Prigogine werd op 25 januari 1917 – enkele maanden voor de Russische Revolutie – geboren in Moskou. Zijn ouders zagen de omwenteling niet zitten en emigreerden, eerst naar Duitsland, later naar België.

Ilya Prigogine studeerde aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) waar hij in 1947 hoogleraar werd in de scheikunde. Hij verwierf internationale bekendheid met de studie van fysische systemen die zich ‘ver uit evenwicht’ bevinden. Kort samengevat: toestanden waarin een ‘systeem’ (dat kan een groep moleculen zijn, maar ook een populatie van een bepaalde diersoort bvb.) niet meer lineair (en dus niet meer voorspelbaar) reageert op veranderingen. Deze situaties kunnen in de klassieke Newtoniaanse natuurkunde enkel als ‘chaos’ omschreven worden, een soort ‘ruis’ die de normale gang van zaken komt verstoren maar in feite niet essentieel is.

Prigogine bracht orde in deze chaos, althans wat de scheikunde betreft. Andere geleerden deden in de tweede helft van vorige eeuw hetzelfde wat andere wetenschappelijke disciplines betreft. Het is voor dit werk dat hem in 1977 de Nobelprijs scheikunde werd toegekend. De ‘ver uit evenwicht thermodynamica’ van Prigogine wordt gekenmerkt door fenomenen zoals zelforganisatie, communicatie en het ontstaan van structuren die aanvankelijk marginaal zijn maar uiteindelijk de overhand krijgen.

De herbevestiging van het dialectisch materialisme

In de Newtoniaanse natuurkunde lijkt elke beweging in het heelal eeuwig gedoemd om zichzelf te herhalen en lijkt zij vooraf reeds voorgeprogrammeerd door God. Newton werd voor de eerste keer al serieus geamendeerd door de thermodynamici van de negentiende eeuw. Voor hen waren de bewegingsprocessen in het heelal in tegenstelling tot die van Newton onomkeerbaar. Maar zij konden slechts tot één uitkomst leiden: de 'warmtedood' van het heelal, het teloorgaan van elke structuur door dissipatie…

Prigogine en andere ‘wetenschappers van de chaos’ gaven de natuur en de kosmos opnieuw een geschiedenis. En niet enkel dat, het is een geschiedenis die keuzemogelijkheden, alternatieven voor de toekomst openlaat. Deze alternatieven realiseren zich door zelforganisatie, en liggen niet noodzakelijk in het verlengde van de ordening zoals wij ze nu kennen. Het spreekt vanzelf dat deze opvattingen verregaande consequenties hebben, ook voor ‘menswetenschappen’ zoals economie, sociologie en geschiedenis. Het is een denken dat haaks staat op het Hegeliaans determinisme van bijvoorbeeld een Fukuyama, die bij de ineenstorting van de Sovjetunie het ‘einde van de geschiedenis’ uitriep en verklaarde dat het kapitalisme had bewezen voor altijd het beste systeem te zijn.

De theoretische modellen van Prigogine, zoals de ‘Brusselator’, worden gekenmerkt door fenomenen zoals de omslag van kwantiteit in kwaliteit en de wederzijdse interpenetratie van tegengestelden. Dit zijn begrippen die in de negentiende eeuw reeds door Marx en vooral door Friedrich Engels werden ontwikkeld in hun geschriften over het dialectisch materialisme. Ilya Prigogine en zijn naaste medewerkster Isabelle Stengers erkennen deze link met het denken van Engels ook expliciet. Zo schrijven zij bijvoorbeeld in hun boek ‘Orde uit Chaos’ (Nederlandse vertaling 1985, derde druk 1988, pagina 268):

“Tot op zekere hoogte bestaat er een overeenkomst tussen dit conflict (tussen de dynamica en de thermodynamica, nvda.) en het conflict dat aan de wieg van het dialectisch materialisme stond. [We hebben een] natuur beschreven die ‘historisch’ zou kunnen worden genoemd – dat wil zeggen, in staat tot ontwikkeling en vernieuwing. Marx, en nog gerichter Engels, hebben met nadruk beweerd dat het denkbeeld van een geschiedenis van de natuur een wezenlijk onderdeel was van het materialisme. De huidige ontwikkelingen in de natuurkunde, de ontdekking van de constructieve rol die de onomkeerbaarheid speelt, hebben dus binnen de natuurwetenschappen de vraag opgeworpen die door materialisten al veel eerder werd gesteld. Voor hen betekende het begrijpen van de natuur begrijpen hoe zij in staat was geweest de mens en zijn samenlevingsvormen voort te brengen.”

Niet één, maar vele oerknallen

In hun boek ‘Tussen tijd en eeuwigheid’ breken Prigogine en Stengers dan weer een lans voor een kosmologische theorie die de ‘oerknal’ reduceert tot een gebeurtenis in de cyclus van worden en vergaan die het heelal kenmerkt. Een gebeurtenis die niet uniek is maar zich kan herhalen indien de omstandigheden zich herhalen. De oerknal wordt nu reeds jaren bij het grote publiek gepropageerd als dé theorie bij uitstek over het ontstaan van het heelal. Niet in het minst omdat deze theorie consistent is met een Schepping en dus het bestaan van een Schepper.

Zonder afbreuk te doen aan de materiële bewijzen van ‘een’ knal (de achtergrondstraling van Penzias) formuleerde Prigogine de theorie van een ‘ademend’ heelal: “een opeenvolging van entropie-explosies die elkaar in de loop van de tijd opvolgen” (Tussen tijd en eeuwigheid, Nederlandse vertaling 1989 p. 200). Het spreekt vanzelf dat zo een opvatting veel consistenter is met de dialectisch-materialistische opvattingen over het ‘worden en vergaan’ van de materie dan met religieuze denkbeelden…

De geschiedenis begint pas…

Ondanks de hoge kwaliteit van het wetenschapsfilosofische werk van Prigogine en Stengers kent dit aspect van Prigogine minder bijval en bekendheid dan zijn oorspronkelijke werken over de thermodynamica. Wellicht is de subversieve ondertoon of consequentie van dit werk er niet vreemd aan. Toch is er meer aan de hand. Op een colloquium getiteld ‘Einstein meets Magritte’ aan de VUB in de jaren negentig, werd op flagrante wijze duidelijk dat het werk van Prigogine nog altijd een grotendeels gesloten boek is, zelfs voor mensen met een academische opleiding en praktijk. Het is een denken dat zijn tijd vér vooruit is, net zoals dat van Marx en Engels. Dat onderstreept nog maar eens wat Alan Woods en Ted Grant schrijven in hun boek ‘Reason in Revolt’ (p. 410):

“Ilya Prigogine merkte terecht op dat “het wetenschappelijk begrip van de wereld rondom ons maar in de beginfase is.” De menselijke beschaving, die al heel oud lijkt, is eigenlijk nog zeer jong. In feite is er nog geen begin gemaakt met echte beschaving, in de zin van een gemeenschap waar mensen bewust hun eigen levens beheersen en in staat zijn een echt menselijk bestaan te leven, in tegenstelling tot de dierlijke strijd om te overleven.”