robotic process automation heroDe technologische mogelijkheden die voor handen zijn, hebben weinig effect op de realiteit zoals we die beleven. Onze samenleving beschikt over een rijkdom aan tijdbesparende technologie, maar dat vertaalt zich niet in de verbetering van onze levens-en werkomstandigheden.

Integendeel: technologie lijkt voor veel werkenden een leefbare situatie in de weg te staan. In een studie schatten economen van de Universiteit van Oxford dat wereldwijd het risico bestaat dat de helft van de banen tegen 2035 geautomatiseerd zijn. Dit komt neer op ongeveer 2 miljard banen die kunnen verdwijnen. Een studie van ING berekende dat in België 49 procent van de banen automatiseerbaar zijn. In een kapitalistische context is technologie een instrument in de concurrentiestrijd tussen bedrijven. De kosten kunnen ermee gedrukt worden, de winst vergroot. De fascinerende en emanciperende mogelijkheden die technologische ontwikkeling kan bieden, slaan onder het kapitalisme om in hun tegengestelde.

'Race against the machine'

Dat is de titel van een spraakmakende studie van twee economen van het belangrijke Massachussets Institute of Technology. Ze bevestigen de hoger gemaakte vaststelling: de snelle ontwikkeling van technologie zou tot massale werkloosheid kunnen leiden. In de industriële sector zijn er de voorbije decennia al heel wat jobs verloren gegaan door de automatisering van bepaalde taken. In de eerste plaats ging het om laaggeschoolde manuele banen. Vandaag is het de beurt aan de bedienden-jobs.

In september kondigde ING-bank een verregaande automatisering van haar diensten in België aan waarmee meer dan 3000 banen verloren gaan. Eerder dit jaar publiceerde ze een veel voorspellende studie over de polarisatie op de arbeidsmarkt. (1) Terwijl de nood aan hooggekwalificeerde managers duidelijk groeit (+16 procent tussen 2011 en 2015), worden middengekwalificeerde taken afgebouwd. Het aantal administratieve- en bediendenberoepen is de laatste vier jaar scherp gedaald (-20% of 123 000 jobs). Zulke werktaken zijn door de ontwikkeling van de informatietechnologie makkelijk en goedkoop te vervangen.

“Zelfs de hoogopgeleiden onder hen werden niet gespaard,” Waarschuwt ING, “bij het administratief personeel is het aantal masters zelfs sterker gedaald (-28 procent) dan het totaal. Het behalen van een diploma hoger onderwijs is niet langer een voldoende voorwaarde voor werkzekerheid: het soort beroep dat men daarna uitoefent is minstens even belangrijk.” De studie stelt ook een markante stijging van de “laaggekwalificeerde elementaire beroepen” vast. In de vaktaal uit een andere sector worden deze de 'kutjobs' genoemd.

Het automatiseren van bepaalde beroepen gaat gepaard met de toename van kleine repetitieve taken. “In de geautomatiseerde wereld, heerst de precaire arbeid. Jobs zonder stabiliteit, zonder voldoening, die geen aanvaardbare levensstandaard bieden en al onze tijd lijken in te nemen door de werktijd op te delen in kleine stukjes.” (2) Hiervoor worden vaak interimarbeiders of jobstudenten ingezet. Dit soort werk wordt vaak met moeite een maand volgehouden. Door de automatisering van beroepen waar vroeger jongeren met een diploma op zak terecht konden, zal dit soort werk alleen nog maar toenemen. Een loopbaan als eeuwige jobstudent wordt steeds meer het perspectief voor jongeren, ook met een hogere opleiding. Dat kan niet anders dan explosieve sociale gevolgen hebben.

'Innovatie-pessimisme'

De concurrentie tussen de menselijke arbeid en de technologie in het kapitalisme wordt niet altijd in het voordeel van die laatste beslecht. In Januari 2013 kopte het toonaangevende tijdschrift van het financiële hart van Londen, The Economist: “Heeft de ideeën-machine afgedaan?”. Op de cover was een man te zien die op het toilet zat en zich afvroeg: “Zullen we ooit nog zoiets nuttigs uitvinden?” Aan de grond van deze bezorgdheid ligt de vaststelling dat de productiviteit (hoeveel een gegeven aantal arbeidskrachten in een bepaalde tijd kan produceren) stagneert – en dat ondanks alle verregaande technologische innovaties van de laatste jaren. Terwijl de mogelijkheid om data te verwerken is verhonderdvoudigd, blijft de groei in de productiviteit sinds de jaren '70 rond de 2 procent per jaar hangen en vandaag ligt ze op minder dan 1 procent. Ter vergelijking: in de 'gouden periode' van het kapitalisme na de Tweede Wereldoorlog bevond deze zich rond de 3 procent per jaar. De tendens op langere termijn is zelfs nog angstwekkender.

