"De stakingen met fabrieksbezetting overschrijden de grenzen van de normale kapitalistische maatschappij. Geheel onafhankelijk van de eisen van de stakers brengt de tijdelijke inbezitneming van de bedrijven de afgod van de kapitalistische eigendom een slag toe. Iedere staking met bezetting stelt in de praktijk de vraag: wie is meester in de fabriek, de kapitalist of de arbeiders?"

Uit het Overgangsprogramma, L. Trotski 1938

In Frankrijk ging de algemene staking van 1936 onder de regering van de Front Populaire gepaard met een golf van bedrijfsbezettingen. Zo ging het ook in Noord-Italië met de bedrijfsbezettingen in de jaren 1920 waaruit de ‘consigli di fabrica' (verkozen fabrieksraden) groeiden. De onstuimige groei van het industriesyndicalisme in de Verenigde Staten kreeg eveneens in de jaren 1930 steun dankzij het fenomeen van ‘sit-down'-stakingen (een vorm van bedrijfsbezetting). Het is echter pas tegen het einde van de jaren 1960, in het kielzog van mei '68, dat in ons eigen land bedrijfsbezettingen op de voorgrond treden. Het is een van de opmerkelijke uitingen van de politieke radicalisering onder de arbeidersklasse.

Van 1966 tot 1973 vonden er 66 bezettingen plaats. De piekjaren waren 1970 met 11 bezettingen, 1971 met 16 en 1973 met 12 gevallen van bedrijfsovername. Het leeuwendeel van deze acties hadden plaats in Wallonië en Brussel (55). Bijna de helft van de bezettingen waren uitgelokt door de dreiging met sluiting van de vestiging, een vijfde als protest tegen afdankingen.

In de daaropvolgende jaren nam het fenomeen van bezettingen nog uitbreiding. Tijdens de eerste crisisjaren van 1973 tot 1975 namen de arbeiders 94 bedrijven over. Dat was een hoogtepunt. In het jaar erna, 1976, werden elke maand gemiddeld twee bedrijven bezet. Ten slotte ging in de twee jaar van 1977 tot 1978 één op zes conflicten gepaard met een of andere vorm van bezetting. Het is duidelijk dat bedrijfsbezettingen toen een belangrijke onderstroom vertegenwoordigden in de arbeidersbeweging. Deze ging hand in hand met een omvangrijke golf van spontane stakingen in heel het land. Buitenlandse voorbeelden speelden daarbij een belangrijke rol. De succesvolle bezetting tegen de sluiting van de kunstvezelfabriek Enka in Breda in 1972 inspireerde veel mensen, net zoals de overname door de arbeiders van de horlogefabrikant Lip in Frankrijk hetzelfde jaar. Hier beslisten de arbeiders het bedrijf te laten draaien onder eigen beheer.

Experimenten met eigen beheer

Slechts een klein maar emblematisch aantal bezettingen leidde tot pogingen om de productie in eigen beheer of onder arbeiderscontrole op gang te brengen. In de meeste gevallen was de bezetting een - efficiënt - actiemiddel om de directie te verplichten af te zien van afdankingen of van sluiting. Dit gebeurde met de kachelfabriek Somy in Couvin na de sluiting in 1976. Eerst verkochten de arbeiders de stocks om hun vooropzeg en achterstallig loon te betalen. Dan begonnen ze onderdelen te produceren. Geleidelijk kwam de hele productie op gang met de hulp van de Waalse streekeconomie. Het bedrijf werkte echter in eigen beheer. Chefs en opzichters verdwenen, de hiërarchie werd neergehaald. Het absenteïsme zakte tot nul en de arbeidsongevallen daalden sterk.

