Coöperatieven doen de laatste maanden veel inkt vloeien in België. Sommigen zijn immers overtuigd dat coöperatief ondernemen een remedie vormt voor de huidige crisis. Een soort (nieuwe) derde weg, ergens tussen de overheden en klassieke kapitalistische ondernemingen in. Carine Neven, algemeen secretaris van het ACW Limburg pleit ‘voor coöperatieve solidariteit als antwoord na Ford’. Ze ging op zoek naar ideeën tijdens een studiereis naar het stadje Mondragon, in Spaans Baskenland, het uitstalraam van de moderne coöperatieve economie. Binnenkort wordt met de steun van een deel van het middenveld en de vakbonden ook de coöperatieve bank ‘New B’ boven de doopvont gehouden. Dirk Barrez wijdde een lange reeks artikels aan het thema in De Wereld Morgen. Allemaal zijn ze oprecht op zoek naar een alternatief op het lijdzaam toezien hoe de kapitalistische crisis banen en bedrijven vernietigt. Ook de sp.a heeft het over de ‘coöperatieve economie’ in haar nieuwe beginselverklaring. De Financial Times en ArcelorMittal durfden dit jaar zelfs een prijs uit te reiken voor ‘Boldness in Business’ aan de Baskische coöperatieven van Mondragon. ‘A new model for success’ schrijft de krant van de Britse financiers. Zij proberen ons (opnieuw) te overtuigen dat kapitalisme met een ‘menselijk’ gezicht mogelijk is.

De bepleiters van coöperaties beweren dat deze bedrijven beter stand hebben gehouden tijdens de crisis dan andere kapitalistische bedrijfsvormen zoals de naamloze vennootschap. Ze staan wereldwijd in voor veel meer banen dan de multinationals (100 miljoen) en ze tellen 1 miljard leden die op een of andere manier mede-eigenaar zijn van hun bedrijf. Ook zouden deze ondernemingen vrouw -en natuurvriendelijker zijn en veel meer oog hebben voor de rechten van de werknemers. Managers verdienden er geen fortuinen en ze maken uiteindelijk ook nog winst.

In dit bedrijfsmodel zouden ‘oude’ tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid verzoend worden. ‘Het gaat coöperaties – zoals elke onderneming – om handel drijven en geld verdienen op de markt, maar hun kapitaal staat ten dienste van de mensen in en rond de onderneming, en niet andersom’ schrijft minister Freya Van Den Bossche bij haar toelichting voor een beleidsdag over hetzelfde onderwerp.

Dit is een belangrijke discussie voor de arbeidersbeweging. Wat zijn de wetmatigheden van de kapitalistische economie, is het mogelijk ze onder controle te krijgen of zelfs te overstijgen via de coöperatieve economie?

Het eerste wat we duidelijk moeten maken is dat het begrip coöperatieve verschillende, soms zeer verschillende, ladingen kan dekken. Zo zijn er bijvoorbeeld de coöperatieven van de textielarbeiders in Argentinië, opgericht na de economische ineenstorting in 2002. Zij legden zich niet neer bij de sluiting van hun bedrijf, organiseerden zich collectief, bezetten hun bedrijf, traden het heilige kapitalistische eigendomsrecht met de voeten en probeerden de activiteit weer op te krikken. Zo stelden ze het kapitalisme in vraag. Ze toonden in de praktijk aan dat er geproduceerd kan worden zonder bazen.

Dan heb je de landbouwcoöperatieven in Frankrijk, waar 9 van de 10 landbouwers bij zijn aangesloten, of de financiële coöperatieven in India die volledig opgaan in het financieel kapitalisme. Vele kleine coöperatieven overleven enkel als onderaannemer van grote kapitalistische ondernemingen. Sommige coöperatieven hebben het licht gezien in het kielzog van sociale strijd en zijn verbonden met de arbeiders -of boerenbeweging, vele anderen zijn slechts distributieondernemingen van georganiseerde consumenten. Sommige coöperatieven maken deel uit van een poging (socialistisch, revolutionair of andere) tot verandering van de maatschappij. Anderen (het grootste aantal) stellen zich geen enkel sociaal doel. Bijna allemaal maken ze integraal deel uit van het bestaande economische en financiële systeem en stellen het ook niet in vraag. De gemeenschappelijke noemer van al deze bedrijven duidt op het feit dat ze formeel in handen zijn van de ‘aandeelhouders-werknemers’.