Om te begrijpen wat er gaande is, is het handig om het verschil tussen 'innovatie' en 'technologie' te begrijpen. Innovatie komt neer op de eigenlijke ontwikkeling van de wetenschap en kennis. Technologie is de toepassing van deze kennis in de productie. Het is deze laatste die zorgt voor de groei in productiviteit en die de economie voortuit stuwt. Vandaag wordt er overal geïnnoveerd, maar is de eigenlijke impact ervan op de economie eerder beperkt. Innovatie wordt niet omgezet in eigenlijke technologie. Terwijl er grote vooruitgang is gemaakt in bepaalde aspecten van het leven, verschillen anderen niet heel erg van hoe mensen 40 jaar geleden leefden. The Economist stelt vast dat de organisatie van de huiselijke sfeer onveranderd blijft, dat we nog steeds in dezelfde treinen, vliegtuigen en auto's rondreizen, dat de levensverwachting sinds de jaren '80 amper of niet gestegen is. Er zijn vandaag meer mensen betrokken in wetenschappelijk onderzoek dan ooit tevoren en toch dragen innovatie en technologie zeven keer minder bij tot de economische groei dan in de jaren '50.

De vaststelling gaat zelfs nog verder. In bepaalde sectoren is er zelfs sprake van de de-technologisering. Dat is het geval bij delocalisering van bedrijven. De hoogtechnologische werkplaatsen in de ontwikkelde kapitalistische landen worden daarbij verplaats naar lageloonlanden, waar arbeiders in quasi 19e-eeuwse toestanden werken... Tegelijkertijd zorgt dit voor de wereldwijde groei en de verbondenheid van de arbeidersklasse.

De nieuwe technologieën die echt worden geïmplementeerd, zijn als het ware tweederangs technologieën. Ze kunnen zonder veel kosten toegepast worden, maar hebben al bij al een beperkte impact op de manier waarop er geproduceerd wordt. De enige overweging die telt is om de kosten naar beneden te halen. Des te meer moet deze beperkte vernieuwing met de mantel der liefde bedekt worden. Elke minimale aanpassing wordt zo voorgesteld als “modern, moderner, modernst.”  De vorm moet de inhoud verbergen.

Dat is bijvoorbeeld het geval in de deeleconomie (Uber, Air B'nB, Deliveroo etc.) waarbij er gebruik wordt gemaakt van internetplatformen. Hoewel ze zichzelf een uiterst nieuw imago aanmeten, zijn ze helemaal niet zo vernieuwend. De technologie die wordt gebruikt, was al lang gekend en werd ook al toegepast in de traditionele bedrijfsvormen (taxi's, hotels etc.). Waarin de nieuwe bedrijven uitblinken is het drukken van de kosten. Er wordt eigenlijk niets gecreëerd. Wat voorheen behoorde tot het persoonlijke eigendom, wordt omgezet in kapitaal. Objecten die reeds bestonden worden vermarkt en worden zo een bron van winst. Onder druk van de crisis zien steeds meer mensen de mogelijkheid om op die manier een bijverdienste te vergaren. Maar de echte winst wordt gemaakt bij de ondertussen gigantische bedrijven die op geen enkele manier bijdragen tot het creëren van waarde. Het zijn louter deurwachters of renteniers die een tol heffen op het gebruik van hun website.

Twee zijden van dezelfde medaille

Maar hoe kunnen deze twee verschillende tendensen onder de burgerlijke economen naast elkaar bestaan? Hoe kan er te veel innovatie en technologie zijn, en tegelijkertijd ook te weinig? De paradox van zowel te veel als te weinig innovatie is de uitdrukking van de dialectische wetten van het kapitalisme. Wetten die werken op basis van het 'rationele' winstbejag van de individuele kapitalist, die op zijn beurt leidt tot een resultaat dat volledig irrationeel voor de kapitalistische klasse in zijn geheel is.

