Een debat tussen de lijsttrekkers Melkert (PVDA) en Bolkestein (VVD) op de Nederlandse televisie enkele weken geleden zegt veel over de opkomst van Pim Fortuyn. Voor het begin van het debat, dat blijkbaar in een of andere VVD-club werd georganiseerd, werd gepeild naar de kiesintenties van de zaal. Meer dan 50 procent van de aanwezigen was van plan voor de VVD te stemmen, en ongeveer 27 procent voor de PVDA. Beide heren waren het er roerend over eens dat men in deze tijden van crisis spaarzaam moet omgaan met de centjes, maar Melkert wou iets meer investeren in mensen, Bolkestein meer in infrastructuur. Na een aantal rondjes slaapverwekkend vliegen vangen werd de zaal opnieuw gepeild. Nog 22 procent voelde zich verleid tot een VVD-stem, nog 24 procent tot de PVDA. Je moet het maar kunnen…

Nederland heeft lang gedacht immuun te zijn voor extreem rechts. Enerzijds deed het land het niet echt slecht: bovenop de gasbel verrees een boomende economie aangedreven door bedrijven van multinationaal formaat. Dat is nog wel wat anders dan Vlaanderen KMO-land. De begrotingsproblemen van onze noorderburen zijn dan ook klein bier in vergelijking met die van ons. Anderzijds heeft het land ook steeds een cultuur gehad van een ‘betonnen’ politieke correctheid. Misstanden in de wereld? Niet in Nederland evenwel, waar men lang in de illusie leefde bijna elk opkomend maatschappelijk probleem in de kiem te kunnen smoren. Daarnaast was er zelfs nog tijd over om orde op zaken te stellen in de rest van de wereld zo leek het. Geleidelijk aan begon die illusie echter groter wordende barsten te vertonen: fraudezaken, Srebrenica, de bolletjesslikkers op Schiphol, de rampen in Enschede en Volendam enzovoort. Terwijl er in Vlaanderen al sinds mensenheugenis scepticisme troef is tegenover de politieke overheid, brak dit in Nederland halsoverkop door binnen een tijdsbestek van enkele jaren.

Stress en frustratie

Daar kwam nog bij dat het economische succes van het poldermodel zijn tol heeft geëist. Nederland kent een relatief lage werkloosheid maar heeft véél meer ingeschrevenen bij de WAO (enigszins vergelijkbaar bij ons OCMW). Stress, werkdruk, flexibiliteit, en atypische contracten zijn er nog veel meer doorgedrongen dan bij ons. Dit alles onder dekking van een door de leiding van de grote vakbonden opgelegde sociale vrede. De protesten bij de Nederlandse spoorwegen tegen het mismanagement bijvoorbeeld konden er pas komen na de oprichting van ‘werknemerscollectieven’ die vaak het predikaat ‘anarchistisch’ meekrijgen omdat zij ageren onafhankelijk van de syndicale leiding. Maar vaak bleek het de enige manier om de collaboratie tussen management en syndicale leiding te doorbreken. Het om zich heen grijpende gevoel van malaise en vervreemding barstte in het recente verleden diverse malen uit in de vorm van ‘zinloos geweld’ en extreem asociaal gedrag.

Er zijn weinig landen in de wereld waar het spanningsveld tussen aanzienlijke materiële en technologische mogelijkheden enerzijds, en het gebrek aan harmonie in de samenleving anderzijds, zo groot is als in Nederland. Er stak een ‘Nederland is vol’-gevoel de kop op, niet alleen vol migranten (zogezegd) maar vooral vol stress en frustratie. Bij gebrek aan een links alternatief zou dit braakliggende spanningsveld vroeg of laat toch in cultuur worden gebracht door extreem rechts, daar ontsnapte ook Nederland niet aan. Alleen was daar wel iets meer voor nodig dan een Vlaams ‘boereke’ zoals Filip De Winter. Dat bewees de mislukte poging van Janmaat en zijn kornuiten. Om aan de welbespraakte en niet voor één gat te vangen Nederlander een extreem rechts gedachtegoed te verkopen moet je toch wat meer in je mars hebben.

