Bij het schrijven van dit stuk zijn de oranje-blauwe partijen 120 dagen over een regeerakkoord aan het onderhandelen. Dat is niet historisch lang, maar wel lang genoeg om veel sceptische geesten te beroeren. Drie partijen kunnen het goed met elkaar vinden, behalve die 'linkse' CdH, heet het dan. Maar nog vaker wordt de scheidingslijn getrokken tussen Vlaamse en Waalse partijen. De ene zijde wil meer Vlaanderen en dynamisme, de andere houdt halsstarrig vast aan elk status quo. Tenminste, dat is de perceptie. De media zijn niet onschuldig aan het voeden van die perceptie.

De betrokken partijen en hun verkiezingsprogramma's helpen de zaken niet veel vooruit. Vooral CD&V/N-VA is met een uitgesproken regionaal programma naar de kiezer getrokken en hangt zowat elk hervormingsvoorstel op aan de voorwaarde tot 'meer regionale autonomie'. Dat de strijd vooral om symbolen zoals B-H-V en Brussel draait, verhult de sociaal-economische agenda die achter deze regionalisering schuilgaat.

Vanaf dag één had CD&V/N-VA iets te bewijzen. Het kartel wil tonen dat het kan wat Verhofstadt en Paars niet konden en dat het voor rasechte Vlamingen opkomt, die geen morzel afstaan voor de vooruitgang van Vlaanderen. Met dit in het achterhoofd stuurden ze de eerste weken aan op regionalisering van een pakket beleidsdomeinen (waar we niettegenstaande de spectaculaire verslaggeving van Le Soir alleen nog maar het gissen naar hebben). Groot gelijk had Milquet door droogjes te stellen dat “de vier partijen daarvoor geen meerderheid hebben”. Daarmee was haar naam als ‘madam Non’ gemaakt. Tegelijk was duidelijk dat het aan beide zijden dan al ging om nationalistisch spiergerol. CD&V wilde als eerste partij een staatshervorming in het regeerakkoord, wat nieuw is: in het verleden zijn de grote staatshervormingen er gekomen en cours de route. Ondertussen vormden de Franstalige partijen front tegen het “separatisme van de Vlamingen”, waarbij ze van elke gelegenheid gebruik maakten om Leterme te discrediteren als kandidaat-premier. “En het moeilijkste dossier is zelfs nog niet ter sprake geweest”, gooiden de opiniemakers olie op het vuur, doelend op B-H-V.

Door een 'einddoel' van de staatshervorming vast te leggen, wilde Kris Peeters Wallonië geruststellen. Dat idee lijkt nu weer begraven, waarschijnlijk om de separatistische N-VA niet voor het hoofd te stoten, noch die delen van het Vlaamse patronaat die verder willen gaan dan de burgerlijke partijen die het politieke centrum ambiëren.

B-H-V

B-H-V is een typisch voorbeeld van de polarisering van Vlamingen en Walen door politici aan beide zijden van de taalgrens. Ten eerste is het louter symbolisch, want van zuiver institutionele aard. Het verhelpt niets aan de sociaal-economische verhoudingen, aan het taalprobleem en het heeft niets met centen te maken. De Vlaamse partijen eisen gewoon een 'toepassing van de grondwet'. Ten tweede wordt het dossier aangewend om tegenstellingen te creëren. De Vlamingen zijn “separatisten die geen respect hebben voor anderstalige minderheidsgroepen”, terwijl de Walen ‘imperialisten’ zijn, die tegenover elke toegeving aan de Vlamingen financiële compensaties willen. Dat laatste voedt dan weer het beeld van 'de Waal' als profiteur.

Ten derde toont de kwestie B-H-V hoe de eis tot splitsing abstractie maakt van lokale verschillen en gevoeligheden, waarvan je in een normale democratie zou verwachten dat men er rekening mee houdt. De Vlaamse partijen refereren naar het historische Vlaamse karakter van de Rand, maar hoe zou los daarvan een democratie omgaan met aanzienlijke anderstalige minderheidsgroepen? Het feit dat enkele Franstaligen in Europa zijn gaan klagen op grond van de basisrechten van minderheden, moet elke democraat toch even tot denken stemmen. Daarnaast verdedigen ze elke centimeter 'Vlaamse grond'. Hoe dient een federale democratie echter om te gaan met een natuurlijk uitdijende hoofdstad? Bovendien zeggen de flaminganten niets over de hoge kostprijs van grond en huurpanden in Brussel, terwijl dit een belangrijke reden is waarom veel mensen uit de stad wegtrekken. Alle deze vragen moeten toch aanzetten tot nadenken, zelfs in een puur institutioneel dossier. Het nationalistische opbod fnuikt de democratie op een fundamenteel niveau. Het legt een taboe over discussies omtrent een nationale kieskring, harmonisering van sociale verworvenheden naar hogere niveaus, afschaffing van de Senaat, het tweetalige karakter van de Rand enzovoort.

Eén patronaal verhaal, twee patronale strategieën

Toch wordt de symboliek achter dossiers als B-H-V (en dus: traditioneel Vlaams-nationalistische eisen) vooral gebruikt om een liberale sociaal-economische agenda door te duwen. Open vld zegt openlijk dat de staatshervorming in het teken hiervan staat. In dit verhaal is het inderdaad zo dat alleen CdH een tegengewicht vormt, hoewel Reynders toch vooral blij is dat de PS er dit keer niet meer bij is: “dat is een staatshervorming op zich.” De communautair minst geladen materies die op het moment van schrijven al besproken zijn – migratie en justitie – ademen een rechtse agenda uit.

De communautaire discussies laaien vooral zo hoog op omdat het patronaat verdeeld is. Een deel, vooral rond het VBO en de Waalse burgerlijke partijen, ziet nog steeds meer heil in de internationale uitstraling van België. Een groeiend deel van het Vlaamse patronaat rond Unizo en Voka ziet echter brood in een splitsing om hun neoliberale agenda erdoor te jagen. Zoals Philippe Muyters van het Voka in KNack (12/09) stelde: “Wij pleiten niet om een staatshervorming om de staatshervorming. Een staatshervorming is bij ons gekoppeld aan een sociaal-economisch programma.” Niet alleen in België, maar bijvoorbeeld ook in Spanje en Italië, klinkt de roep om afscheiding van de meest welvarende regio's (resp. Catalonië en Noord-Italië), ten koste van de regio's die achterblijven. En in alle gevallen is het de rem op de winsten (door loonkosten, sterke vakbonden die gunstige CAO's kunnen afdwingen, een sterke sociaal-democratie) die deze roep om splitsing opwekt.

Het hele discours waarbij Vlamingen tegen Walen worden opgezet, alsof een Vlaamse arbeider dezelfde doelen nastreeft als een Vlaams bedrijfsleider, is dus een rad voor de ogen. Het druist in tegen de nood om sociale rechten te versterken en naar boven toe te harmoniseren in plaats van regio’s met mekaar te laten concurreren en zo onze sociale verworvenheden naar onder toe te harmoniseren. Regionale verschillen op het vlak van de arbeidsmarkt bestaan eveneens tussen Vlaamse steden en landelijke dorpen, zonder dat een haan kraait naar de splitsing van pakweg Gent en Reetveerdegem. Verschillen kunnen immers worden opgevangen door een gedifferentieerde aanpak. De roep om institutionalisering van deze verschillen zal ze daarentegen vergroten, en misschien is dat nu juist het doel van de nationalistische en patronale agenda