoals transport en landbouw maken zij de meerderheid uit. De historische betogingen van miljoenen arbeiders eind april and de algemenen werkonderbreking op 1 mei hebben een serieuze impact op de hele Amerikaanse arbeidersklasse. Daarbij komen nog de psychologische effecten van de oorlog in Irak en orkaan Katrina. Het uitbreken van klassenstrijd op grote schaal in de VS zal verre gevolgen hebben, in de eerste plaats in Latijns-Amerika, net zoals de revolutionaire ontwikkelingen in Latijns-Amerika een diepe impact hebben in de VS. Net zoals in de jaren ’70 met de Vietnamoorlog bevindt de belangrijkste vijand van de VS zich niet buiten de grenzen, maar binnenin.

Door te trachten de recessie tegen te houden – iets waarvoor ze bekommerd waren vanwege de politieke en sociale gevolgen ervan – heeft de Amerikaanse burgerij zich onverantwoordelijk gedragen, bekeken vanuit een kapitalistisch standpunt. De Republikeinen, die voorheen de principes aanhingen van gezonde financiën, begrotingen in evenwicht en een sterke dollar, hebben alle voorzichtigheid in de wind geslagen door te handelen als dronken libertijnen, waarbij ze het familievermogen hebben vergokt aan de roulettetafel. Het resultaat is een massale toename van het krediet, ongeziene niveaus van staats-, bedrijfs- en persoonlijke schulden. Geen enkel ander land zou dit mogen proberen. Het IMF zou komen aankloppen om bezuinigingsmaatregelen af te dwingen. Alleen de bijzondere positie van de VS als machtigste natie ter wereld heeft hen geholpen. Maar deze toestand kan niet eeuwig blijven duren.

Marx legde lang geleden uit dat de kapitalisten een crisis tijdelijk kunnen afwenden door gebruik te maken van krediet. Dit dient om de markt uit te breiden buiten haar natuurlijke grenzen. Maar vroeg of laat keert dit zich om in zijn tegengestelde. De schulden moeten met intrest terugbetaald worden. Zo leidt de toename van het krediet tot een uitbreiding van de markten op korte termijn, ten koste van een scherpe inkrimping op langere termijn. Greenspan (voorzitter van de Federal Reserve, de “Fed”), die op dit beleid toezag, is met pensioen. The Economist stelde op 15 oktober 2005 de vraag: “Zou iemand met een gezonde geest deze job willen?” De reden voor deze scepsis is dat de Amerikaanse economie is gebouwd op ongezonde funderingen. Greenspan heeft een aardig zootje achtergelaten voor zijn ongelukkige opvolger onder de vorm van een enorm budgettair tekort. (het Greenspan-deficit)

De Amerikaanse economie zit vastgeklonken op een berg van schulden. Vroeg of laat ondergaan alle bergen lawines. Alle ernstige Amerikaanse economen geven toe dat de Amerikaanse economie de kenmerken heeft van een bel. Om de zaken nog erger te maken begint de inflatie de kop op te steken in de VS. Dit laat het spookbeeld opdoemen van toenemende intrestvoeten. Nu waren het uitgerekend de historisch lage intrestvoeten (waarvoor Greenspan gedeeltelijk verantwoordelijk was) die de belangrijkste bijdrage leverden voor de verlenging van de consumentenboom. Dit had als effect de toename van het krediet (en dus van de markt), maar alleen ten koste van de voorbereiding van een heel pijnlijke crisis in de toekomst.

Greenspan creëerde een situatie waar een reeks toenames van de intrestvoeten noodzakelijk zijn. De Fed heeft de intrestvoeten de laatste twaalf maanden acht keer verhoogd. Maar dit was een voorbeeld van “te weinig en te laat”. Het heeft niet geholpen om de speculatiebel te doen afnemen of zelfs de inflatie te doen verminderen, die in 2005 4 procent bereikte, het hoogste peil sinds 1991. De rentevoeten op korte termijn zijn daarom hoger dan in Europa, wat nog meer geld aantrekt, ondanks het enorme begrotingstekort. Vroeg of laat zullen de hoge intrestvoeten de consumentenboom in de VS doorprikken. Dit zal ernstige gevolgen hebben voor de wereldeconomie. De Europese kapitalisten overwegen al een verhoging van de intrestvoeten, hoewel de Europese economie nauwelijks groeit.