De individuele kapitalisten investeren in onderzoek en technologie om de productiviteit van hun bedrijf te verbeteren. Zo kunnen ze hun rivalen wegconcurreren, de lonen verminderen en de werknemers vervangen door machines en informatica. Maar elke kapitalist moet dit 'rationele' doel nastreven. Daarmee  ondermijnt de kapitalistische klasse in z'n geheel net die markt waaraan ze wil verkopen. Als de geproduceerde goederen niet verkocht kunnen worden, staat de overproductiecrisis voor de deur. De individuele kapitalist profiteert op korte termijn van kostenbeperkende technologische innovatie, maar brengt daarmee de bestaansvoorwaarden voor het geheel van zijn klasse in gevaar. Het invoeren van nieuwe technologie heeft enkel zin als ze een goedkoop alternatief levert voor menselijke arbeidskrachten.

Op dit ogenblik en eigenlijk al vanaf de jaren 1970, hebben de kapitalisten geen enkele drijfveer om de productiviteit betekenisvol op te voeren. Waarom investeren in het verhogen van de productie via kostelijke technologie wanneer de huidige productie al niet verkocht raakt? Dat is heel duidelijk in de telecommunicatie-industrie die kampt met een enorme overproductie. De verschillende producenten van smartphones teren al een hele tijd op de technologie die al een tiental jaar ontwikkeld is. De nieuwe modellen verschillen amper, op z'n best kun je enkele vormelijke aanpassingen zien. In plaats van te investeren in de toepassing van de meest geavanceerde productietechnieken, zoals 3D-printers die potentieel een nieuwe industriële revolutie teweeg kunnen brengen, worden dergelijke technologieën afgeblokt uit vrees om de bestaande overproductie nog te verergeren.

Beide tendensen, de gemakkelijke, goedkope automatisering van bediendenberoepen en de technologische impasse, zijn tegelijkertijd aanwezig. Ze weerspiegelen de tegenstellingen van de kapitalistische economie die de gehele samenleving met zich naar beneden haalt. Deze negatieve dynamiek ligt aan de oorzaak van het gevoel dat technologie ons niet bevrijdt, maar ons aan het wurgen is.

'Goede' en 'slechte' technologie

Technologie staat centraal in het vraagstuk hoe arbeid en de samenleving in zijn geheel verder zal evolueren. Daaruit komt het idee voort dat technologieën inherente eigenschappen hebben, dat er zoiets bestaat als 'goede' en 'slechte' technologieën. De ene zou gestimuleerd moeten worden, de andere gestopt.

Zo'n analyse maakt echter abstractie van de werkelijkheid door enkel naar de verschijningsvormen te kijken, de uiterlijke kenmerken waardoor mensen problemen te zien krijgen. Er bestaat niet zoiets als 'goede' of 'slechte' technologie, alles hangt af van in welke context, door wie, ten dienste van welke belangen technologie wordt ingevoerd. Het is een klasse-kwestie. Neem nu het voorbeeld van Facebook. Aan de ene kant is het een enorm spionage-medium voor bedrijven en staten en is het helemaal niet zo vrij als het lijkt. Aan de andere kant stelt het de arbeidersklasse in staat om op ongezien snelle wijze informatie door te spelen, elkaar te contacteren en speelde het daarom een belangrijke rol in recente revoluties in de Arabische wereld en elders.

Een technologie heeft geen nut, werkt niet 'op zichzelf'. Een machine functioneert pas, dient pas tot iets wanneer het door iemand of een groep aangewend wordt. In die zin bepalen de productieverhoudingen de impact ervan. Vandaag is technologie via allerlei juridische eigendomsstelsels (patenten, intellectueel eigendom) het privaat bezit van de kapitalisten. Het wordt enkel ingezet wanneer het de winst zal doen toenemen, niet om tegemoet te komen aan de sociale noden van de meerderheid.

