Toen het ABVV een paar weken terug het interprofessioneel overleg verliet, kreeg het bakken kritiek over zich heen. Alexander De Croo, de blauwe minister van pensioenen stelde zich de vraag ‘of het ABVV nog een sociale partner was’. De Croo droomt luidop van makke en slaafse vakbonden die hun achterban in de hand houden. ‘Ze zijn gewoon tegen elke verandering en dat is zeer jammer ‘ klonk het. Niet weinig vakbondsmilitanten reageerden opgelucht. Nu het ABVV geen sociale partner meer is, kan het misschien weer een vakbond worden… Het begrip ‘sociale partner’ verwijst naar de jaren 1960, waar bazen en vakbonden samen bouwden aan welvaart en de verdeling ervan. In die tijd beschikte het patronaat, als gevolg van de economische groei, nog over ruimte om toegevingen te doen. Toch moesten zelfs toen de sociale verworvenheden worden afgedwongen door middel van sociale actie.

Het begrip ‘partner’ drukt de illusie uit dat er geen grote tegenstellingen bestaan tussen het patronaat en de loontrekkenden. Georges Debunne, voormalig voorzitter van het ABVV, stak graag de draak met het begrip ‘sociale partner’: ‘partners dat zijn twee mensen die met elkaar dansen’.

De relatie tussen patroons en loontrekkenden is er één van onoverkomelijke tegenstellingen, tussen arbeid en kapitaal. Het zou beter zijn te praten over ‘sociale tegenstander’ of zelf ‘sociale vijand’. In tijden van crisis wordt dit duidelijker. Dit betekent niet dat er geen afspraken kunnen en zelfs moeten gemaakt worden (cao’s, IPA’s) met het patronaat. Maar deze zijn slechts momenten van ‘wapenstilstand’ in de klassenstrijd. Ze mogen niet verworden tot een doel op zich.

Ondanks de aanwezigheid van de Parti Socialiste en de SP.a gedraagt de regering zich als de beschermer van de belangen van het patronaat. Dit heet nu ‘het algemeen belang’. Met de aangekondigde bevriezing van de lonen voor minstens twee jaar en het gepruts aan de index wordt het “overleg” in een onaanvaardbaar keurslijf gedwongen. Velen in de vakbonden pikken dit niet meer. Waarom nog overleggen als het eindresultaat al in grote mate vastligt? Dat was de reden waarom het ABVV de onderhandelingen verliet.

Samen met het opschorten van het overleg, kondigde het ABVV een nationale betoging aan op 21 februari. De andere vakbonden gingen akkoord met die oproep maar ‘bleven aan de onderhandelingstafel’. De betoging bracht op korte tijd 40.000 mensen op de been. Een ondubbelzinnig succes. Maar het was spijtig genoeg nog maar eens een mobilisatie met de handrem op. De betoging was slecht voorbereid door de top en in sommige centrales zelfs afgeremd. Met een betere mobilisatie had er dubbel zoveel volk in Brussel kunnen betogen. Voor de vakbondstop was het een soort uitlaatklep voor de kritieken van de achterban. Na de betoging en de korte’ time-out’ hoopten ze weer aan de onderhandelingstafel te kunnen. De achterban ging om heel andere redenen betogen.

Strijdbare betoging

Op kop van de mars liep een compacte en strijdbare groep van arbeiders van Ford Genk en ArcelorMittal Luik (zie video video). Als symbool kan dat tellen. De stuwing van onderuit was eveneens voelbaar in verschillende bedrijven en sectoren. Hoe verklaar je anders dat het openbaar vervoer in Brussel zo ‘ernstig verstoord’ was of dat in Antwerpen bijna geen bussen en trams reden die dag? Hoe verklaar je anders dat in verschillende industriebedrijven tot 90 procent van de mensen zich heeft opgegeven als staker. Of dat heel wat bedrijfsdelegaties op de betoging zich niet beperkten tot de gebruikelijke militantenkernen. Zo was de groep van de Total raffinaderij honderd man sterk. Opmerkelijk was het aantal zelfgemaakte plakkaten en spandoeken naast officiële vlaggen. Dit wijst op een grote betrokkenheid en motivatie. Het goede onthaal van de spandoekpetitie ‘na de betoging, een algemene staking!’ op initiatief van ABVV en ACV militanten uit Brussel, bevestigt die trend. Want velen stelden zich de vraag: wat na deze betoging? Weer een paar maanden alles op z’n beloop laten? In het verleden heeft dit mensen doen afhaken. De socialistische metallo’s uit Brussel en Wallonië (MWB) staan terecht heel kritisch tegenover de ‘actiestrategie’ van de top. ‘De betoging van 21 februari kan slechts het begin zijn. De volgende morgen op 22 februari zal de toekomst niet veranderd zijn (…) Wij hebben een actieplan nodig met een duidelijke kalender en duidelijke eisen ‘ klonk het bij Nico Cué, algemeen secretaris van de MWB.