De ziekte van de Amerikaanse economie kan in kaart gebracht worden via de grote fluctuaties van de waarde van de dollar. Zoals we voorspeld hadden heeft die dollar een sterke daling doorgemaakt. Hoe zou dat ook anders kunnen met een huidig begrotingstekort van ongeveer 800 miljard dollar? Het is echter meer verrassend dat de dollar gedeeltelijk is kunnen recupereren. In de laatste paar maanden is de dollar 3,5 % in waarde gestegen, vergeleken met de globale “korf” van internationale munten en zelfs 14 % tegenover de euro. Toch kan deze toestand niet blijven bestaan. Het is ook geen afspiegeling van de sterkte van de Amerikaanse economie, doch eerder van de zwakte van de Europese economie. Het kan ook op elk moment omslaan in zijn tegengestelde, met een uittocht van vreemde munten en een verdere steile val van de dollar. Er heerst momenteel extreme nervositeit bij de burgerij. Elke schok, zoals bijvoorbeeld een plotse stijging van de olieprijs, kan een verkoopwoede ontketenen op de internationale beurzen die paniek veroorzaakt.

Vroeg of laat zal het echte leven de bovenhand halen op de speculatieve fantasieën, waardoor de speculatieve bel, die zijn uitdrukking vindt in overgewaardeerde eigendommen en beurskoersen, wordt doorprikt. In die gegeven omstandigheden zal een ineenstorting van de speculatieve boom ernstige gevolgen hebben voor de echte economie. Bovenal zal het leiden tot een diepe crisis in de vastgoed- en huizenmarkt. Omdat uitgerekend vastgoed en alle daaraan gerelateerde activiteiten het voornaamste element uitmaken van de huidige boom in de VS-economie, (samen met consumptie op basis van krediet), moet dit leiden tot een scherpe neergang in de echte economie en een neerwaartse spiraal die moeilijk te controleren valt.

We zien nu al tekenen van overproductie in de automobielindustrie en de markt van de mobiele telefonie in Europa en de VS. De automobielindustrie is nog steeds heel erg belangrijk in de VS. Vele andere bedrijfstakken hangen er van af. Maar alle autobedrijven in de VS zitten in een diepe crisis. General Motors staat op de rand van het bankroet. Ford en Daimler-Chrysler zijn er niet veel beter aan toe. Delphi, de grootse leveranciers in de VS van auto-onderdelen, is al failliet. Alle grote Amerikaanse automerken bieden furieus enorme kortingen. In vergelijking met september 2004 zakte de autoverkoop in september 2005 met 20 %. De verkoop door GM ging ook met 24 % achteruit. Ten gevolge van de enorme kortingen stijgt de autoverkoop opnieuw, maar met kleinere winsten. Dit is geen kenmerk van een boom. Dit zijn eerder kenmerken die we normaal associëren met een crisis.

Vandaag is een groot deel van de economische activiteit niet productief, maar speculatief, zoals de boom op de beurs, overnames en de vastgoedbel. Dit komt de economie niet ten goede en creëert nog geen atoom nieuwe rijkdom. Het gedraagt zich als een enorme bloedzuiger, die de rijkdom geproduceerd door de werkende klasse wegzuigt en laat lopen in de zakken van de parasieten. Toen de vorige speculatieve boom in elkaar stuikte zwoeren de kapitalisten dure eden dat hen dat niet meer zou overkomen. Als een dronkaard die zich heeft laten gaan op een feest en wakker wordt met een serieuze kater, riepen ze: “Nooit meer! Ik heb mijn lesje wel geleerd!” De inherente wetten van het systeem verplichten hen echter om deze cycli van opgang en neergang te herhalen.

