Het ABVV ging naar de onderhandelingstafel met vier sleuteleisen: meer loon, minder werkuren, betere werkomstandigheden en verhoogde verplaatsingsonkosten. De ontwerp-CAO was ondermaats en de patroons wensten bovendien meer flexibiliteit en interim-arbeid door te voeren, terwijl dat laatste er tot nu toe verboden is. In de sectorale onderhandeling werd een koehandel voorgesteld rond brugpensioen op 56 (wat de patroons verwierpen) en het toelaten van interim-werk (waartegen het AC zich blijft verzetten). In het Interprofessioneel Akkoord werd echter een clausule opgenomen die stelt dat er een sectoraal akkoord moet komen rond interim-arbeid in de bouwsector. Dit was voor ACV-Bouw de gedroomde kans om het syndicale front op te blazen en samen met het ACLVB een CAO te ondertekenen. Zij schieten zo in de rug van de bouwvakkers die zich eerst via prikacties (22 en 23/03) en daarna via een nationale tweedaagse staking (29 en 30 maart) hebben gevochten voor een syndicaal waardige sectorale CAO.