In Tessenderlo (Limburg) bezette het personeel eind november 1975 de onderneming Prestige. Deze Brits-Amerikaanse fabrikant van keukengerief vestigde zich in de provincie gelokt door goedkope leningen en andere overheidssteun in de jaren '60. Uiteindelijk kondigde de directie de sluiting aan in november 1975. De algemene vergadering van het personeel besliste dan over te gaan tot bezetting en productie onder eigen beheer. De arbeiders leverden snel het bewijs dat het bedrijf rendabel was maar ook dat het zonder bazen kon functioneren. Dit levendig experiment van arbeiderszelfbeheer stak de ogen uit van het hele establishment. De rijkswacht, de rechtbanken en de patroons zetten allerlei manieren van repressie in. Hierop antwoordden de metaalarbeiders met een regionale staking. De overheid kwam vervolgens over de boeg met het voorstel een leefbaarheidstudie te maken. Als die positief uitdraaide dan was de overheid bereid het bedrijf voor haar rekening te nemen. In ruil hiervoor moesten de arbeiders de bezetting opgeven, wat ze ook deden. Er kwam een leefbaarheidstudie die tot het besluit kwam dat het bedrijf... niet leefbaar was. Zo eindigde dit unieke experiment van arbeiderszelfbeheer in Limburg.

Een andere emblematische strijd was deze bij Salik Jeans in Quaregnon. Na de sluiting beslisten een honderdtal arbeidsters in 1978 de productie in eigen beheer te nemen. De arbeidsvoorwaarden veranderden radicaal. Een arbeidster vertelde: "In het verleden liepen we rond met een voorschoot van verschillende kleuren die overeenkwam met een afzonderlijke plaats in het arbeidsproces. Of je wel op je plaats was of niet viel dan snel op. Niemand was toegelaten uit de rangen te treden. Vandaag heeft de kleur van de voorschoten geen belang meer. De communicatie onder ons was open en de algemene personeelsvergadering nam alle beslissingen." Ze organiseerden ook een kinderkribbe in het bedrijf en een refter. De bezetters verbeterden tevens de werkroosters. Bij gebrek aan grondstoffen (textiel) moesten de vrouwen van Salik stoppen.

Een paar jaar tevoren reageerden de arbeidsters op de sluiting van de Siemens-vestiging in Baudour eveneens met een bezetting. Een militante van het ACV beschreef die ervaring als een "volledige revolutie op alle vlakken". Gelijkaardige experimenten hadden plaats in de bedrijven Fonderie Mangé, Textiles d'Ere en de Sablières van Wauthier-Braine.

In Antwerpen stond de bezetting van het raffinagebedrijf RBP een jaar lang in het centrum van de arbeidersbeweging. Midden in de zomer van 1978 kondigde de directie aan dat het bedrijf onherroepelijk dicht ging. 256 arbeiders riskeerden hun baan te verliezen. RBP was een syndicaal bolwerk. Een paar dagen na deze aankondiging blokkeerden de arbeiders met tankwagens de toegang tot het hele havengebied. Ze blokkeerden een paar dagen later de Belliardstraat in Brussel waar de zetel was van de Belgische Petroleumfederatie. Vervolgens gingen ze over tot de bezetting van de administratieve gebouwen van de raffinaderij en de hele vestiging. Gedurende drie weken ging de hele petroleumsector in staking. Daarna verschenen de RBP-arbeiders op alle belangrijke activiteiten van de vakbeweging. De regering ging echter niet in op het voorstel van overname dat de vakbonden deden. Coastal Gas besliste uiteindelijk na een jaar lang bezetting tot de overname van RBP. Het merendeel van de overblijvende bezetters zagen hun baan terug. Bezetten loont dus.

De bezetting van het glasbedrijf Glaverbel in Gilly kreeg toen eveneens een enorme weerklank. De glassector was voor de regio van Charleroi toen even belangrijk als de steenkoolmijnen vroeger. De grote krachtmeting tegen de sluiting van Glaverbel gebeurde in de eerste maanden van 1975. Gedurende zes weken bezetten de arbeiders het bedrijf. De democratische organisatiemethodes tijdens deze bezetting zijn ongetwijfeld voorbeeldig. De algemene vergadering van de bezetters verkoos het stakerscomité. Deze hield zich bezig met financiën, onderhoud en veiligheid, propaganda en culturele animatie. Dat was een concrete manier om de meerderheid van de arbeiders te betrekken bij de bezetting. Solidariteits - en informatieavonden in de streek en in het land brachten veel volk op de been. Een regionale staking legde de glassector plat, gevolgd door een succesvolle regionale betoging.