Natuurlijk is er steeds een speculatief element in elke cyclus. Een speculatieve boom in de vastgoed speelde een belangrijke rol in de boom die de crash die 1929 voorafging. Voordien was er de Zuidzee-bel in de 18de eeuw en het Nederlandse tulpenschandaal in de 17de eeuw. Maar de huidige bel is de grootste speculatieve boom in de geschiedenis, groter dan 1929 en alle andere. En de burgerij zal het met spijt meemaken. Zij bereiden een ernstige crisis voor. De percentages die internationaal de stijging van de prijzen op de woningmarkt weergeven van 1997 tot 2005 zijn als volgt:

Zuid-Afrika: 244
Spanje: 145
Groot-Brittannië: 154
Ierland: 192
Italië: 69
Frankrijk: 57
België: 71
Verenigde Staten 73
Duitsland - 0,2

Hoewel de groei van de prijzen op de vastgoedmarkt in de VS trager was dan in sommige andere landen, vertegenwoordigt het een groot deel van de groei van het BBP in de laatste vijf jaren. Om een idee te geven van de omvang van het probleem: de bel van de aandelenbeurs in de late jaren ’20, net voor de crash van 1929, was 55 % van het BBP van de VS. In de laatste vijf jaren vertegenwoordigt het consumentenverbruik en de woningbouw niet minder dan 90 % van de groei van het BBP. Meer dan twee vijfden van de jobs in de private sector houden sinds 2001 verband met de vastgoedsector. Deze toestand alarmeert de ernstige burgerlijke economen.

Het probleem kan heel eenvoudig gesteld worden. In de afgelopen periode is er een enorme uitbreiding geweest van schuld en krediet. Dit is de basis van de consumentenboom in de VS. Een huishouden kan meer bezitten dan wat hun vastgoed waard is. Dit is de manier waarop het Amerikaanse kapitalisme de markt ver buiten zijn natuurlijke grenzen heeft doen uitbreiden. Maar hier is een klein probleem: schulden moeten terugbetaald worden, en de prijzen van vastgoed (en van de aandelen) kunnen stijgen en dalen, maar schulden liggen vast. Vroeg of laat moet dit gat gedicht worden. De huidige orgie van speculatie zal onvermijdelijk in een crisis eindigen, net als iedere andere bel in de geschiedenis.

Een crisis op de vastgoedmarkt zal de echte economie ernstig beïnvloeden. Het grootste deel van de economische activiteit in de VS in de afgelopen periode is op een of andere manier verbonden met de bouwindustrie. Een steile val op de vastgoedmarkt zal de huizenbouw onmiddellijk beïnvloeden, en dit was net de voornaamste motor achter de huidige boom. De onrechtstreekse effecten zullen nog ernstiger zijn. Wanneer de kredietverlening wordt ingeperkt zal de consumptie afnemen. De hoge niveaus van consumentenschuld, die voorheen de boom ondersteunden, zullen het effect hebben dat de markt scherp wordt samengedrukt en de crisis ernstig wordt verdiept als die er eenmaal is.

Zoals dat met elke crisis het geval is, zullen alle factoren van de opgang die bijdroegen tot een groei van de economie in hun tegengestelde veranderen. Oorzaak wordt gevolg en vice versa. De gevolgen zullen snel voelbaar zijn op de wereldmarkt, precies als gevolg van de globalisering. Als de Chinese economie vertraagt, zal heel Azië daar direct de gevolgen van voelen, omdat de belangrijkste markt nu China is.

Protectionistische neigingen

In tegenstelling tot de vooroordelen van de burgerlijke economen, is globalisering niet in steen gebeiteld. De evolutie kan omkeren, zoals ze in het verleden is omgekeerd. Voor de Eerste Wereldoorlog was er reeds grootschalige globalisering. In bepaalde opzichten was deze zelfs belangrijker dan vandaag. Dit was zeker zo op het vlak van immigratie en arbeidsmarkten. Deze tendens kende echter een ommekeer tijdens het interbellum. De inzinking werd een aanhoudende depressie, gekarakteriseerd door een protectionistische politiek van “de ene zijn brood is de ander zijn dood”, concurrentiele devaluaties enzovoort.