Impasse en revolutie

“Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen om in ketenen daarvan. Dan breekt een tijdperk van sociale revolutie aan.” (Marx, Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie)

De productiekrachten zijn zowel de materiële middelen, grondstoffen en machines, als de mensen die arbeid uitoefenen en zo bijdragen tot de productie van goederen. Als een gegeven samenleving deze productiekrachten niet verder kan ontwikkelen, staat een revolutionaire omwenteling voor de deur. Het kapitalisme is in deze fase beland. Het kan niet langer voorzien in economische groei, tewerkstelling en de verbetering van de levensstandaard van de massa’s. Het privébezit van de productiemiddelen, maar ook van de ideeën en de kennis (via patenten en intellectuele eigendom) is een enorme rem geworden op de technologische vooruitgang. Eerder dan samen te werken en kennis uit te wisselen om de beste telefoon te ontwikkelen, bestrijden bedrijven als Apple en Samsung elkaar onophoudelijk wegens het overtreden van het ene of gene patentrecht. In plaats van te investeren in onderwijs en de toepassing van de meest moderne technieken, profiteren de kapitalisten van het overvloedige aanbod van goedkope arbeid in Azië en elders; of kiezen ze gewoon voor parasitaire speculatie of de financiële markten. Wat een verschil met de eerste periode van het kapitalisme waarin de productiekrachten uit de stagnatie van het feodale kader werden gehaald en als nooit te voren werden ontwikkeld!

Al meer dan een eeuw is de belangrijkste innovatie niet het initiatief van kapitalisten. De belangrijke impuls die de oorlogsindustrie gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog, hing nauw samen met een verregaande planning van de oorlogsindustrie en enorme staatsinvesteringen met publiek geld. Ook computers werden ontwikkeld in publiek gefinancierde wetenschappelijke kringen om grote hoeveelheden data voor onderzoek op te slaan, ze makkelijk terug te vinden en te bewerken. Het internet werd uitgebouwd door het Amerikaanse leger. In deze ontwikkelingen kunnen we een glimp zien van wat mogelijk is – op voorwaarde dat het private eigendom over de productiemiddelen wordt vervangen door een geplande productie onder de democratische controle van de gehele samenleving.

Technologie en klassenstrijd

De perverse gevolgen die technologie heeft onder het kapitalisme worden aan de lijve ondervonden door de arbeidersklasse. Wanneer werknemers een smartphone of tablet krijgen van het bedrijf weten ze dat het een vergiftigd geschenk is. Het zorgt ervoor dat ze steeds bereikbaar zijn en dat ze dag en nacht hun werk meenemen. Dat is een bedachte strategie van kapitalisten om de werkdag te verlengen, ook na de sluitingsuren van het kantoor. Daarom hebben bedienden vaak twee gsm's, en zetten ze hun bedrijfsapparaat gewoon af na de werkuren. In de industriële productie gaat het inzetten van nieuwe technologie vaak gepaard met het intensifiëren van het werkritme en het onderbemand raken van posten. Zo zijn er tal van voorbeelden. Ook na de werkuren wordt het gebruik van technologie in het kapitalisme gecontesteerd: wie heeft er nog nooit illegaal een film of serie gedownload? De smakelijke grappen over de verregaande pogingen van auteursrechtenverenigingen zoals Sabam om gebruikers absurde bedragen te laten betalen passen in dit rijtje.

De strijd voor een rationeel en bevrijdend gebruik van technologie maakt deel uit van de klassenstrijd. Onder het kapitalisme verhoogt technologie niet enkel de uitbuiting, maar heeft het ook een vervreemdend effect. Technologie en menselijke arbeid worden maar al te vaak gebruik voor sociaal nutteloze productie, terwijl er zo veel sociale noden onvervuld blijven.

Tegen deze vervreemding kwamen in de jaren '70 de arbeiders van het Britse Lukes Airspace in actie. We schreven daar toen over: “In 1976 moest de Britse vliegtuigconstructeur Lucas 20 procent van de 18.000 werknemers ontslaan. (…) Lucas produceerde vooral wapens bedoeld voor de militaire markt. Het antwoord van de vakbondsdelegees was dat men het recht had om te werken aan sociaal nuttige producten. De delegees overlegden met de arbeiders en kwamen met een plan voor nuttig alternatief werk in de fabrieken.” Al snel kwamen ze aan 150 haalbare sociale alternatieven, zoals het vervaardigen van specifieke rolstoelen voor kinderen die met een open rug geboren worden, energiebesparende machines of zelfs de productie van hybride auto's: “Dit plan toonde het initiatief en de betrokkenheid aan van werkenden wanneer ze de kans krijgen om iets nuttigs te doen, met de bonus dat hun banen gered waren.” Het plan werd echter aan de kant geschoven door het management.