Ook bracht het stakerscomité een belangrijk manifest uit. Politiek was dit manifest het meest vergaande en de duidelijkste uitdrukking van de bezettingsbeweging in België. Zo lezen we bijvoorbeeld: "Indien BSN-Glaverbel haar beslissing handhaaft Gilly te sluiten en weigert onze tewerkstelling ter plaatse te waarborgen dan moet de regering Glaverbel NV onvoorwaardelijk nationaliseren." Dit manifest, bediscussieerd en goedgekeurd door de algemene vergadering van de stakers, roept op tot "nationalisatie onder de controle van de werkers". Verderop stelt het ook een "radicale arbeidsduurvermindering voor - naar de 36-urenweek zonder loonsverlies en met radicale vermindering van het werkritme". Uiteindelijk haalden de arbeiders van Glaverbel Gilly hun slag thuis en verhinderden ze de sluiting.

Socialistische eilandjes

Wat kunnen we hieruit leren? Vooreerst dat de golf van bezettingen in België gegroeid is uit zeer concrete noden (handhaving van de economische activiteit en tegen afdankingen). Ze is niet ingegeven door een of ander syndicaal handboek, laat staan dat ze het resultaat is van een bewuste syndicale strategie. Wel gebeurden deze bezettingen tegen een achtergrond van politieke radicalisering onder arbeiders. In de periode na mei '68 betwistten veel mensen het kapitalisme. Maar de actievorm - de bezetting - verwijst naar veel meer dan de onmiddellijke motieven die de arbeiders in actie hebben gezet. Los zelfs van de bedoelingen van de actievoerders stelt een bezetting zeer politieke en verregaande vragen. Dit is nog meer het geval wanneer de arbeiders beslissen de productie in eigen beheer op gang te brengen. De ervaring met arbeiderszelfbeheer is een levensechte school voor socialisme. Ze hebben ook een zeer grote verwijswaarde. Het effect op het de politieke bewustwording is dan ook groot.

Deze experimenten van arbeiderszelfbeheer van de productie waren allemaal een relatief kort leven beschoren. Dit is geen toeval. Socialistische eilandjes in een zee van kapitalisme gaan vroeg of laat kopje onder. Ze kunnen de concurrentie niet aan of ontsnappen niet aan de wurggreep van de eigenaars, andere kapitalisten en het staatsapparaat. Soms was dit voor de ABVV-leiding een uitvlucht om deze bewegingen niet te steunen. Dit was onder andere het geval bij Salik Jeans in Quaregnon. De ABVV-achterban dacht er anders over en steunde massaal de strijd van de vrouwen van Salik. Het ACV daarentegen steunde op verschillende plaatsen deze experimenten maar dacht dat ze op zichzelf konden verder bestaan. Wij denken dat het ABVV en ook het ACV het orderwoord van de bezetting van de bedrijven op nationaal vlak hadden moeten lanceren, gekoppeld aan nationalisaties onder arbeiderscontrole. Een volgende stap is dan de veralgemening van de slagzin voor het heropstarten van de productie onder arbeiderscontrole. Aan de socialistische partijen zou het de taak zijn om hieraan een politieke uitweg te geven. Op een zeer concrete en begrijpbare manier stelt dit de vraag van de volledige reorganisatie van de samenleving naar een democratisch geplande en genationaliseerde economie

Een bedrijfsbezetting werpt deze centrale vraag op. Het antwoord op deze vraag zal echter niet van de huidige vakbonds- of SP.a-leiding komen. Het antwoord op de concrete vragen die tijdens bedrijfsbezettingen aan de oppervlakte komen, zullen niet 'spontaan' en spijtig genoeg niet 'op tijd' uit de strijd van de arbeidersklasse zelf naar voor komen. Hiervoor is tussenkomst van internationaal georganiseerde marxisten nodig. Marxisten 'maken' het bewustzijn niet, maar 'versnellen' het of drukken bewust en systematisch uit wat er al in grote mate onbewust of gedeeltelijk aanwezig is in de strijd. De huidige en toekomstige strijd heeft een leiding nodig die gewapend is met de lessen van decennia internationale klassenstrijd. Enkel door het doordacht organiseren van die voorhoede in de klassenstrijd op basis van een marxistisch perspectief, kunnen bedrijfsbezettingen uitgroeien tot een kristallisatiepunt in de strijd voor een betere samenleving: het socialisme. Sluit daarom vandaag nog bij ons aan en help de strijd voor socialisme op een bewuste manier voeren. De arbeidersklasse verdient een betere leiding.