de miljonairtaks en zeven 2Een boek met ideeën om de samenleving te veranderen? Wie betrokken is bij de dagelijkse strijd om de maatschappij op een sociaal spoor te zetten, zal er zeker baat bij hebben. Het grote voordeel van dit boek is dat het de discussie over maatschappijverandering wil aanzwengelen. Want er is behoefte om verder te kijken dan onze deelstrijd, onze wijk, onze school en ons bedrijf. Vooral is er nood aan een ruimere politieke horizon voor onze sociale inzet. Vele vakbondsmensen timmeren zo bijvoorbeeld aan betere leef- en werkomstandigheden. Dag in dag uit. Maar het is dikwijls dweilen met de kraan open. Dit kan demoraliseren en na verloop van tijd ‘de fut’ er uithalen. Meer ingrijpende maatregelen dringen zich op. Maatregelen die onze syndicale eisenbundels of congresteksten vandaag (nog) niet aanreiken. Hoe grondiger een idee ingrijpt, hoe meer het ook kan inspireren. Hoe meer er besef is dat een idee echt het verschil kan maken, hoe groter ook het enthousiasme ervoor. De uitdaging bestaat er in een brug te slaan in het bewustzijn van de mensen; van de onmiddellijke problemen naar de nood om de maatschappij grondig te veranderen. Door de concrete deelstrijd rond bepaalde eisen, kunnen grotere groepen in de samenleving gaan inzien dat het noodzakelijk is het kapitalistische systeem in zijn geheel af te schaffen en te vervangen door een hogere en betere vorm van samenleving; socialisme.

Het boek waarvan Peter Mertens de bijdragen heeft bijeengebracht behandelt één plus zeven andere ‘briljante’ ideeën die de maatschappij willen uitdagen. Een van deze ideeën, de miljonairstaks kennen we al. De PVDA heeft zich er sterk mee vereenzelvigd de laatste jaren. Daarna wordt de 30-uren week behandelt, de Weense ervaring met sociale huisvesting, de gratis huisarts, het Finse onderwijsstelsel, de klimaatneutrale stad, een overheidsagentschap tegen discriminatie en het voorstel van een bindend referendum. We gaan wat dieper in op 3 ideeën uit het boek.

De 30-urenweek

De 30-uren week met loonbehoud is het voorstel dat rond 1 mei het meest weerklank vond. Het werd positief onthaal binnen de arbeidersbeweging, bij VOKA daarentegen werd het afgeschoten. Dat laatste is een goed teken.

Er is immers nood aan een collectieve tijds-eis, snel! Sinds 1980 is de dalende trend in de arbeidsduur gestopt. De tendens is nu naar een feitelijke verlenging van de arbeidstijd. Daar waar de statistieken wijzen op een daling van de arbeidsduur, is dit vooral het effect van meer deeltijds werk. Het percentage werknemers dat 40 uren werkt is ook gedaald ten voordele van een grotere groep die ofwel meer uren werkt of veel minder uren werkt. De groep die meer dan 45 uren werkt wordt snel groter. De nieuwe technologieën vervagen ook steeds meer de grens tussen werk en vrije tijd. De intensiteit van de arbeid wordt steeds heviger. De kapitalisten proberen zo ‘de poriën van de tijd op te vullen’ stelde Marx. De tijd die we aan werken besteden is van cruciaal belang voor ons. Om helemaal andere en tegenstrijdige redenen is die tijd ook vitaal voor de kapitalisten. Hoe de tijd gebruikt wordt, bepaalt dus mee hoeveel meerwaarde ze uit onze arbeid kunnen persen. Zonder meerwaarde is er geen winst mogelijk voor de patroons. De winst trachten ze zo hoog mogelijk te maken door de effectieve arbeidstijd uit te breiden, maar ook door het werk intensiever te maken. Wij willen de arbeidstijd verkorten en het werk minder intensief maken. Arbeidsduurvermindering met loonbehoud is dus een centrale eis voor de arbeidersbeweging. Een kortere arbeidsduur werd in het verleden altijd bekomen door strijd. Het is dus mogelijk. Maar wat de patroons onder zware druk (stakingen, betogingen, opstanden) geven met de linkerhand proberen ze altijd met de rechterhand weer af te pakken (hoger werkritme, intensievere arbeid, reorganisatie van de productie). Daarom bevindt de eis en de strijd ervoor zich op het kruispunt waar fundamenteel tegengestelde belangen met elkaar botsen. In de poging om de 30-uren week als ‘haalbaar’ voor te stellen, komt deze contradictie wel op de achtergrond. Terecht stellen de auteurs, Benjamin Pestieau en Maartje De Vries, dat er uiteindelijk ‘andere bezitsverhoudingen’ moeten komen. Hoe ‘anders’ deze bezitsverhoudingen moeten zijn laten de auteurs echter onbeantwoord. Dat is een zwakte. Een zwakte die meermaals in het boek voorkomt. Marxisten moeten duidelijk stellen dat de eigendomsverhoudingen grondig moeten gewijzigd worden door de nationalisatie van de grote economische en financiële hefbomen van de maatschappij, onder democratische arbeiderscontrole. Dat is klare taal… We komen hier later nog op terug.

