Sedert enige tijd vermoedden we dat er wat aan de hand was met Amerikaanse helikopters aan het Churchilldok. Vonk deed een grondig terreinonderzoek en testte daarmee meteen de veiligheidsmaatregelen van het leger.

Op onze weg naar het Churchilldok verschijnt een Unimog-vrachtwagen van het Belgisch Leger in de achteruitkijkspiegel. We laten hem discreet passeren. Er zitten soldaten onder de luifel, en de vrachtwagen wordt gevolgd door twee militaire jeeps.

Het konvooi rijdt precies naar de plek die we verwacht hadden: kaai 420. Aan de check-in gate van die kaai staan nog meer voertuigen van het Belgisch Leger.

We besluiten daarom een ommetje te maken en opteren voor een rustige zij-ingang van een aanpalende concessie. De werknemer aan deze ingangspoort laat ons zonder problemen passeren.

Via de voorkaai, onder de hijskranen en druk heftruckverkeer door, komen we terug op kaai 420. Na enige tijd rondrijden zien we een geheimzinnige muur van oranje containers staan. Deze muur omvat een terrein van circa één hectare dat aansluit op een grote loods. We rijden rond die loods, die langs alle zijden hermetisch gesloten blijkt.

Aan de voorzijde van de loods is een wachthokje opgesteld. Een paracommando van het Belgisch Leger houdt de wacht. Met enig lef en gespeelde zelfzekerheid stappen we op hem af en wensen hem goedemorgen. Hij overhandigt ons een toegangsbadge en zegt dat we onze naam ook bij het buitengaan in het register mogen schrijven.

We geven hem de pap in de mond en zeggen hem: “Is dit hier tot militair terrein verklaard? Want anders hebben we hier niks te zoeken.”

“Dat weet ik niet”, antwoordt hij, “dat zal u aan de hoge heren binnen moeten vragen. Maar die spreken alleen maar Engels, het zijn Amerikanen.”

We wandelen dus zonder begeleiding de loods binnen. Het is een enorm gebouw. Vooraan zijn arbeiders aan de gang met het uitpakken van allerlei onderdelen. Dieper in de loods staan een vijftiental zware Amerikaanse gevechtshelikopters, kaki geschilderd maar verder zonder identificatie. Eén helikopter heeft een Rode Kruis-embleem. Het gaat over helikopters van het type Bell AH-1-F Cobra. We kunnen ze aanraken… Het gonst nochtans van activiteit in deze loods. Tientallen militairen en arbeiders zijn in de weer.

Rechts van de ingang is een ‘refter’ geïmproviseerd voor de manschappen, met lange houten tafels. Er lopen een half dozijn soldaten rond met Amerikaanse kokardes op hun schouder. Rijzige maar vriendelijk jongens die je laten voorgaan als je hen passeert. Daarachter bevindt zich de refter van de “hoge heren”. We drijven het niet zover ons daar aan te melden en stappen terug naar de uitgang.

“Moeten we ons hier nog afmelden?”

“Neen laat maar, voor zo’n kort bezoek is dat niet nodig.”