Bron: The Socialisation of Society op http://www.marxists.org/archive/luxemburg/1918/12/20.htm
Vertaling: Nick Deschacht
Copyleft: GNU Free Documentation License. Overname wordt toegestaan en aangemoedigd, mits bronvermelding.
De proletarische revolutie die nu begonnen is, kan geen ander doel en resultaat hebben dan de realisatie van het socialisme. De arbeidersklasse moet er eerst en vooral naar streven om de volledige politieke macht over de staat in eigen handen te krijgen. Politieke macht is voor ons socialisten echter niet meer dan een middel. Het doel, waarvoor we deze macht moeten gebruiken, is een fundamentele transformatie van de economische verhoudingen.
Tegenwoordig is alle rijkdom — zowel de grootste bedrijven als de mijnen, werkplaatsen en fabrieken — in handen van enkele Junkers [1] en particuliere kapitalisten. De overgrote meerderheid van de arbeiders ontvangt van deze Junkers en kapitalisten maar een mager loon om van te leven. De verrijking van een klein aantal onproductieven is de doelstelling van de hedendaagse economie. Deze toestand moet verholpen worden. Het volledige sociale vermogen, het land met al zijn natuurlijke rijkdommen, alle fabrieken en werkplaatsen, moet uit handen genomen worden van de uitbuiters en in gemeenschappelijk bezit van het volk worden genomen. De eerste taak van een echte arbeidersregering is om, door middel van een serie decreten, de belangrijkste productiemiddelen te nationaliseren en hen onder controle van de maatschappij te plaatsen. Daarna dringt zich echter een nog moeilijkere taak op: de opbouw van de economie op een volledig nieuwe basis.
Vandaag wordt de productie in elk bedrijf geleid door individuele kapitalisten. De industriëlen bepalen wat en op welke manier er wordt geproduceerd en waar, wanneer en hoe de geproduceerde goederen worden verkocht. Het zijn niet de arbeiders die hiervoor zorgen, zij zijn slechts levende machines die hun werk moeten uitvoeren. In een socialistische economie moet het er volledig anders aan toe gaan! De privé-werkgever zal verdwijnen. De productie zal niet langer gericht zijn op de verrijking van een of ander individu, maar op de bevrediging van de behoeften van de gemeenschap. Bijgevolg moeten de fabrieken, werkplaatsen en landbouwbedrijven georganiseerd worden op basis van een nieuwe visie:
Ten eerste: indien de productie tot doel heeft om iedereen een waardig leven en voldoende voedsel en culturele mogelijkheden te bieden, dan moet de arbeidsproductiviteit veel hoger zijn dan wat ze vandaag is. De landbouwgrond moet een grotere oogst voortbrengen, de meest geavanceerde technologie moet in de fabrieken gebruikt worden, enkel de meest productieve erts- en kolenmijnen moeten geëxploiteerd worden, etc. Hieruit volgt dat de socialisatie vooral betrekking heeft op de grote bedrijven in de industrie en de landbouw. De kleine boer of vakman die zijn kost verdient met een kleine lap grond of in een atelier moeten we niet, en willen we ook niet, onteigenen. Op termijn zullen die allemaal vrijwillig tot ons komen en de voordelen inzien van het socialisme tegenover het privé-bezit.
Ten tweede: opdat iedereen in de samenleving zou kunnen genieten van de welvaart, moet iedereen ook werken. Enkel diegenen die zinvolle arbeid verrichten, of dat nu handenarbeid of hoofdarbeid is, hebben het recht om van de gemeenschap de middelen te ontvangen die nodig zijn om in hun behoeften te voldoen. Aan het nietsdoende leven dat de meeste rijke uitbuiters op dit moment leiden, zal een einde komen. In een socialistische economie is het immers vanzelfsprekend dat iedereen die daartoe in staat is, vereist is te werken, behalve de kinderen, de ouderen en de zieken die hiervan vrijgesteld worden. De gemeenschap moet diegenen die niet in staat zijn om te werken voorzien van algemene voorzieningen (in plaats van de huidige armzalige aalmoezen): het gesocialiseerd grootbrengen van kinderen, goede zorg voor de ouderen, openbare zorg voor de zieken, etc.
Ten derde: vanuit dezelfde visie, dus om het algemene welzijn te beschermen, moet er verstandig en zuinig omgesprongen worden met de productiemiddelen en arbeid. De verspilling die men vandaag overal ziet, moet ophouden. Uiteraard moet de volledige munitie- en oorlogsindustrie afgeschaft worden aangezien een socialistische samenleving geen wapens nodig heeft en de grondstoffen en menselijke arbeid die daarin worden gebruikt moeten worden ingezet voor de productie van nuttige producten. De luxe-industrie die allerhande prullen voor de nietsdoende rijken maakt, moet eveneens afgeschaft worden, net als de dienaars en de huisknechten. Al de menselijke arbeid die hierin vervat zit, zal een zinvollere bestemming krijgen.