In de moderne productie onder het kapitalisme kan geen enkel segment van de economie, geen enkel individueel bedrijf ontsnappen aan de arbeidsdeling. Geen enkel bedrijf - ook een multinational niet – heeft van het begin tot het einde controle over elk aspect van haar productie. Geen enkel bedrijf kan op zichzelf produceren omdat het afhankelijk is van de productie en de organisatie van het geheel van de kapitalistische economie. Geen enkel deel van de productie kan zich als dusdanig isoleren van de rest van de economie. Coöperatieve ondernemingen zijn om te overleven en competitief te zijn dus verplicht zich af te stemmen op de belangen van de markt. In een omgeving van kapitalistische crisis betekent dit bovendien dat de aandeelhouders-werknemers moeten overgaan tot zelfuitbuiting (langere werkdagen, lagere lonen enz.) om te overleven. Zelfs afdankingen zijn niet uit den boze om te voorkomen niet kopje onder te gaan. Het is waar dat in een coöperatieve er geen sprake meer is van een individuele kapitalist. Maar er is wel sprake van de ontwikkeling van een mentaliteit van kleine eigenaar onder de werknemers-aandeelhouders, een verdunning van het klassenbewustzijn. Het risico is reëel dat de ‘medewerkers’ gaan denken en handelen, niet als individuele kapitalist, maar als collectieve kapitalist. In het geval dat er in een bepaalde sector of productiesegment niet één maar meerdere bedrijven (of zelfs coöperatieven) actief zijn komen ze met elkaar in concurrentie. Het is dus een kwestie van ‘aanpassen of verdwijnen’. Zo nemen coöperatieve ondernemingen meer en meer praktijken over van klassieke kapitalistische ondernemingen om de concurrentie aan te kunnen.

Het risico is ook dat men andere arbeiders en bedienden steeds meer als concurrenten gaat zien en minder als deel van dezelfde sociale klasse. Zo wordt de solidariteit ondermijnd.  Wanneer coöperatieven zich veralgemenen lopen we het risico dat de arbeidersbeweging zich meer en meer gaat opdelen, atomiseren en onderling met mekaar in concurrentie gaat treden. In een vrije markteconomie verdrukken de efficiënte coöperatieven dan de minder performante coöperatieven. Het doel van de maatschappijverandering verplaatst zich daarbij naar de achtergrond. De prioriteit is immers het hoofd boven water houden. De politieke horizon van de strijd wordt zodoende vernauwd tot economisch overleven op de kapitalistische markt. Zo worden coöperatieven een doel op zich en geen middel tot bredere maatschappelijke emancipatie.

Het enorme voordeel van de coöperatieven is natuurlijk wel dat ze bewijzen dat er geen individuele kapitalisten nodig zijn om de economie te runnen. De werknemers kunnen zelf hun bedrijven leiden, dat is al meermaals bewezen. Maar het is volgens ons verkeerd te denken dat de coöperatieve onderneming een alternatief is voor de naamloze vennootschap of de individuele kapitalist zolang er niet volledig met het kapitalisme gebroken wordt. Veel beter is de strijd aan te gaan voor de onteigening van het kapitalistische eigendom en het te vervangen door een democratisch geplande en genationaliseerde economie. De grote hefbomen van de economie komen dan in het bezit van heel de maatschappij, in het bijzonder van de werkende klasse. Bedrijven komen dan onder arbeiderscontrole en zelfbeheer van het eigen personeel maar komen via een centraal plan ook onder controle van de meerderheid van de bevolking. De overschotten worden dan besteed aan de noden die de maatschappij op een democratische manier collectief bepaalt. 

Kader 1

Mondragon, het is niet alles goud wat er blinkt...

 ‘Mondragon Cooperation’ wordt aanzien als een succesvol voorbeeld van het coöperativisme.  Mondragon is een reusachtige coöperatieve in Baskenland. Sinds haar oprichting is het uitgegroeid tot een ware multinational met 83.000 werknemers over de hele wereld.  Mondragon ontplooit een brede waaier aan activiteiten in bouw, industrie, onderzoek, handel en zelfs in de financiële sector. Slechts de helft van het personeel is ook aandeelhouder. Ja, Mondragon maakt ook winst. ‘We maken deel uit van de markt, we zijn in competitie in de kapitalistische wereld en het enige verschil is hoe we en waarom wij zaken doen. We moeten competitief zijn, we moeten efficiënt zijn, we leveren kwaliteitsproducten…en we moeten ook winstgevend zijn. In deze zin zijn we niet verschillend van andere bedrijven’, vertelt Txema Gisasola, een van de bedrijfsleiders van Mondragon.

Zoveel is duidelijk: Mondragon en de aandeelhouders-werknemers onderwerpen zich volledig aan de wetten van de markt, de zoektocht naar winstgevendheid (binnen het kapitalisme), productiviteit en competitiviteit.

