Juan Domingo Peron, zoon van een rijke familie uit de provincie van Buenos Aires begon zijn carrière in het Argentijnse leger. In 1939 wordt hij als lid van de Generale Staf naar Italië gestuurd om er het fascistische systeem te bestuderen. Terug in Argentinië wacht hem een unieke gelegenheid om zich waar te maken. In 1943 probeert de Communistische Partij met een algemene staking de bevolking tegen de militaire staatsgreep te mobiliseren. Door een combinatie van openlijke repressie tegen de linkse vakbonden en samenwerking met rechtse vakbonden en ook grote toegevingen aan de eisen van de arbeiders slaagt Peron erin de arbeidersbeweging onder controle te krijgen.

De burgerij, zwaar onder de indruk van zijn rol in het beëindigen van een staking in de vleesverwerkende industrie die zowat de ruggengraat vormt van de Argentijnse economie, beslist hem tot vice-president te benoemen. Peron belooft het Kapitaal “sociale vrede”. Tegen 1946 voert het militair regime een programma van verregaande sociale hervormingen door zoals de invoering van een pensioenstelsel, sociaal recht, ziekteverzekering, betaald verlof en de uitbouw van sociale dienstverlening onder de controle van de vakbonden enzovoort.

Zo slaagde Peron erin de opkomende sociale beweging die het kapitalisme bedreigde, de wind uit de zeilen te halen. Zijn groeiende populariteit verontrustte echter de burgerij. Hij wordt gearresteerd maar moet na een algemene staking weer vrijgelaten worden. Dit wordt algemeen beschouwd als een overwinning van de arbeidersklasse. Peron staat dan aan de leiding van een door brede lagen van de arbeidersklasse gedragen nationalistische beweging.

Maar zijn politiek van sociale hervormingen die uitsluitend was ingegeven door machtswellust ging zeer veel kosten. Tegen het begin van de jaren '50 komt er een einde aan de economische groei in het land. De crisis wordt dan nog versterkt door de protectionistische politiek van de Europese landen. De sociale hervormingen blijken niet meer betaalbaar te zijn. In 1955 wordt Peron omvergeworpen door een nieuwe militaire putsch waardoor hij voor velen een mythe is geworden.

Achttien jaar later krijgt Peron dan opnieuw de kans om voor de burgerij de kastanjes uit het vuur te halen. Na de fameuze “Cordobazo” (een opstand tegen een achtergrond van stakingen en barricadegevechten in de industriestad Cordoba in mei 1969) gaat de arbeidersbeweging opnieuw in het offensief. Deze beweging vindt in de volgende jaren zijn politieke uitdrukking in de Peronistische linkerzijde. 2 miljoen mensen komen hem begroeten bij zijn terugkeer uit ballingschap in de hoofdstad. De hele linkerzijde steunt hem bij de verkiezingen waar hij 61,8 procent van de stemmen behaalt en dan President wordt. Maar tegen een achtergrond van economische wereldcrisis beschikt Peron niet meer over de nodige speelruimte voor sociale hervormingen.

Peron drijft dan meer naar rechts af en bereidt aldus het terrein voor een nieuwe putsch van Videla in 1976. De politieke leiders die zich daarna op Peron beroepen tegen het einde van de jaren ‘80 zullen een centrale rol spelen in de doorvoering van een neoliberaal economisch beleid in Argentinië.

Het Peronisme is een burgerlijke en nationalistische beweging die in de naoorlogse periode op basis van sociale hervormingen, mogelijk gemaakt door de economische opgang, zich diep heeft kunnen wortelen in de arbeidersbeweging. Zijn grote invloed in de vakbonden die ondanks alle verraad vandaag nog sterk is, maakt van het Peronisme een belangrijke factor die men niet zomaar kan wegdenken uit de politieke ontwikkelingen van Argentinië.

Uit Der Funke, Duitse en Oostenrijkse tijdschriften www.derfunke.at en www.derfunke.de