Als we op die manier een arbeidersstaat oprichten, waarin iedereen werkt voor iedereen, voor het algemeen belang, dan zal ook de arbeid zelf op een geheel andere manier georganiseerd moeten worden. Vandaag betekent het werken in de industrie, in de landbouw of op kantoor vooral een kwelling en een last voor de proletariërs. Men gaat enkel werken omdat het moet, omdat men anders niet de middelen vergaart om van te kunnen leven. In een socialistische maatschappij, waar iedereen werkt voor elkaars welzijn, moet de grootst mogelijke aandacht besteed worden aan de gezondheid van de arbeiders en aan het enthousiasme voor het werk. Korte werkuren die de normale menselijke mogelijkheden niet te boven gaan, een gezonde werkomgeving, allerhande methoden van recuperatie en een variatie van de werktaken moeten geïntroduceerd worden opdat iedereen met voldoening zijn deel van de taken zou verrichten.
Al deze grote hervormingen vereisen echter een overeenkomstige mens. Vandaag staan de kapitalist, zijn ploegbaas en zijn opzichters achter de werkers met hun zweep. Honger drijft de proletariër om te werken in de fabriek of op kantoor, voor de Junker of voor de grootgrondbezitter. De werkgever zorgt dat er geen tijd of grondstoffen verspild worden, en dat er zowel goed als efficiënt gewerkt wordt.
In een socialistische samenleving zal de industrieel met zijn zweep verdwijnen. De arbeiders zijn er vrije en gelijke mensen die werken voor hun eigen welzijn en voordeel. Dat betekent voor zichzelf, werkend op eigen initiatief, zonder verspilling van de publieke rijkdommen, en het meest betrouwbaar en nauwkeurig werk afleverend. Elke socialistische onderneming heeft natuurlijk enkele technische bestuurders nodig die exact weten waar ze mee bezig zijn en instructies geven zodat alles vlot verloopt en de beste arbeidsdeling met de hoogste efficiëntie bereikt wordt. Het komt er op aan om deze instructies voluit op te volgen, om de orde en de discipline te bewaren en om geen moeilijkheden of verwarring te veroorzaken.
Samengevat: de werker in een socialistische economie moet laten zien dat hij hard en correct kan werken, discipline kan houden en zijn best kan doen zonder de zweep van de honger en zonder dat er een kapitalist en zijn slavendrijver achter hem staan. Dit vereist zelfdiscipline, volwassenheid, morele bezieling, een gevoel van waardigheid en zin voor verantwoordelijkheid. Dit vereist met andere woorden een complete wedergeboorte van het proletariaat.
Het socialisme kan niet gerealiseerd worden met luie, lichtzinnige, egoïstische, achteloze en onverschillige mensen. Een socialistische samenleving heeft mensen nodig die, elk op hun terrein, vol passie en enthousiasme zijn voor het algemene welzijn, vol zelfopoffering en sympathie voor hun medemensen, vol moed en standvastigheid zodat zelfs het moeilijkste aangedurfd wordt.
We moeten echter niet een eeuw of een decennium wachten tot zo’n menselijke soort zich ontwikkelt. Op dit ogenblik al, in de strijd en in de revolutie, maakt het proletariaat zich het benodigde idealisme eigen en verwerft het de noodzakelijke volwassenheid. We hebben immers ook moed en uithoudingsvermogen nodig, helderheid en zelfopoffering, om de revolutie naar de overwinning te leiden. Bij het werven van geschikte vechters voor de huidige revolutie, creëren we meteen ook de toekomstige socialistische arbeiders die het fundament zullen vormen van de nieuwe samenleving. Vooral de jongere arbeiders zijn geschikt voor deze taken. Zij zijn het die als toekomstige generatie de socialistische economie zullen vestigen. Het is echter vandaag al hun taak om aan te tonen dat zij in staat zijn om de toekomst van de mensheid te dragen. Er moet immers nog een oude wereld omver geworpen worden voor er een nieuwe kan worden opgebouwd. Maar we zullen het doen, jonge vrienden, is het niet? We zullen erin slagen! Zoals in dat lied: ‘We surely lack nothing, my wife, my child, except all that which through us prospers, to be as free as the birds: only the time!'
[1] Adellijke Duitse grootgrondbezitters — (noot van de vertaler)