In het tijdschrift Le Mouton Noir (Quebec) legt een andere bedrijfsleider de gevolgen van de huidige economische crisis uit op het bedrijf. “José Luis Lafuente geeft toe dat de groep op dezelfde markt speelt als de anderen. We hebben ook loonsverminderingen moeten doorvoeren, het personeelsbestand verminderen, de winsten verminderen, onze activiteiten meer concentreren en de investeringen verminderen”. In 2008 werden 7000 banen geschrapt bij Mondragon.

Verder in het artikel analyseert de auteur: “de arbeiders die we ontmoeten en die voor het bedrijf Elorio werken, beschrijven een zeer moeilijke sociaal economische situatie waarin Mondragon meer wordt gezien als een verdoken kapitalisme. De groei van de beweging heeft er voor gezorgd dat de besluitvorming onttrokken werd aan de basis. Dit heeft tot gevolg dat in de dagdagelijkse werking de beheerspraktijken gelijkaardig zijn aan die van de traditionele industrieën.” Ook zijn er meer en meer klachten over de groei van de loonspanning in het bedrijf (t.t.z. het verschil tussen het laagste en het laagste loon) die haaks komt te staan op de filosofie van de coöperatieve. Dit verklaart ook waarom in 2012 voor het eerst sinds lang de arbeiders van Mondragon samen met andere bedrijven deelnamen aan de algemene staking in Baskenland.

Eroski is de grootwarenhuisketen van Mondragon Corporation. Van de 40.000 personeelsleden zijn er slechts 8000 aandeelhouder. Dit betekent dat de 32.000 andere werknemers worden aangeworven/uitgebuit door de 8000 anderen. De ‘aandeelhouders- medewerkers’ ontwikkelen het bewustzijn van een kleine eigenaar. Het bewustzijn eigen aan een loontrekkende arbeider of bediende gaat op die manier sterk achteruit. Zo denken ze verschillende belangen te hebben van de rest van de arbeidersklasse. Toen in de sector van de groothandel de strijd voor de 35-urenweek losbarstte, stemden de ‘werknemers-medewerkers’ in een merendeel van de Eroski winkels om niet deel te nemen aan de staking. Ze gaven zo te kennen niet bereid te zijn hun werkomstandigheden en deze van hun collega’s die geen aandeelhouders zijn te verbeteren.

Het personeel is er opgedeeld in ‘medewerkers’, ‘aspirant medewerkers’, ‘tijdelijke’ of ‘zelfstandige’. De ‘medewerkers’ hebben meer rechten (zij hebben kapitaal aangebracht…) dan de anderen die zich lager op de hiërarchische ladder bevinden. Veel tijdelijken worden aangeworven met kortetermijncontracten en voor slechts 20 à 30 uur per week. In de Galicische afdeling van Eroski voerden de vakbonden actie tegen de eenzijdige verandering van de uurroosters en tegen afdankingen. Ze hebben het over de ‘bedrijfsdictatuur’. De directie probeert er ook de betaling van overuren te vermijden. Hun lonen liggen 10 à 15 procent onder het gemiddelde loon in de sector ondanks de 18,65 miljoen euro winst die de groep heeft genoteerd in Galicië. Op andere plaatsen zien we gelijkaardige conflicten ontstaan in de groep. Dit zijn conflicten eigen aan een kapitalistische onderneming. Dit type bedrijven vormt dus niet echt een alternatief volgens ons.

Kader 2

De Belgische ervaring; ‘het kapitalisme te lijf met brood en aardappelen’.