Voor die doorbraak zorgde professor Fortuyn, auteur van talloze boeken over het zielloze Europa, het verwende volk, de verweesde generatie en de babyboomers, waarin hij telkens met bravoure en welbespraaktheid de meest reactionaire maar heldere, begrijpelijke en radicaal klinkende ‘oplossingen’ biedt aan de onlustgevoelens. Eigenlijk komt het steeds neer op hetzelfde: is er een tegenstelling tussen al die nominale ‘democratie’ en ‘vrijheid’ waarover we beschikken enerzijds en de beperkte mate waarin we met deze nominale vrijheden greep krijgen op onze samenleving? Schaf dan die vrijheid toch af, ze leidt enkel tot excessen! Reduceer die vrijheid tot de no-nonsense vrijheid van ondernemerschap, en ontvet die staat, die toch maar op onze kosten leeft, nog méér. Fortuyn is een middeleeuwse wonderdokter, een charlatan die na een aderlating… een aderlating voorschrijft, maar die het wel goed naar voren kan brengen.

Breekijzer voor rechts

De echte aantrekkingskracht van Fortuyn ligt daarom vooral in het feit dat hij, veel meer nog dan De Winter (die eigenlijk maar één plaat kan draaien, namelijk die van de ‘migratie & onveiligheid’) de consensus in de politiek doorbreekt. De consensus die de kleur paars heeft aangenomen. De consensus die een gapend gat slaat in het politieke spectrum zoals het debat tussen Melkert en Bolkestein aantoonde.

Er zit bovendien eenheid in de ‘anti-consensualiteit’ van Fortuyns ideeën, zijn taal en zijn imago: homoseksueel, katholiek, excentriek. Geniaal, maar gevaarlijk. Kijk maar naar zijn ‘buitenlandse voorbeelden’: niet Haider of De Winter, wél Stoiber (rechterzijde CDU in Duitsland) en… Berlusconi natuurlijk. De Fortuyn-kiezer zaait dus een schokeffect, maar zal een sociale afbraakpolitiek oogsten waarvan hij/zij zelf het slachtoffer zal worden. Maar er is een psychologisch mechanisme in de mens dat hem er soms toe aanzet om ten koste van alles ‘recht te doen geschieden’, een einde te stellen aan onrechtvaardigheid, zelfs al snijdt hij daarmee in het eigen vlees. Het ongeluk wil dat de kiezer enkel recht kan doen geschieden door ‘rechts te doen geschieden’. De consensus dreigt inderdaad te worden doorbroken, maar naar rechts toe. Fortuyn wordt de hefboom voor een nieuwe CDA-VVD regering, mét of zonder Fortuyn…

Het einde van de sociale vrede

Politiek zit de zaak in Nederland, net zoals in België momenteel muurvast. Niet alleen de PVDA is bijna tot net rechts van het centrum opgeschoven, ook de partijen die zogezegd links van de PVDA staan, zoals Groen Links en de SP, verdedigen geen project meer van maatschappelijke verandering. Daarin zal met het oog op de verkiezingen in mei geen verandering meer komen.

De bal ligt bijgevolg in het kamp van de vakbonden. Zij zijn het die in de komende periode in de frontlijn zullen liggen van de op til zijnde politiek van sociale afbraak. De sociale vrede zal de facto worden beëindigd, is het niet door de vakbondstoppen, dan wel door de regering. Om deze strijd voor het behoud van verworvenheden te winnen zal het niet enkel noodzakelijk zijn massaal te mobiliseren. Op de langere termijn zullen syndicalisten opnieuw offensief moeten leren denken: is er wel een rigide scheiding tussen het syndicale en het politieke? Moeten wij onze doelstellingen steeds binnen het keurslijf blijven formuleren van de bestaande samenleving? Dient de sociale strijd opgesloten te blijven tussen de vier muren van mijn bedrijf, of is wat er hier gebeurt maar een deel van een groter maatschappelijk fenomeen, waartegen wij bondgenoten moeten zoeken, een alternatief moeten in stelling brengen, met andere woorden politiek moeten ageren?

Humane antwoorden op de malaise van de huidige maatschappij zijn er alleen te vinden bij het socialisme. Iedereen zal dan voor zich moeten uitmaken wat het meest ‘realistisch’ is: vechten voor het socialisme of blijven voortmodderen in ons huidige tranendal?