Vonk publiceert een reeks artikels over belangrijke perioden in de Belgische klassenstrijd. Het eerste artikel ging over de periode sinds de oprichting van de Belgische Werklieden Partij tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het analyseert de boeiende interne politieke evolutie van de georganiseerde arbeidersbeweging. In het bijzonder gaat Pierre Dorremans' aandacht naar de jongerenvleugel van de BWP, de Socialistische Jonge Wacht. De SJW omvatte toen de meest radicale arbeidersjeugd. Deze jongerenorganisatie zal onder invloed van de regeringservaring met het reformisme, de internationale economische crisis, het opkomende fascisme in binnen- en buitenland en de burgeroorlog in Spanje sterk naar links evolueren. Onder invloed ook van de opstandige mijnwerkerstaking in de Borinage in 1932 en de algemene staking van 1936 gaat het proces van interne verdeeldheid in de Belgische sociaal-democratie zich verdiepen.

De electorale successen van de stalinistische communistische partij, vooral dan in de tweede helft van de jaren ’30, illustreert het proces van radicalisatie dat belangrijke lagen van de arbeidersklasse verwijderde van het reformisme van de leiding van de BWP en de Syndicale Commissie.

Het volgende artikel van Christian Dubois schetst een radicalisatie van 1969 tot 1973. Deze radicalisatie was in de eerste plaats merkbaar in de opflakkering van spontane stakingen, die de burgerij later 'wilde' stakingen ging noemen. Deze stakingen, gericht tegen de onmenselijke werkomstandigheden en voor betere lonen gingen gepaard met de intrede van jonge arbeiders op het strijdtoneel en ook migranten. Maar deze opflakkering van de stakingen vond plaats tegen een heel andere economische achter-grond dan deze van het interbellum. Deze laatste 4 jaar van economische groei sluiten namelijk de zogenaamde golden sixties af die gekenmerkt werden door stijgende levenstandaard en relatieve sociale kalmte.

Deze periode van verhoging van sociale conflicten werd algemeen gezien als een nieuwe vorm van maatschappelijke contestatie. Het patronaat aarzelde daarom niet het sociale klimaat zowel binnen en buiten de bedrijven als volgt te beschrijven: “Geen enkel maat-schappelijke instelling of structuur wordt gespaard door deze contestatie. De universiteit, het Gerecht, de Familie, de Kerk, de Staat en de vakbonden zelf worden in vraag gesteld.” (De Staercke J. in Bulletin VBO, 1 december 1974) Ondanks het feit dat veel van de stakingen starten rond economische themas zoals lonen, werkomstandigheden enzovoort, dragen ze snel een veel diepere en ook politiekere boodschap uit.

Met deze twee artikels willen we denkstof leveren voor alle militanten van de beweging die zich vandaag de vraag stellen welke politieke gevolgen op het bewustzijn van de arbeidersklasse in het bijzonder de huidige internationale economische recessie zal hebben. We willen aantonen dat er geen mechanische, directe en automatische relatie bestaat tussen verslechtering van de economische situatie, verhoogde uitbuiting en radicalisatie in strijd en ideeën.

Er bestaat natuurlijk wel een verband maar dat is veel complexer. Een economische recessie kan de arbeidersklasse verlammen en verrassen. Alles hangt af van hoe de arbeidersklasse in de recessie komt. Wat is er aan voorafgegaan? Heeft ze belangrijke nederlagen meegemaakt of zit ze in de lift qua sociale strijd?

De verhoging van de klassenstrijd in Italië bijvoorbeeld tijdens de laatste weken in het openbaar ambt en de metaalsector werd ingeluid door de jongerenradicalisatie in Genua.

In andere artikels zullen we hier dieper op ingaan. Het fenomeen van de Algemene Stakingen voor het Algemeen Stemrecht in België wordt onder de loep genomen. Hierna volgt ook een doorlichting van de strijdcyclus van de jaren '80 en '90. Dan trekken we een aantal besluiten voor de klassenstrijd van de volgende jaren.