Protectionisme is eigenlijk een poging werkloosheid te exporteren. Tijdens een diepe recessie met hoge werkloosheid zullen de belangrijkste kapitalistische machten hun problemen proberen op te lossen ten koste van andere landen. De spanningen tussen Europa en de VS, tussen de VS en China, die reeds een feit zijn, zullen alleen maar scherper worden. De fragiele constructie van wereldhandel zal onder grote druk komen te staan, wat het pad zal effenen voor protectionisme en handelsoorlogen. Dit zit reeds impliciet in de huidige toestand.

De burgerij dacht dat globalisering hun problemen had opgelost. Zij beeldden zich in dat ze iets volkomen nieuws hadden ontdekt. Maar daar was uiteindelijk niets nieuws aan. Marx legde in het derde deel van Het Kapitaal uit hoe de ontwikkeling van wereldhandel tijdelijk een crisis kon vermijden, maar enkel ten koste van een nog grotere crisis in de toekomst. Tijdens de laatste twee decennia heeft de burgerij een wereldmarkt ontwikkeld van een nooit geziene omvang. Dit heeft het kapitalistische systeem ongetwijfeld bepaalde resultaten opgeleverd en verklaart het beperkte karakter van de recentste recessies. Maar de opkomst van China als een belangrijke economische macht roept nieuwe tegenstellingen in het leven op wereldschaal.

Als meer dan 1.000.000.000 mensen toetreden tot de kapitalistische wereldmarkt, zoals is gebeurd in het geval van China, dan is dat zeker geen detail. China heeft de rol gespeeld die de kapitalisten aanvankelijk hadden gereserveerd voor Rusland. Het verschafte hen een enorme ruimte voor export van kapitaal en goederen, nieuwe markten en investeringsmogelijkheden. Zij zagen China met andere woorden alleen als een markt, maar schatten de lange-termijnimplicaties niet correct in (kapitalisten hebben de neiging enkel op korte termijn te denken). Door massaal in China te investeren creëerden ze een machtige industriële rivaal die vandaag met hen de uitdaging kan aangaan op mondiaal vlak.

Met lagere arbeidskosten, moderne machines en een hoge productiviteit is China een formidabele macht geworden op de wereldmarkt. De enorme groei van de Chinese export van textiel naar Europa veroorzaakte een ernstig conflict tussen de EU en China. Uiteindelijk werd een ongemakkelijk compromis gesloten. Maar nieuwe problemen zullen niet uitblijven. De export van schoenen naar de EU vanuit China steeg met 300% tijdens de negen maanden sinds eind oktober 2005, in vergelijking met dezelfde periode in 2004. De eis om importquota’s, vooral vanuit Italië, zal alleen maar dringender worden. Het probleem blijft ook niet beperkt tot goedkoop textiel en kledij. Deze economische reus heeft de VS intussen voorbijgestoken als exporteur van hoogtechnologische producten. In 2004 exporteerde China 180 miljard $ aan hoogtechnologische producten. Het resultaat was een furieus protest in het bijzonder van de VS. In het Congres was er een groeiende protectionistische stemming, in de hand gewerkt door leden wiens positie in hun eigen staten bedreigd werd door werkloosheid. Charles Schumer, de meest luidruchtige vertegenwoordiger van deze groep, diende een wetsvoorstel in dat een tarief van 27,5% dreigde in te voeren op Chinese import. Hij slaagde niet in zijn opzet, maar de poging toont welke richting de situatie uitgaat.

Vanuit een marxistisch standpunt is de massale ontwikkeling van de Chinese industrie een progressieve stap omdat deze de macht van het proletariaat ontwikkelt. Zolang de economie blijft groeien, met de perspectieven van verbeteringen van hun leven in de toekomst, zullen de massa’s bereid zijn de zware opofferingen te blijven leveren. Maar zelfs een economische vertraging zal volstaan om alle verborgen tegenstellingen naar de oppervlakte te brengen. Volgens officiële statistieken nam het aantal massaprotesten in China toe van 10.000 in 1994 tot 74.000 in 2004. Deze getallen zijn minuscuul, maar ze zijn een indicatie van revolutionaire ontwikkelingen in China. De klassenstrijd kan openbarsten aan de oppervlakte wanneer de wereld dit het minst verwacht.

