Vooral de laatste tien jaar is het ideologisch tegenoffensief van de burgerij zeer ver gegaan in het discrediteren van alles wat maar in de verste verte met socialisme te maken heeft. Daarbij zijn twee opvallende constanten waar te nemen: enerzijds zouden revolutionaire ideeën utopisch zijn, anderzijds zouden ze toch maar tot totalitaire regimes leiden. Het volgende artikel heeft de bescheiden ambitie enig weerwerk te bieden tegenover deze vooroordelen en zal meerbepaald ingaan op de functie van kunst in een maatschappij, zowel zoals de situatie vandaag is als die in het verleden geweest is.

Kunst en de Oktoberrevolutie

Het is interessant om de positie van de artiest tijdens de Oktoberrevolutie van 1917 eens nader toe te lichten en die te vergelijken met de artiest zoals die vandaag bestaat.

Volgens de meeste bronnen, die steevast de totalitaire wandaden van het stalinisme op een hoopje gooien met de turbulente periode na de Oktoberrevolutie, zouden kunstenaars, artiesten en schrijvers onmiddellijk na de revolutie in een autoritair keurslijf gedwongen zijn door de Bolsjewieken, die aan het hoofd stonden van de revolutionaire ommekeer. In werkelijkheid echter betekende de sociale omwenteling in semi-feodaal Rusland een nooit geziene vooruitgang, zowel op sociaal als op cultureel gebied. Talloze intellectuelen en artiesten vochten in een sfeer van euforie en hoop zij aan zij met de werkende massa’s, die zo lang monddood gehouden werden door het tsaristische regime, en vonden nu hun stem terug. Hetzelfde fenomeen viel ook waar te nemen tijdens de Franse Revolutie, die de onvoorwaardelijke steun had van vooraanstaande schrijvers als Coleridge, Wordsworth en P.B. Shelley, hoewel enkel deze laatste overtuigd bleef van zijn idealen - de overige twee werden defaitistisch door de terreur onder Bonaparte en gooiden hun vroegere ideeën dan ook maar overboord.

De dynamiek van discussie, lezingen en toespraken viel overal waar te nemen, gaande van de straat en de fabrieken tot het leger. Na de Oktoberrevolutie werd er onmiddellijk voor gezorgd dat kunst toegankelijk werd voor brede lagen van de bevolking, en niet langer voor een kleine elite van intellectuelen, o.a. door het nationaliseren van de grote kunstcollecties. De kunstenaar had een overvloed aan inspiratie voor het creëren van een originele, vrije en spontane kunst. Dit was geen evidentie, want intussen was het volk in een strijd op leven en dood verwikkeld met de twintigtal imperialistische legers die de ‘ziekte’ van het Bolsjewisme kwamen ‘genezen’ (en de meest barbaarse slachtpartijen aanrichtten natuurlijk). Het was pas later met de toenemende bureaucratisering en uiteindelijk de stalinistische contrarevolutie dat de artiest gemuilkorfd werd en er enkel nog plaats was voor conformistische kunst als het ‘socialistisch realisme’.

Utopische ideeën?

Cynici, en zo zijn er vandaag de dag heel wat, kunnen opwerpen dat het gewone werkvolk niet in staat is enig inzicht in kunst en literatuur te verwerven. “De massa is dom en verdient niet beter “, daar komt het in feite steeds op neer - hoewel natuurlijk wat subtieler geformuleerd. De geschiedenis heeft reeds voldoende bewezen dat dit onzin is, denken we maar aan de Spaanse Burgeroorlog, waar bijvoorbeeld de uitstekende poëzie van Garcia Lorca verslonden werd door mannen en vrouwen die nooit enige literaire vorming gekregen hadden. In hun zoektocht naar ideeën lazen de massa’s zowat alles, gaande van eenvoudige natuurpoëzie en politieke agitatie tot de meest complexe economische en sociologische werken. Dit toont het enorme potentieel aan van de mens. Meteen komt de bekende uitspraak van Trotsky voor de geest: “Hoeveel Aristotelessen zijn er niet die varkens hoeden?“ En daar voegde hij nog aan toe: “En hoeveel varkenshoeders dragen een kroon op hun hoofd!“

Een zelfde verwijt wordt vaak germaakt aan het adres van marxisten die het kapitalistische systeem als geheel in vraag stellen en overtuigd zijn van het enorme potentieel van de arbeidersklasse die een cruciale rol dient te spelen in de strijd voor het socialisme. “Kijk maar naar Jan Modaal die enkel kijkt naar soaps en lak heeft aan jullie exotische theorieën.“ Op dergelijke opmerkingen bestaat een even eenvoudig als kort antwoord: de massa is niet dom maar wordt dom gehouden. In de Klassieke Oudheid waren er al ‘brood en spelen’. Later betekende het geloof een grote rem op het bewustzijn, ‘opium van het volk’, zoals Marx het uitdrukte.