In ons land kent de coöperatieve beweging haar opgang in de 19de eeuw. Binnen de arbeidersbeweging kan ze rekenen op een grote aanhang. De crisis van de jaren zeventig en de invoer van goedkoop Amerikaans graan vormen de voedingsbodem voor de coöperatieve productie en distributie van brood, het hoofdbestanddeel van de voeding van de arbeidersklasse. Wevers brengen startkapitaal samen en beginnen brood te bakken. In 1879 bakken ze meer dan 240.000 broden. Snel komt het tot een breuk tussen de pragmatici die de coöperatieve buiten de politiek willen houden en de socialisten die met de bakkerijen de strijd van de arbeidersklasse materieel willen ondersteunen. De socialistische coöperatieve Vooruit wordt opgericht in 1880 onder leiding van Edward Anseele. De bedoeling is het voeren van socialistische propaganda en de politieke organisatie van de arbeidersklasse te stimuleren. Het bakken van brood was dus geen doel op zich. Snel werd het aanbod ook uitgebreid naar kruidenierswaren, kledingstukken, schoenen, kolen enz. Ook volksapotheken werden geopend. Tegen 1914 beschikte Vooruit over een klein imperium met twee grote gebouwen, een grootwarenhuis, vier bijhuizen, een ledersnijderij, een schoenfabriek, drie schoenwinkels, een broodfabriek, een centrale opslagplaats, 23 kruidenierswinkels, 7 apotheken, een brouwerij, een cichoreifabriek, een spinnerij en zelfs een weverij. Deze laatste nam in 1910 het statuut aan van een naamloze vennootschap. De Vooruit werd op deze manier de basis van waaruit de Gentse arbeidersklasse zich begon te organiseren. Snel kreeg het navolging in alle industriesteden. De coöperatieven bloeiden in het hele land. Ziekenfondsen werden opgericht en de eerste verzekering voor de werkmens, de Prévoyance Sociale, werd beschikbaar. Ze dienden om de dagelijkse noden van de arbeidersklasse te lenigen en vormden ook de financiële en organisatorische ruggengraat van het socialisme in België. De zwakheid lag in het feit dat al deze organisaties de belangen van de arbeider enkel als consument of als zieke behartigden. Ook was hun eerste doel de bescherming van de arbeidersklasse tegen de gevolgen van het kapitalisme. Zo werd de beweging sterk defensief georiënteerd. Naarmate het succes van al deze organisaties toenam begonnen sommige socialistische leiders de coöperatieven te zien als een speerpunt voor de omverwerping van het kapitalisme. Zo ontstond het waanidee dat het mogelijk was het kapitalisme op eigen terrein te bevechten met ‘rode bedrijven’. Wat er gebeurde was net het omgekeerde. Via de coöperatie sijpelde de kapitalistische gedachten binnen in de socialistische beweging. Sommige coöperatieven werden onder impuls van Anseele omgevormd tot regelrechte naamloze vennootschappen. In 1911 werd ook het plan opgevat om een bank op te richten. De Gentenaar Anseele zag het als volgt: ‘De kleine mensen hebben minstens 800 miljoen aan het kapitalistische spaarwezen onttrokken om ze toe te vertrouwen aan een nationale arbeidsbank om handel te drijven, om fabrieken, werkhuizen, mijnen, gronden, vissersloepen, etc. te kopen. Dan zouden binnen enkele jaren de arbeiders van België zaken doen voor honderden miljoenen, ze zouden miljoenen per jaar verdienen en tienduizenden arbeiders, arbeidsters en hun kinderen van de kapitalistische onderdrukking bevrijden. In minder dan één generatie zouden ze meester worden over een groot gedeelte van de handel, de nijverheid en het bankwezen’.

Meer en meer werden kapitalistische beheersmethodes ingevoerd, een bureaucratie van beheerders, zaakvoerders en vrijgestelden bloeide. Zij stonden meer en meer weigerachtig tegenover acties en bewegingen die het voortbestaan van hun organisaties in gevaar brachten. Ze werden behoudsgezind en oefenden een ‘matigende’ invloed uit op het beleid van de BWP. Op politiek vlak vormden zij de groep in de arbeidersbeweging die voorstander was van de geleidelijke machtsovername via het parlement en van regeringsdeelname met burgerlijke partijen.

Na de Eerste Wereldoorlog groeiden vooral de verbruikerscoöperatieven verder aan. In 1930 telden ze 1 miljoen leden. De mutualiteiten telden 800.000 leden. De winsten werden niet individueel uitgekeerd maar belegd in sociale werken. Via de gevoerde sociale politiek geraakten deze organisaties verweven met de burgerlijke staat. Hiervoor ontvingen ze ook overheidsgeld. Productiecoöperatieven werden omgevormd tot NV’s met een meerderheidsparticipatie van de Vooruit en de Bank van de Arbeid. Niet alleen het beheer werd meer en meer kapitalistisch van aard. Ook de sociale verhoudingen werden steeds meer op kapitalistische leest geschoeid. Loonschalen werden ingevoerd, managers die met socialisme niets te maken hadden, werden binnen gehaald. In sommige van deze bedrijven werd in overleg met de vakbond de achturenwet overtreden. Het ging zelfs zo ver dat de Bank van de Arbeid een katoenplantage aankocht in Congo, de Belgische kolonie. Samengevat: de coöperatieve economie opgevat als een middel om het kapitalisme te verdringen had het omgekeerde effect. De arbeidersbeweging werd aangetast door de kapitalistische mentaliteit en praktijken.