Klimaatneutrale steden

In het hoofdstuk over energie wordt er gepleit voor stedelijke openbare energiebedrijven.  Hoe zulke bedrijven in München en Stuttgart, in Sacramento in de VS en in Kopenhagen het verschil maken komt uitvoering aan bod. Gedragen door de ‘energiewende’ zorgen overheidsbedrijven voor duurzame groene energie, een alternatief op kernenergie en fossiele brandstoffen in Duitsland. De energiefactuur is er ook goedkoper geworden. De eerder genoemde steden worden voorgesteld als ‘rolmodellen voor een klimaatneutrale toekomst’. Men kan een tendens naar ‘verstaatlichung’ waarnemen in Duitsland en in sommige andere Europese landen. Niet allen op het vlak van de energieproductie maar ook bij de watermaatschappijen. Een grote meerderheid Duitse consumenten kiezen voor deze stadsbedrijven. Slechts een minderheid kiest nog voor de grote energiereuzen. Hoe we deze energiegiganten gaan vellen is wel niet duidelijk. ‘Er moet paal en perk gesteld worden aan de greep van GDF Suez & co op onze energievoorziening als we echt willen bouwen aan een klimaatneutrale samenleving’. Juist.  Maar wat betekent dit? Hier opnieuw lezen we goede intenties maar vage bewoordingen. Stadsbedrijven kunnen op lokaal vlak misschien wel de energiemarkt veroveren ten koste van de grote ‘Konzerne’. Deze laatste vechten echter terug. In München staat de ‘energiewende’ van de stad onder zware druk. Duizenden kwamen verleden jaar betogen tegen het energiebeleid van het nieuwe bestuur. De stad gaat er immers door de knieën voor de private energiebedrijven, RWE, Eon, EnBW en Vattenfall. Het nieuwe SPD-CDU/CSU-bestuur voert er nu een politiek in het voordeel van de nucleaire en de steenkolenlobby. Daarom is er naast de ‘rekommunalisierung’ ook een ‘enteigenung’ nodig van de ‘energiekonzerne’. Een onteigening van grote energiebedrijven om ze in overheidshanden te brengen onder democratische controle. Openbare stadsbedrijven die inzetten op duurzame energie kunnen niet vredig naast elkaar samenleven met de private mastodonten die enkel draaien rond winstbejag. Een geleidelijke verdringing van de private energiemarkt door de vermenigvuldiging van openbare stadsbedrijven is geen haalbare kaart. Twee verschillende logica’s en belangengroepen staan hier loodrecht tegenover elkaar. De strijd voor openbare energie wordt daarom best verbonden met een beweging die ijvert om ook het water, de voedselproductie, de gezondheidssector  enz. uit de klauwen van de kapitalisten te redden. Wat zij tot koopwaar hebben gemaakt moeten nationalisaties, democratische controle en de planning van de economie, weer gemeenschappelijk eigendom maken. Zo bedden we ‘briljante ideeën’ in, in een socialistisch perspectief. Indien we dat niet doen riskeren we illusies te scheppen in de duurzaamheid van hervormingen terwijl het kapitalisme in crisis is.

Bindende referenda

In dit hoofdstuk breken twee andere auteurs een lans voor bindende referenda zonder opkomstdrempel. Daarbij moet de concrete vraagstelling dan door de initiatiefnemers geformuleerd worden. Bij de argumentatie voor een bindend referendum wordt er veel mosterd gehaald in Zwitserland. Het politieke systeem van ‘Volksinitiative’ en referenda staat hier in de kijker. Het Zwitserse voorbeeld verdient echter een fiksere dosis kritiek dan wat we lezen in dit hoofdstuk.