De fenomenale groei van de Chinese economie heeft zijn limieten. Er is een serieuze inzinking in de maak door een overproductiecrisis waarbij alle factoren die de wereldeconomie voorwaarts moesten stuwen in een schijnbaar oneindige beweging, in hun tegengestelde zullen omslaan. De beweging richting kapitalisme en de achterlating van een planeconomie legt de fundamenten voor een massale overproductiecrisis in China. Daarom kan China na de effecten van de laatste twee recessies gemilderd te hebben, net het tegenovergestelde effect hebben. Vroeger zag het Westen China als een gigantische markt maar je hoeft geen genie te zijn om in te zien dat als je fabrieken in China bouwt, deze exportgoederen zullen produceren in massale aantallen. Dit is wat er vandaag gebeurt, tot groeiende onrust van de Amerikanen.

Er woedt een bittere strijd om zelfs de kleinste markten. Dit bedreigt de toekomst van de wereldhandel en ondermijnt pogingen om deze te liberaliseren. Dit verklaart het falen van elke wereldhandelstop: de eerste in Seattle, dan in Cancun. Dezelfde protectionistische neigingen blijken op de conferenties over wereldhandel in Doha. Hier zien we de complete hypocrisie van de vrijhandelsdemagogie. De sterke kapitalistische economieën van Europa, Japan en de VS dwongen de zwakke landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika om hun markten te openen onder de vlag van ‘vrijhandel’. Bijgevolg werden binnenlandse industrieën gedecimeerd en hele naties geruïneerd en in schulden gedwongen, waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Maar wanneer de arme landen om vrijhandel vragen in de landbouw, wat voor een zekere verlichting zou kunnen zorgen door hun landbouwexport meer toegang te geven tot lucratieve markten in Noord-Amerika, Europa en Japan, worden de deuren onverwijld toegesmeten.

De deadline van de gesprekken in Doha is juni 2006, wanneer de toelating van het Noord-Amerikaanse Congres voor onderhandelingen vervalt. Vooruitgang is er echter niet geboekt. Er wordt gemarchandeerd zoals vrekkige boeren op een Middeleeuwse paardenmarkt. De belangrijkste twistappel is landbouw. Hoewel deze sector slechts drie procent van de totale wereldproductie vertegenwoordigt en minder dan tien procent van de totale wereldhandel, vertegenwoordigt deze ook 60% van het belang van de Doha-conferentie. Maar de VS, Japan en vooral de EU zijn niet bereid toegevingen van betekenis te doen. Zij verdedigen allemaal de belangen van de rijke boeren. De regering van de VS subsidieert zijn boeren voor niet minder dan 19,1 miljard, terwijl de landbouwsubsidies in de EU oplopen tot een kolossale 75 miljard dollar.

Het toenemende protectionisme kan ook afgemeten worden aan de toename van het aantal bilaterale of regionale akkoorden. In 2004 waren er 206 dergelijke akkoorden, tegenover slechts 89 in 1995. Deze bilaterale akkoorden, die er onder druk van de VS zijn gekomen, zijn een poging om de WTO te omzeilen, die door de VS als schadelijk voor de eigen belangen wordt beschouwd. Maar andere landen volgen in de voetsporen van de VS. De laatste zijn Aziatische landen, met name China en tien andere landen van Zuidoost-Azië die sleutelen aan een vrijhandelsovereenkomst die zal gelden voor 1,8 miljard consumenten. Het doel, dat waarschijnlijk niet zal bereikt worden, is de tarieven tot nul te verminderen voor de meeste producten tegen 2010. Hieruit blijkt duidelijk dat China economische hegemonie opeist in Azië, wat onvermijdelijk zal leiden tot een directe botsing met de VS, met niet alleen economische maar ook militaire implicaties.