Ideologisch wapen

Nu speelt het geloof weliswaar een mindere rol in de conditionering van de werkende klasse, maar er is wel een niet te onderschatten factor bijgekomen, namelijk de toenemende invloed van de massamedia in handen van een machtige minderheid, wat een gevolg is van de commercialisatie van zowat alles wat maar winst kan opleveren. Privébedrijven krijgen steeds makkelijker een voet tussen de deur van scholen en universiteiten, theaters, muziekstudio’s, radio, televisie enzovoort. Zonder enige vorm van samenzweringstheorie te willen aanhangen of in holle slogans te vervallen, is dat ook logisch. In een kapitalistische klassenmaatschappij is het immers nu eenmaal de heersende klasse - en dat is ondanks alle postmoderne gewauwel tot nader order nog steeds de bourgeoisie - die de lonen betaalt van schrijvers, nieuwsredacteurs en artiesten, en beslist wie er zal werken en wat er geproduceerd zal worden. Vandaar ook dat die massamedia over het algemeen een nefaste rol spelen in het zelfvertrouwen van ‘die kleine Leute’ en hen eerder in een roes dompelen dan hen bewust maken.

Vervreemding

Kunst is gereduceerd tot simpelweg een andere bron van inkomsten zoals elke andere vorm van productie, bv. computers. Een schilderij, vaak van schilders die tijdens hun leven straatarm waren, kan miljoenen dollars opleveren op kunstveilingen in Londen. Door het artistieke niveau van een maatschappij tot een minimum te herleiden en de ‘serieuze kunsten’ te vervreemden van de sociale realiteit, zorgt het kapitalisme voor de toenemende teloorgang van kunst over het algemeen. Uiteraard wordt er nog heel veel schitterende kunst gemaakt, maar het probleem is nu net dat die veelal enkel bereikbaar is voor een kleine elite - en dan vallen de nette heren en dames nog in slaap ook tijdens de opera! - met anderzijds een apart commercieel circuit voor de massa, “omdat die toch niet geïnteresseerd is in kunst”. Beperkt tot dit kleine incestueuze milieu, waar het verplicht is zich te voeden op dezelfde manier waarop koeien en kippen de karkassen gevoederd krijgen van andere dieren en zo allerlei ziektes oplopen, wordt kunst steeds sterieler, leger en inhoudslozer. Vele artiesten en schrijvers worden zich hoe langer hoe bewuster van de precaire situatie waarin het kunstwereldje is aanbeland. Hun onvrede kan echter tot weinig leiden indien het verband niet gemaakt wordt met de strijd voor een andere, rechtvaardige maatschappijvorm, waarin cultuur de plaats krijgt die ze verdient - algemeen verspreid en van hoge kwaliteit.

De geestelijke apartheid die vele mensen uitsluit van de deelname aan degelijke cultuur en de verloedering van die cultuur zelf zijn twee zijden van dezelfde medaille: ze zijn enkel uitingen van de vervreemding van de mensheid, opgelegd door het kapitalisme. Net zoals het product van arbeid vervreemd raakt van de arbeider, zo lijkt de rijkdom van kunst en cultuur hem iets vreemds en veraf. De strikte scheiding van mentale en manuele arbeid sluit de meerderheid van de mensen af van cultuur, dat lijkt wat het in essentie is: het monopolie van een gepriviligeerde minderheid die dit als instrument gebruikt ter consolidatie van haar eigen machtspositie. Zolang dit monopolie blijft bestaan zal de maatschappij verdeeld blijven langs klasselijnen.

Op het culturele vlak is het de taak van het socialisme om o.a. voor eens en altijd de Chinese Muur omver te werpen die handenarbeid scheidt van geestelijke arbeid. Enkel zo zal het mogelijk blijken iedereen toegang te verlenen tot een serieuze culturele ontwikkeling en zullen het talent en de creatieve mogelijkheden van de mens ten volle tot uiting kunnen komen.