De vooruitgang die de laatste decennia gerealiseerd is in de gezondheidszorg, kan baanbrekend genoemd worden. Nochtans heeft het grootste deel van de wereldbevolking geen aandeel in deze vooruitgang. De kansen van veel mensen op een gezond leven nemen zelfs steeds meer af, terwijl er geneesmiddelen op de markt zijn die deze ziekten zouden kunnen voorkomen en genezen. Een slechte gezondheidstoestand van de bevolking heeft ook gevolgen op het vlak van onderwijs, investeringen en productiviteit, en voor de sociale en politieke stabiliteit van het land.

In de minst ontwikkelde landen bedragen de gezondheidsuitgaven 11 dollar per hoofd, bij de rijke landen bedraagt dit 1.907 dollar per hoofd. In 1975 heeft de World Health Organisation het begrip ‘essentiële geneesmiddelen’ gelanceerd, waarop elk gezondheidsbeleid zich baseert. De definitie luidde als volgt: “geneesmiddelen die de gezondheid van de meerderheid van de bevolking bevredigen en op elk moment beschikbaar zouden moeten zijn in voldoende hoeveelheid en gepaste dosering”. In 1977 werd deze lijst gepubliceerd, die 208 geneesmiddelen bevatte. In 1999 werd een element toegevoegd aan de definitie: “tegen een prijs die personen en de gemeenschap kunnen betalen”. Dit heeft grote gevolgen, want de dure geneesmiddelen (bv. aidsremmers) werden niet meer vermeld op de lijst, waardoor ze niet meer ter beschikking zijn voor de bevolking.

Grote problemen

Er zijn nog altijd grote problemen voor de toegankelijkheid. Ten eerste sterven er mensen als gevolg van een gebrek aan geneesmiddelen. Ten tweede is er een gebrek aan toegang tot geneesmiddelen. Ten slotte veroorzaken het foutieve of roekeloze gebruik en de ontoereikende kwaliteit van geneesmiddelen problemen, want een te grote dosering kan leiden tot resistentie, en daarna is er geen oplossing meer mogelijk. Farmaceutische multinationals houden in de Derde Wereld essentiële informatie achter over bijvoorbeeld bepaalde antibiotica, zodat ze veelvuldig worden voorgeschreven in gevallen waar het onnodig is. Ook de kwaliteitscontrole schiet tekort, want in minder dan één op drie ontwikkelingslanden is er sprake van echte regulerende organen in het geneesmiddelendomein. Het kan zelfs gebeuren dat er toxische en soms dodelijke producten op de markt gebracht worden. In 1991 ontdekte de Nederlandse organisatie Wemos in de Derde Wereld 75 medicamenten (inclusief antibiotica) die niet meer verkocht mochten worden in één of meerdere Europese landen.

In de armste delen van Afrika en Azië hebben ze geen toegang tot essentiële geneesmiddelen, maar het blijkt nu zelfs dat 35 procent van de wereldbevolking in hetzelfde schuitje zit. Op dit moment bestaat er een 10/90 kloof, wat inhoudt dat minder dan 10 procent van het gezondheidsgerelateerde onderzoek en ontwikkeling gericht is op aandoeningen die 90 procent van de globale ziektelast vertegenwoordigen. De farmaceutische industrie laat met andere woorden het grootste deel van de mensheid aan haar lot over.

Nauwelijks geneesmiddelen voor tropische ziekten

Eén procent van de nieuwe moleculen die verkocht werden tussen 1975 en 1996, was bestemd voor tropische ziekten. Van dat procent waren vier nieuwe geneesmiddelen het resultaat van onderzoek verricht door de farmaceutische industrie. De meeste geneesmiddelen voor tropische ziekten zijn hetzij toevallige ontdekkingen, hetzij door overheidsinstituten of door universiteiten ontwikkeld. De Amerikaanse farmaceutische industrie beweert dat bedrijven inspanningen doen op het vlak van verwaarloosde ziekten, maar de Harvard School of Public Health leverde het tegenbewijs: er blijkt nauwelijks geïnvesteerd te worden. Uit hun onderzoek blijkt dat privé-bedrijven weinig of niets investeren in onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen voor tropische ziekten.

Er bestaan vier categorieën in de globale farmaceutische markt. Ten eerste heb je verwaarloosde ziekten (bv. malaria en tuberculose). Deze komen voornamelijk voor in ontwikkelingslanden, maar treffen ook mensen in rijke landen, waardoor er toch nog een kleine markt voor bestaat. Ten tweede heb je de meest verwaarloosde (bv. slaapziekte, lepra enzovoort). Deze ziekten treffen alleen mensen in de ontwikkelingslanden. De patiënten zijn zo arm dat ze nagenoeg geen koopkracht hebben. Met andere woorden, er bestaat geen markt voor deze ziekten. Ten derde heb je de globale ziekten, die zowel in het noorden als het zuiden voorkomen. Hier is veel in geïnvesteerd, behalve in de zeldzame ziekten. De geneesmiddelen zijn ook alleen maar aanwezig voor mensen die koopkracht hebben. Ten vierde heb je de markt in niet-medische aandoeningen. Dit zijn middeltjes om je goed te voelen. In deze markt is het meeste geïnvesteerd en ze neemt dan ook een groot deel van de globale farmaceutische markt in. Voorbeelden hiervan zijn voedingssupplementen en cosmetica.

