"Voor jullie eigen veiligheid raden we jullie aan om niet naar het centrum van de stad te trekken", was het advies dat door de politie op reuzengrote elektronische borden werd weergegeven in het Centraal Station van Amsterdam. Dit gebeurde zaterdagmiddag, 2 oktober. Waarom deed de politie dit? Een terroristische dreiging? Criminele benden die het stadscentrum bezet hielden? Nee! Het Museumplein in het hart van de stad liep vol voor de grootste arbeidersbetoging in decennia, of misschien wel in de gehele Nederlandse geschiedenis.

Alle straten en steegjes die naar het plein leiden, werden gevuld met demonstranten, die van over het hele land kwamen afgezakt. De straten waren zo vol dat je niet voorwaarts of achterwaarts kon. "Wij zijn, wij zijn woedend" werd er gezongen op het melodietje van ‘We will rock you’ (Queen). Andere groepen riepen: "Actie, actie, nu".

Het merendeel van de demonstranten waren natuurlijk arbeiders, maar daarnaast kwamen ook studenten, gepensioneerden en werklozen opdagen. De aanwezigen vertegenwoordigden goed alle misnoegde lagen in de Nederlandse samenleving. De media beweerden dat er 200.000 betogers waren. Meer realistische schattingen houden het op 250.000 of zelfs 300.000. Deze mensen werden allen gemobiliseerd door de vakbonden om te protesteren tegen de enorme besparingen van het rechtse kabinet Balkenende. Zelfs in 1981, tijdens de betogingen tegen kernwapens – toch beschouwd als de grootste ooit – had Amsterdam nooit zo een massale opkomst gezien.

Hoe is dit mogelijk in een land bekend en gegeerd om zijn 'vreedzame' sociale relaties, zijn vlotte sociale dialoog tussen de vakbonden en bazen, zijn lage werkloosheidscijfers en hoogontwikkeld sociale zekerheidssysteem? Sinds 1980 ontwikkelde Nederland wat zij zelf het ‘Poldermodel’ noemen. In dit model kwamen vakbonden, regering en bazen een gezamenlijke politiek van loonmatiging en sociale vrede overeen. Het 'Nederlandse wonder' werd benijd door vele regeringen en zelfs door vele vakbondsleiders en leiders van de socialistische partijen. Ze probeerden dit tevergeefs in eigen land in te voeren.

Dit model zakt momenteel in elkaar als gevolg van de internationale crisis in het kapitalisme. Het 'Poldermodel' slaagde er enige tijd in de groeiende sociale ongelijkheid en ontevredenheid te verbergen. Het plotse verschijnsel van de rechtse en racistische Pim Fortuynrechtse en racistische Pim Fortuyn – precies zomaar uit de lucht gevallen – twee jaar geleden, luidde het einde van de sociale vrede in. Zijn electorale overwinning gevolgd door de moord op hem, duidde op de grote spanningen die zich opbouwden in de Nederlandse samenleving. Vele linkse groeperingen dachten dat de populariteit van Pim Fortuyn een fikse draai naar het fascisme en naar het rechtse sociale en politieke gedachtegoed betekende. Uiteindelijk betekende het iets helemaal anders: het begin van een nieuw tijdperk van instabiliteit en polarisatie.

Zoals een Nederlandse krant schreef na de grote demonstratie van zaterdag: "Paradoxaal genoeg lijkt de vakbeweging zich te warmen aan de veenbrand van onvrede die Fortuyn in 2002 liet ontstaan. Paradoxaal genoeg, omdat de FNV door Fortuyn werd verketterd als de 'linkse kerk'." (De Volkskrant, 4 oktober 2004).

De actie was gericht tegen de maatregelen van de rechtse regering van de eerste minister Jan Peter Balkenende, die het vervroegd pensioen wil terugdringen, de pensioenleeftijd wil opdrijven en het sociale zekerheidssysteem vanaf januari wil 'hervormen'.

Twee weken eerder betuigden de Rotterdamse arbeiders nog eer aan hun stad als 'rood fort' – een reputatie die ze schijnbaar verloren hadden bij de opkomst van Pim Fortuyn. Met een algemene stakingalgemene staking verlamden de dokwerkers de grootste haven ter wereld voor 24 uur. Hun collega's van de havens in Terneuzen en Vlissingen volgden hen door de nachtshift stop te zetten. De bouwwerkers verlieten massaal de bouwwerven en voegden zich bij de transportwerkers en andere arbeiders uit de openbare dienstensector. Ook in sommige fabrieken legden arbeiders het werk neer. Het resultaat was dat er 60.000 mensen opdaagden voor de demonstratie in Rotterdam. Dit was de voorbode van een andere staking van de openbare dienstensector een week later in Amsterdam. Hieraan namen 10.000 mensen deel. Ondertussen werd in honderden fabrieken en kantoren de lunchpauze verlengd als voorbereiding op de grote demonstratie in Amsterdam.

De werkgeversorganisaties zijn duidelijk verontrust. Ze roepen op voor nieuwe onderhandelingen tussen de vakbonden en de regering en vragen hen hun traditionele verschillen opzij te schuiven. Ze willen een nationaal akkoord tussen de bazen en vakbonden. Ze vrezen immers dat anders de arbeiders op fabrieks- of industrieniveau lokale manifestaties zullen organiseren om te protesteren tegen de verliezen die ze door Balkenende zullen lijden. Ze vrezen een algemene trend van stakingen op lokaal, industrieel en regionaal niveau.

Er begint zich een linkervleugel te vormen binnen de bonden, voornamelijk georganiseerd rond de Rotterdamse dokwerkers. Verschillende vakbonden roepen reeds op voor een 24-urenstaking op 9 november. Ze beweren terecht dat het onmogelijk is om de regering te overtuigen van de arbeiderseisen. Ze begrijpen dat ze die moeten opdringen aan de regering. Anderzijds zijn de vakbondsleiders duidelijk verrast door de reactie van de arbeiders. Ze weten dat ze weinig manoeuvreerruimte hebben in een botsing met deze rechtse regering. Daarom willen ze terug naar de goede oude tijd van het 'Poldermodel'. In het nastreven van deze utopie pleiten ze voor een referendum om te beslissen over de besparingsmaatregelen in plaats van op te roepen tot een algemene staking of tot kleine plaatselijke stakingen in de komende weken en maanden.

De 'linkerzijde' in de vakbonden vreest ook dat bij het uitblijven van een nationale en collectieve oproep en van een herhaling van twee oktober, de woede van de arbeiders zich zal verdelen over protesten op lokaal of fabrieksniveau. Het is duidelijk dat de arbeiders, jong en oud, klaar zijn voor actie. Dit werd ook aangetoond door allerlei peilingen en sociologische onderzoeken in de laatste maanden.

Wat de resultaten van deze beweging ook zijn op korte termijn, één ding is duidelijk: de Nederlandse arbeidersklasse schrok wakker na een lange winterslaap.