Vandaag wordt deze strijd voor een rationeel gebruik van technologie echter naar een politiek niveau getild rond de eis voor een algemene arbeidsduurvermindering. Het technologisch potentieel is er om een maatschappij van overvloed te organiseren. De meest ondraaglijke en vervreemdende werktaken zouden zelfs vervangen kunnen worden door het inzetten van de nieuwste technologie.

Een socialistische maatschappij van overvloed

De angst die leeft voor een nieuwe automatiseringsgolf komt voort uit het feit dat we geen controle hebben over hoe technologie wordt ingezet. Dat we er geen controle over hebben komt omdat we de productiemiddelen niet bezitten. Die zijn in de handen van de 1 procent. De strijd voor een rationeel gebruik van technologie hangt samen met de strijd voor een socialistische samenleving. Enkel wanneer de productiemiddelen in handen zijn van de 99 procent en onder democratische controle staan, zullen we de situatie kunnen rechttrekken.

Het hedendaagse technologische potentieel is bijna oneindig. De kennis bestaat om de grootste problemen van onze tijd aan te pakken. De mogelijkheid is er om op een enorm fijnmazige manier goederen democratisch te verdelen.  De nodige groene technieken bestaan om de klimaatcrisis tegen te gaan, er is enkel een massale en geplande input via publieke investeringen voor nodig om het te verwezenlijken. Dat is niet mogelijk onder het kapitalisme. Er wordt niet geproduceerd voor de behoeften van de bevolking, maar om winst te maken. Een nieuwe, socialistische samenleving zal echter niet organisch groeien. Er zal een revolutionaire strijd nodig zijn om de samenleving uit de wurggreep van kapitalistische klasse te bevrijden.

  1. https://about.ing.be/Over-ING/Press-room/Press-article/Structurele-verschuivingen-in-de-Belgische-arbeidsmarkt-1.htm
  2. http://motherboard.vice.com/read/the-future-of-robot-labour-has-everything-to-do-with-capitalismhttp://motherboard.vice.com/read/the-future-of-robot-labour-has-everything-to-do-with-capitalism

De beperkte impact van de informatie-technologie op de kapitalistische economie

De ontwikkeling van de informatie-technologie opent enorme mogelijkheden. Toch heeft ze slechts een beperkte impact gehad op de economie in z'n geheel. De software-industrie is het meest dynamische deel van de IT-sector doordat ze steeds op zoek is naar nieuwe toepassingen. Toch stelt ze al bij al weinig voor. Haar waarde wordt geschat op 407 miljard dollar, ten opzichte van de 78.000 miljard die de wereldeconomie waard is.

De essentiële belemmering voor kapitalisten om er echt massief in te investeren, toont eigenlijk de grenzen van het systeem zelf aan. Alle software die wordt ontwikkeld is zo goed als kosteloos repliceerbaar. Dat betekent dat er geen winst te rapen valt voor de kapitalisten. Ze proberen dit op te lossen door het gros van hun inkomsten uit advertentie te halen of door buitensporige prijzen te vragen, die enkel nog maar meer aanzetten om gratis toepassingen te ontwikkelen.

Op die manier toont de informatie-technologie de diepste tegenstelling van het kapitalistische systeem aan: de contradictie tussen gebruiks- en ruilwaarde. Elk goed beschikt over een bepaalde gebruikswaarde. Het kan op één of andere manier een menselijke behoefte vervullen. In het kapitalisme worden goederen echter niet geproduceerd voor hun gebruikswaarde of omwille van hun sociaal nut, maar omdat ze winst kunnen opleveren. Om winst op te leveren moeten ze verkocht worden... Voor een bepaalde ruilwaarde. Op die manier vervreemdt het kapitalistische systeem zich steeds meer van de samenleving en blijkt het steeds minder in staat om in de sociale behoeften te voorzien. De ontwikkeling van de eenvoudig repliceerbare informatica-toepassingen toont aan hoe het kapitalistische systeem de productiekrachten verder heeft ontwikkeld dan dat het aankan. Een samenleving waar er meer dan voldoende gebruikswaarde wordt geproduceerd is volledig binnen ons bereik. Om ze te verwezenlijken moet er echter gebroken worden met het kapitalistische privé-bezit en de staatsstructuren die dat in stand houden.