Het politieke stelsel van het Alpenland vindt zijn oorsprong in de zeer heterogene aard van de Zwitserse natie. Vier taalgroepen moeten er samen leven. De tegenstelling tussen de sterk conservatieve katholieke gebieden op het platteland en de burgerlijk-protestantse kantons weegt zwaar door op het specifieke beleid dat er gevoerd wordt. De natievorming liep er niet van een leien dakje, maar volgde het pad van een harde en lange politieke strijd. Een gewelddadige revolutie in 1798, rellen in 1830 en 1840 en een korte burgeroorlog in 1846 gingen de onafhankelijkheid vooraf. Zo ontstond een noodzakelijk compromis rond een verregaande federale structuur en werd het referendum ingevoerd als democratisch principe. Het referendum speelde vanuit dit oogpunt de rol van regulator van de scherpe politieke spanningen. In de klassenstrijd heeft het ook de rol gespeeld van een uitlaatklep. Het veelvuldig gebruik van referenda door de linkerzijde, het ‘referendumkarusel’, leidde ook tot het luwen van de ‘klassieke’ mobilisatie via betogingen, stakingen en bezettingen. Dit betekent niet dat het deskundig gebruik van het referendum geen instrument kan zijn in handen van de linkerzijde. Het kan een middel zijn om de arbeidersbeweging te versterken en de ideologische dominantie van de rechterzijde te verzwakken. Dit was het geval me het initiatief van de Juso, de Jong Socialisten. Een paar jaar geleden lokten ze een referendum uit voor de beperking van de loonspanning.  De fameuze 1:12 campagne, stond voor een maximaal loonverschil van 1 tot 12. De sociale en politieke polarisatie die volgde op het initiatief bracht de tegenstelling tussen arme en rijk, tussen loontrekkenden en speculanten, op een zeldzame manier op de voorgrond. Toch moeten een aantal illusies doorprikt worden rond het politieke stelsel van het bankenparadijs.

Zwitserland is de laatste jaren op alle niveaus in de ban van een soberheidsbeleid. De referenda hebben hier niets aan veranderd. Samen met een hogere levenstandaard en sociale voordelen, is het stelsel van referenda de olie die het raderwerk van het Zwitserse kapitalisme moet smeren. Er komt echter zand in dat raderwerk. De sociale polarisatie, jarenlang gemilderd, komt nu sterk in het daglicht. Veel van de referenda op initiatief van de linkerzijde worden verloren. Een van de redenen hiervoor is het onevenwicht in financiële middelen die ingezet worden tijdens zo een campagne. Nemen we even het voorbeeld van het referendum voor fiscale rechtvaardigheid. De bankgroep Eurosuisse berekende dat het establishment 12 miljoen Zwitserse francs had ingezet voor een neen-stem. De initiatiefnemer, de Socialistische Partei, beschikte ‘slechts’ over een budget van… 1 miljoen francs. De bestaande orde beschikt over een veelvoud van middelen (media, politici, adverteerders, advocatenkantoren, de maatschappelijke inertie) om zo een referendum negatief te beïnvloeden. Niet te verwonderen dat de meeste linkse referenda verloren worden. Dit onevenwicht kan wel opgevangen worden als er sprake is van een echte massabeweging op straat, in de wijken, de scholen en de bedrijven. Dan heb je tienduizenden opiniemakers, luidsprekers, debateurs, diep onder de bevolking die een stemming kunnen beïnvloeden. De illusie bestaat ook dat het referendum een middel kan zijn om het beleid te sturen. Bij een tegenvallende stemming volgt daarom dikwijls een steile demobilisatie. Het valt ook op dat referenda uiteindelijk geen invloed hebben op het soberheidsbeleid. De sociale afbouw is de laatste jaren een constante. Referenda slagen er niet in om ook maar een hindernis te zijn voor de soberheidsrage. Alle thema’s voor een referendum moeten ook strikt binnen de krijtlijnen blijven van de burgerlijke staat en de kapitalistische economie. Een bewijs uit het ongerijmde: zo is het onmogelijk om de afschaffing van het kapitalisme in te schrijven als referendumvraag…

Het winnen van een referendum niet voldoende om de voorgestelde maatregel doorgevoerd te zien. Het systeem beschikt over een aantal troeven: de regeringen, het parlement en het staatsapparaat zelf. Zo is er het ‘Alpine Initiative'.  In 1994 stemden  de Zwitsers tegen het vrachtwagentransport via de Alpen. Het goederentransport moest via het spoor gaan oordeelde een meerderheid. Twintig jaar later is er nog maar weinig gedaan. Hoe kan dat nu? Intens lobbywerk van de transportindustrie, de vertragingsmaneuvers van de politici, de sabotage in het staatsapparaat hebben het project op de lange baan geschoven.