Wat nu?

De Franstalige christelijke bediendenbond, CNE, die nu voor een 24 urenstaking ijvert, was ook opvallend strijdbaar aanwezig (zie video video). Toegegeven, de drang voor verdere actie is niet overal dezelfde. De opgang van de sociale strijd is meestal verschillend in verschillende sectoren en bedrijven. Wat dikwijls de doorslag geeft, is de mate waarin de mobilisatie wordt voorbereid door de vakbond. Neem bijvoorbeeld de werking van het ACOD in de kleine gemeente Sint-Joost-ten-Noode. Hier zorgen de delegees al geruime tijd voor goede vorming onder hun militanten. Deze vorming handelt niet alleen over strikt syndicale thema’s maar ook over algemene maatschappelijke zaken (fiscaliteit, Europese soberheid enz.). Ook worden er regelmatig op de werkvloer algemene vergaderingen georganiseerd met het volledige personeel. Zo ging het ook in de aanloop naar de betoging van 21 februari. Het gevolg was dat die dag alle gemeentediensten gesloten waren. Vijftig mensen stonden piket voor de hekken van het gemeentehuis. Dit is een voorbeeld van hoe het mogelijk is de collega’s op de vloer bewust te maken en te motiveren voor actie.

Zoals altijd reageerde het patronaat vinnig op de vakbondsactie. De minister van Werk, Monica De Coninck, door betogers bespot als de ‘ijskoningin’, deed op haar beurt misprijzend over het ‘ritueel’ van de betoging. Premier Di Rupo riep op tot ‘verantwoordelijkheid’. Hij voegde eraan toe dat ‘er geen goeden zijn aan de ene kant en slechten aan de andere kant’. ‘Enkel door een gemeenschappelijke inspanning van vakbonden, patroons en regering kunnen we het land weer op het goede spoor krijgen’. Opnieuw wil men de bestaande sociale tegenstellingen dus verdoezelen.

De regering houdt vast aan de loonbevriezing en het gepruts aan de index, maar toch gaat het ABVV weer aan de onderhandelingstafel. ‘Er bij horen’ oefent een grote aantrekkingskracht uit op de vakbondstop. Een andere optie is voor hen als een sprong in de leegte. Het patronaat heeft een meer pragmatische visie op het overleg. Het model van sociaal overleg is echter geen doel op zich maar een middel. Overleg is blijkbaar enkel nog nuttig als het de vakbonden kan overtuigen nog meer flexibiliteit en overuren te slikken. Het overleg dient om de vakbond te overhalen deel te nemen aan de vernietigende competitiviteitstrijd van de eigen Belgische ondernemingen. De vakbondsonderhandelaars zijn niet tevreden maar leggen zich neer bij de ondermaatse resultaten. ‘Sociaal overleg is sociale toegeving geworden’, bekritiseert Jean-François Tamellini, federaal secretaris van het ABVV. ‘Ik zou willen dat men terugkeert naar het sociaal overleg. In de jaren 1960, stond sociaal overleg voor sociale vooruitgang. Toen was er de index en men verdeelde de productiviteitsinspanningen’. Maar de jaren 1960 komen niet terug. Dat was een uitzonderlijke periode van economische groei en welvaart in het Westen die geen gelijke kent in de geschiedenis van het kapitalisme. De toekomst van de arbeidersbeweging ligt niet in heimwee naar die periode.

Overal worden de vakbonden voor voldongen feiten geplaatst. Beginnend op de werkvloer. Daarna mag er overlegd worden hoe de patronale maatregelen zullen worden begeleid of een beetje minder asociaal gemaakt kunnen worden. En als de vakbonden niet willen overleggen binnen het door de patroons opgelegde kader worden ze bedreigd met sluiting of afdankingen.

Kost wat kost een akkoord tekenen?