De voortzetting van productie van bestaande geneesmiddelen bedreigd

Vandaag bestaat zelfs het gevaar dat bestaande geneesmiddelen niet langer geproduceerd zullen worden. Een goed voorbeeld is eflornithine, een geneesmiddel tegen vormen van slaapziekte. De Frans-Duitse multinational Aventis staakte de productie van dit product omdat het geen winst genereerde. Eflornithine werd eerst ontwikkeld als een middel tegen kanker, maar in de jaren ’80 werd per toeval ontdekt dat men het ook kan gebruiken voor de behandeling van slaapziekten. Er werden goede resultaten geboekt bij patiënten die zich in het laatste stadium van de ziekte bevonden. In 1995 werd de productie stopgezet omdat het niet effectief bleek te zijn tegen kanker en de productie ervan ook te duur was. Pas na zware druk van gezondheidsorganisaties, antiglobalistenacties tegen de farmaceutica en aanklachten door derdewereldlanden, verkocht Aventis in 2000 zijn laatste voorraad aan Artsen zonder Grenzen en droeg het bedrijf haar patentenrechten over aan de World Health Organisation.

Eind 2000 bracht de firma Bristol-Myers Squibb samen met Gilette een crème op de markt tegen haargroei op het gezicht bij vrouwen. De crème bevat als actief ingrediënt eflornithine. Er werd geschat dat 20 miljoen vrouwen in de VS wekelijks hun gezicht ontharen. Deze vrouwen besteden 25 dollar per maand aan dit product, waardoor er een markt van ongeveer 6 miljard dollar bestaat voor deze crème, alleen al in de VS!

De kwaliteit van de beschikbare geneesmiddelen in de Derde Wereld is vaak slecht omdat ze daar na betaling van hun schulden, de roofzucht van multinationals en de diefstal door de lokale elite onvoldoende middelen overhouden. In vele Afrikaanse landen bestaat er een grote zwarte markt voor geneesmiddelen, maar daar worden vooral namaakproducten verkocht die maar een kleine of geen enkele vereiste hoeveelheid van het actieve ingrediënt bevatten.

De ‘vrije’ markt faalt

Adam Smith definieerde de markt als volgt: “Elke marktdeelnemer handelt in eigen belang, daardoor halen ze de hoogste sociale welvaart en zo is de markt altijd in evenwicht en wordt deze gereguleerd door een onzichtbare hand.” Dit evenwicht houdt alleen rekening met de betalingsbereidheid van de consument maar houdt geen rekening met de vraag hoe die bereidheid tot stand is gekomen. In een maatschappij die verdeeld is in verschillende sociale klassen, is de rijkdom immers oneerlijk verdeeld. Onder het kapitalisme is het onmogelijk om iedereen een eerlijk inkomen te geven, waar zouden anders de winsten vandaan moeten komen? Ongeveer 40 procent van de Afrikanen moet toekomen met minder dan 1 dollar per dag en leeft dus in extreme armoede. Een derde van de Afrikaanse bevolking is ondervoed. Hoe kan je dan verwachten dat ze bereid zouden zijn een deel van hun inkomen te geven aan medicatie? Als er al voldoende geneesmiddelen voorhanden zouden zijn, dan nog kunnen ze deze onmogelijk kopen. Dát is de logica van de kapitalistische markt, waarin extreme armoede en extreme rijkdom twee kanten van dezelfde medaille zijn.

De omvang van de farmaceutische markt bedroeg 438 miljard dollar in 2003 en deze markt blijft groeien met 8 procent per jaar. Afrika bezit evenwel slechts 1 procent (5,3 miljard dollar) van de wereldwijde verkoop van geneesmiddelen, waarvan de helft op naam komt van Zuid-Afrika. De VS, Japan en West-Europa staan in voor 80 procent van de farmaceutische markt, terwijl de bevolking van deze drie regio’s samen slechts 19 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen. Door de verworvenheden van de werkende klasse (betere lonen, sociale zekerheid) bestaat hier echter wel aanzienlijke koopkracht en kunnen de farmaceutische multinationals torenhoge winsten genereren.

Vandaar komt ook de sterke focus op ‘me too’-geneesmiddelen en lifestyle-producten. ‘Me too’-geneesmiddelen zijn licht gewijzigde versies van succesproducten van een concurrent en zijn allesbehalve innovatief. In de laatste zes jaar was 80 procent van de nieuwe producten niet innovatief. Lifestyle-producten zijn producten zoals middeltjes tegen kaalheid, cosmetica enzovoort. De industrie produceert deze producten omdat er in het Westen een aanzienlijke markt voor is en ze dus winstgevend zijn. Er wordt nu bijvoorbeeld meer geld besteed aan onderzoek naar middelen tegen kaalheid dan aan onderzoek naar alle tropische ziekten samen.

De wereldwijde investeringen in gezondheidsgerelateerd onderzoek en ontwikkeling stijgen sneller. In 2001 was er sprake van een wereldwijde investering van 70 miljard dollar, waarvan de helft gebeurt door de Amerikaanse private sector. Deze 70 miljard dollar is een verdrievoudiging in vergelijking met 1990. Vroeger was de publieke sector de voornaamste financier van gezondheidsgerelateerd onderzoek, maar die is voorbijgestoken door de private sector, met alle gevolgen van dien voor de onderzoeksprioriteiten. Winst komt nog meer centraal te staan dan het algemeen belang.

Volgens Fortune Magazine was de farmaceutische industrie in 2001 voor de tiende keer op rij de meest winstgevende van alle industrieën. De farmaceutische industrie is wel acht keer meer winstgevend dan het gemiddelde van alle andere industrieën die vertegenwoordigd zijn in de Fortune 500 lijst! Van deze grote winsten gaat er maar 12 procent van de inkomsten naar onderzoek en ontwikkeling van nieuwe medicijnen, terwijl er 18,5 procent wordt omgezet in zuivere winst en 30 procent naar marketing gaat, een noodzakelijk onderdeel van het kapitalisme, maar tegelijk enorm verspillende en inefficiënt .

Winst belangrijker dan mensen

De verwaarlozing van het grootste deel van de wereldbevolking door de farmaceutische industrie toont zeer goed de tegenstelling tussen het privé-bezit van de productiemiddelen (laboratoria, opleidingcentra, distributieketens, technisch materiaal enzovoort) en de behoeften van de mensheid. We willen hier eindigen met een lang citaat uit het uitstekende artikel ‘Drugs companies putting profits before millions of people’s lives’‘Drugs companies putting profits before millions of people’s lives’, dat handelt over de Afrikaanse aids-epidemie en de houding van farmaceutische multinationals:

“Het zou fout zijn om te argumenteren dat dit komt omdat farmaceutische bedrijven zeer hebzuchtig zijn. Eigenlijk is dit de logica van het kapitalisme. Van Henry Ford is de bekende uitspraak: ‘Ik ben niet in de business van auto’s maken, wel in de business van winst maken.’ Productie onder het kapitalisme is productie voor winst, en we moeten niets anders verwachten zolang dit systeem bestaat. Een voormalig hoofd van Merck, Roy Vagelos, rechtvaardigde het gebrek aan interesse vanwege de industrie voor tropische ziekten door te zeggen dat dit niet winstgevend zou zijn, en hij voegde daar aan toe: ‘Dat is een sociaal probleem en men moet niet van de industrie verwachten dat ze dit oplost.’ En hij heeft gelijk.”

“Het is noodzakelijk om campagne te voeren tegen de farmaceutische multinationals en om regeringen te dwingen hun wil te breken door goedkope generische alternatieven te produceren en te importeren, niet alleen van medicijnen voor HIV/aids, maar ook van medicijnen voor andere ziektes die miljoenen doden maar waarin de multinationals gewoon niet geïnteresseerd zijn. Toch moeten we tegelijk de nationalisering van de ‘farma-maffia’ eisen. Deze reusachtige multinationals, die de levens van tientallen miljoenen mensen in handen hebben, zouden onder de democratische controle van de werkenden moeten vallen. Ze moeten beheerd worden op basis van de belangen van de meerderheid van de bevolking en niet op basis van de winsten van een minderheid.”

“De problemen van gezondheidszorg in de Derde Wereld beginnen noch eindigen met HIV/Aids. De efficiëntste manier om ziekten in de Derde Wereld te bekampen is vechten voor degelijk werk, goede huisvesting, toegang tot stromend water, elektriciteit, kwaliteitsonderwijs enzovoort. En geen van deze basisnoden kan bereikt worden onder het kapitalisme.”

“Men heeft deze pandemie al vergeleken met de plaag van de Zwarte Dood in Europa tijdens de Middeleeuwen. Het grote verschil is dat in die tijd de middelen om de epidemie te bestrijden, niet bestonden. Nu bestaan ze wel, en het enige wat hun gebruik verhindert is de winst van een handvol farmaceutische bedrijven. De huidige aids-pandemie toont dat we vandaag meer dan ooit voor de keuze staan van ‘socialisme of barbarij’.”