Een ander voorbeeld. In 1945 werd de verplichte verzekering voor het moederschap ingeschreven in de grondwet. Pas in 2004, 59 jaar later werd de noodzakelijke uitvoerende wet aangenomen.

De auteurs beweren dat ‘Zwitserland het land is van de tevreden verliezers’. Dit is inderdaad wat het Zwitserse politieke stelsel beweert… over zichzelf. Het is waar dat veel Zwitsers dit geloven. Elk politiek en economische stelsel handhaaft zich niet in de eerste plaats door dwang of repressie. De bevolking overtuigen dat het belang heeft bij het voortbestaan van het stelsel is vitaal. Hierin past het idee dat via referenda het volk wordt betrokken bij het beleid. Vanuit een breed historisch perspectief spelen referenda de rol van regulator van het politieke en sociale conflict. Sociale explosies of potentiële massabewegingen werden in het verleden onschadelijk gemaakt door een illusie van deelname van het volk aan het beleid. Er komt echter meer en meer sleet op dit geloof. Zand doet het raderwerk haperen. Het soberheidsbeleid, de groeiende sociale polarisatie, de gevolgen van het loskoppelen van de Zwitserse munt van de euro schudden het land doorheen. Lange tijd bleek Zwitserland immuun voor de gevolgen van de crisis van het kapitalisme. Dat is niet meer het geval. De 20 procent rijksten bezit 86 procent van al het vermogen. Dat is 6 keer meer dan wat de andere 80 procent bezit. De onderste 20 procent heeft... geen vermogen. De 2 procent superrijken bezit evenveel als 98 procent van de andere Zwitsers. Dat blijkt uit een een studie van de vakbond UNIA.

Deze situatie draagt bij tot de in vraag stelling van het politieke systeem in Zwitserland. Voornamelijk bij jongeren. Dit was in november 2011 te merken aan de reactie van jongeren na een referendum op initiatief van de rechtse Soziale Volkspartei. Die eiste de deportatie van buitenlandse misdadigers en won het referendum bovendien. Onmiddellijk nadat het resultaat bekend was, protesteerden studenten en werkers over het hele land tegen dit racistisch initiatief en tegen de poging om de arbeidersklasse te verdelen. Vooral in Zurich kwamen duizenden tot laat in de avond op straat. Tevreden verliezers die Zwitsers, echt?

Referenda kunnen inderdaad een middel zijn tot politisering en mobilisatie. We moeten het referendum vooral plaatsen in het kader van de klassenstrijd, waarbij de nadruk gelegd wordt op de mobilisatie op straat, in de wijken, scholen en bedrijven. Betogingen, stakingen en bezettingen zijn nog steeds onze beste wapens om het tij te doen keren.

Een laatste opmerking maar niet de minst belangrijke. Wat er vooral ontbreekt in het boek is de band tussen de strijd voor deze eisen en de strijd voor een grondige maatschappijverandering. Deze band blijkt steeds zwakker in de campagnes van de PVDA.  De visie over een socialistische maatschappijverandering vervaagt bij de PVDA steeds meer in het dagelijkse werk van de militanten.

De Duits-Poolse socialiste Rosa Luxemburg formuleerde deze fundamentele vraagstelling als volgt; "De dagelijkse strijd voor hervormingen, voor de verbetering van de situatie van de arbeiders binnen de grenzen van het bestaande sociale stelsel en via de democratische instellingen, bieden de sociaal-democratie de enige manier biedt om deel te nemen aan de strijd van de arbeidersklasse en vooruit te gaan naar haar uiteindelijke doel: de verovering van de politieke macht en de afschaffing van het salariaat. Tussen sociale hervorming en revolutie bestaat er voor de sociaal-democraten (in die tijd noemden de marxisten zich nog sociaal-democraten n.v.d.r.) een onbreekbare band. De strijd voor hervormingen is het middel, de sociale revolutie het doel". Vandaar het belang op de ‘briljante ideeën’ in te bedden in een socialistisch perspectief.