Het ABVV en de andere bonden hopen in de verschillende sectoren een marge te bekomen voor een loonsverhoging. Niet iedereen in het ABVV is hiermee opgezet en niet alleen langs Franstalige kant. Zo stelde de Antwerpse afdeling van de Algemene Centrale (AC) voor om onmiddellijk een actieplan uit te werken met een stakingsaanzegging. Dit met de steun van AC Limburg. De Franstalige christelijke bediendevakbond, CNE, doet een oproep voor een algemene 24-urenstaking op 14 maart, tevens een actiedag van de Europese vakbonden.

In heel Europa zien we dezelfde verschillen opduiken binnen de vakbeweging. Het gaat voornamelijk om een belangrijk deel van de top die bereid is steeds slechtere afspraken te maken met het patronaat en de regering. Dit noemt men dan een ‘constructieve aanpak’. In werkelijkheid gaat het om medeverantwoordelijkheid voor de sociale afbouw, ‘omdat er geen alternatief is’. Een ander deel van de top beseft dat inzetten op de mobilisatie van de achterban de enige manier is om nog gehoord te worden. Bij de leden en militanten groeit ook de vraag naar meer strijdbare vakbonden.

Een mooi voorbeeld daarvan is de volgende studie over de Nederlandse vakbonden; http://vakbondsvernieuwing.blogspot.be/2013/01/vakbonden-moeten-een-veel-hardere.html De resultaten wijzen op een groeiende steun voor ‘een hardere aanpak’ door de vakbonden om de belangen van de leden te behartigen. De steun voor ‘meer assertieve’ vakbonden gaat in stijgende lijn sinds 2008.

De huidige onderhandelingen vinden plaats tegen een achtergrond van snel op elkaar volgende sluitingen en afdankingen. Sinds het begin van het jaar gingen 4000 banen verloren in de nijverheid. Dat is evenveel als één Ford Genk. Een driest hoogtepunt in de afgelopen tien jaar. Sinds de aankondiging van de sluiting van het automobielbedrijf schrapte het patronaat 16.000 banen. In de maand februari werd het record aantal faillissementen gebroken. Het aantal verloren banen als gevolg van faillissementen steeg met 54 procent tegenover dezelfde maand vorig jaar. De 1400 afdankingen bij Caterpillar in de buurt van Charleroi zijn een zware mokerslag voor de regio. Veertig procent van het personeel moet vertrekken. Nochtans maakte Caterpillar verleden jaar 4,2 miljard euro winst. De vakbonden vrezen ook dat het patronaat er een verborgen agenda op nahoudt en geleidelijk het bedrijf wil sluiten. Want met 40 procent minder personeel en dezelfde vaste kosten zal de site niet langer rendabel zijn.

De plaats van de vakbonden is daarom niet aan een onderhandelingstafel waar enkel binnen zeer krappe marges gepraat kan worden. De bazen voeren de klassenstrijd op, zowel tijdens het sociaal overleg als op de werkvloer in de bedrijven. Zij twijfelen niet. Onze leiders echter wel, zij aarzelen permanent. We moeten ons als arbeidersbeweging niet vastklampen aan de vermolmde plank van het Belgische sociale model. Er moet in het offensief gegaan worden op straat en in de bedrijven. Volgens ons moet er snel werk worden gemaakt van een actieplan met een eerste 24-urenstaking met als belangrijkste thema “wij betalen niet voor de crisis van het patronaat, de rijken moeten betalen.” Dit betekent o.a. geen loonblokkering en de afschaffing van de wet van 1996 op de competitiviteit, vrije loononderhandelingen, gelijke ontslagregeling voor bedienden en arbeiders, geen gepruts aan de index, geen nieuwe overuren maar collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies.

Ook moet de strijd tegen sluitingen en afdankingen in afzonderlijke bedrijven verenigd worden in een gemeenschappelijke strijd rond eisen zoals: tegen de afdankingen, verdeling van het beschikbare werk zonder loonverlies, etc. Elk bedrijf dat dreigt te sluiten moet worden genationaliseerd onder arbeiderscontrole. Het besef dat het kapitalisme vervangen moet worden door een socialer en rechtvaardiger systeem groeit. Hoe strijdbaar het syndicalisme ook kan zijn, zonder een grondige maatschappijverandering zullen de levens van de meerderheid getekend blijven door ongelijkheid, uitbuiting en de gevolgen van steeds terugkerende economische crisis.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken