‘We hebben meningsverschillen gehad, maar onze lange gemeenschappelijke geschiedenis en vriendschap zijn veel dieper, breder en belangrijker dan om het even welke verschillen’, zegt Wayne Bush, onderambassadeur van de Verenigde Staten in België. Aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen zocht MO* uit hoe het staat met de diplomatieke, economische en militaire relaties tussen België en de VS.

Op een boogscheut van het koninklijk paleis en een honderdtal meter van de Amerikaanse ambassade bevindt zich het kantoor van AmCham Belgium, de Amerikaanse kamer van koophandel. Sinds 1948 promoot AmCham de economische relaties tussen de VS en België.

Het Amerikaans aandeel in de Belgische economie is reusachtig: België telt vandaag 1800 tot 2000 filialen van bijna 900 Amerikaanse bedrijven, goed voor 130.000 rechtstreekse arbeidsplaatsen. Met inbegrip van alle advocaten, consultants en andere diensten die de Amerikaanse bedrijven omringen, zorgen de VS in België voor 350.000 jobs. Dat is goed voor 13 procent van de private arbeidsmarkt.

Nog wat cijfers om de sterke economische band tussen België en de VS te illustreren: in auto-assemblageland België staan drie van de vier autofabrieken onder Amerikaans bestuur. De haven van Antwerpen beschikt over de op een na grootste concentratie van petrochemische bedrijven ter wereld –een sector die wereldwijd gedomineerd wordt door Amerikaanse bedrijven. En België is de twaalfde handelspartner van de VS –bijna even belangrijk als Frankrijk of Taiwan, en belangrijker dan Brazilië en Australië.

‘Als de vriendschap tussen onze naties naar een dieptepunt zinkt, gebeurt hetzelfde met het bedrijfsleven’, zegt Marcel Claes, de Chief Executive van AmCham. ‘De mens achter de bedrijfsleider, hij die de investeringsbeslissingen moet nemen, laat zich naast de cijfers ook beïnvloeden door emotionele aspecten. Amerikanen zijn zeer vaderlandslievend en voelen zich snel onterecht behandeld als hun land wordt bekritiseerd.’

Professor Rik Coolsaet, directeur van het Egmontinstiuut voor Internationale Betrekkingen, betwist de economische gevolgen van de politieke onenigheid in 2003. Coolsaet: ‘Ik heb er alleszins geen enkel duurzaam effect van gezien. Het wordt altijd alleen door direct betrokkenen in de verf gezet. De economische weerslag wordt aangevoerd als dreigement, maar komt niet noodzakelijk overeen met de realiteit.’

Volgens professor Coolsaet is de directe Amerikaanse invloed in België minimaal: ‘Als de politieke klasse in België het eens is, hebben de Amerikanen helemaal niets om naar terug te grijpen. Ze krijgen pas invloed wanneer hun visie gedeeld wordt door een deel van de Belgische politieke klasse. Het opdoeken van de genocidewet is het enige voorbeeld van geslaagde Amerikaanse druk. België is toen door de knieën gegaan. En ik herhaal: alleen omdat er binnen de Belgische politieke klasse onenigheid was. Die wet was te vroeg gelanceerd, we hebben twee passen gezet waar er maar één mogelijk was. Daarnaast is de wet verschillende keren misbruikt. Het misbruik heeft het binnenlandse front verzwakt.’

Scherpe kantjes

‘De Verenigde Staten staan voor de mogelijkheid van elk individu om zijn of haar persoonlijke overtuigingen na te streven. Het is het land van de vrijheid’, zegt onderambassadeur Wayne Bush op de derde verdieping van de zwaar bewaakte Amerikaanse ambassade in hartje Brussel. ‘De belangrijkste thema’s voor de Amerikaanse diplomatie in België zijn wederzijdse veiligheid, handel, economische groei en samenwerking over de grenzen van onze beide naties heen, zoals het oplossen van conflicten, economische ontwikkeling en humanitaire hulpverlening in ontwikkelingslanden. Onze allerhoogste prioriteit is de strijd tegen het terrorisme.’

In dat kader ijvert de Amerikaanse ambassade bijvoorbeeld voor strengere drugwetten in België: ‘De meeste Europeanen beseffen niet dat een deel van het geld dat ze uitgeven aan drugs in de handen van terroristische groeperingen terechtkomt’, zegt de Amerikaans diplomate Jessica O’Connor-Van Boven. ‘Het komt erop aan de financiën van terroristische netwerken droog te leggen.’

Twee jaar geleden lanceerde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice het concept transformational diplomacy, een aanpassing van het diplomatiek apparaat aan een veranderende wereld. Twintig jaar na het einde van de Koude Oorlog was de inplanting van Amerikaanse diplomaten aan een herziening toe, met een diplomatieke exodus naar het Oosten als belangrijkste resultaat. O’Connor: ‘Als de VS andere kaarten hadden getrokken, zou er nooit nood geweest zijn aan transformational diplomacy. Het is een gevolg van de oorlog in Irak.’

De verwaarlozing van de diplomatie kenmerkt de voorbije acht jaar Amerikaans buitenlands beleid. ‘Een groot deel van de diplomaten vertegenwoordigt vaak met pijn in het hart een beleid waar ze zelf nauwelijks achter staan, met een veel te grote nadruk op militaire middelen en veel te weinig aandacht voor diplomatieke oplossingen’, zegt Rik Coolsaet. ‘De regering-Bush heeft nooit het werkelijke belang van het diplomatieke apparaat ingezien.’

Desalniettemin noemt onderambassadeur Wayne Bush het versterken van de diplomatieke betrekkingen tussen België en de VS ‘het grootste succes van de afgelopen jaren’. Wayne Bush: ‘We hebben meningsverschillen gehad, maar onze lange gemeenschappelijke geschiedenis en vriendschap zijn veel dieper, breder en belangrijker dan om het even welke verschillen.’

Rik Coolsaet verduidelijkt: ‘Het plan van voormalig premier Guy Verhofstadt om Europa een autonome speler te maken op defensievlak heeft vanaf het begin van de paars-groene regering tot veel irritatie geleid in de VS. Nadien verzeilden we in een discussie over de oorlog in Irak. Pas in 2005 hebben we opnieuw toenadering gezocht. Nu hebben we een nieuwe consensus bereikt met de Amerikanen: we concentreren ons op dossiers waar we het eens over zijn, zo worden tegelijkertijd de scherpe kantjes van de gevoelige dossiers afgevijld.’

Lucratieve defensiecontracten

België mag dan al geen voorstander zijn van de oorlog in Irak, uit een analyse van militaire contracten blijkt dat het conflict een aantal Belgische bedrijven geen windeieren heeft gelegd. Volgens de publieke databank van Amerikaanse overheidscontracten zijn sinds het begin van de oorlog meer dan 4100 contracten afgesloten tussen de Amerikaanse overheid en Belgische bedrijven. Elf van de vijftien grootste contracten werden afgesloten in opdracht van de Amerikaanse Defensie.

De Waalse wapenproducent FN Herstal verdiende sinds het begin van de oorlog meer dan 71 miljoen dollar aan militaire contracten met de VS. In de vijf jaar voor de oorlog waren Amerikaanse defensiecontracten slechts goed voor een kleine acht miljoen dollar. Met andere woorden: sinds het begin van de oorlog in Irak heeft FN Herstal bijna tien keer meer verdiend aan Amerikaanse defensiecontracten dan in dezelfde periode daarvoor.

Op de tweede plaats in de lijst staat Sabca. De producent van vliegtuigonderdelen heeft sinds het begin van de oorlog elf contracten met een totale waarde van 26,5 miljoen dollar afgesloten met de Amerikaanse luchtmacht. In de twee jaar voor de oorlog (de gegevens reiken maar tot 2001) verdiende Sabca niet meer dan 340.209 dollar aan het herstel en onderhoud van Amerikaanse vliegtuigen.

De Nijvelse munitiefabrikant Mecar tekende op 30 juni 2005 het derde grootste Belgische contract sinds het begin van de oorlog. Het Amerikaanse leger betaalde 41,9 miljoen voor munitie van Belgische kwaliteit.

Ook het terminalbedrijf Hesse Noordnatie in de Waaslandhaven op de Anwerpse Linkeroever bevindt zich in de top 20 van de grootste contracten met de Amerikaanse overheid. Het bedrijf heeft sinds het begin van de oorlog voor een totaal van 35 miljoen dollar contracten afgesloten met het Amerikaans leger. Dat Hesse Noordnatie betrokken is bij militaire transporten is al lang geen geheim meer. Het laatste contract is echter in 2006 afgesloten, terwijl de militaire transporten per schip tot en met 2008 plaatsvonden.

Erik De Bruyn, die eerder dit jaar een gooi deed naar het voorzitterschap van de sp.a, houdt de militaire trafiek op de linkeroever scherp in de gaten. De Bruyn: ‘Op 15 maart van dit jaar lag het militair schip USNS Galliland in de Waaslandhaven, op 12 april de MV Courage en de op 16 april de MV Integrity. Die twee laatste zijn civiele schepen onder contract bij de Amerikaanse marine.’

Broodheren van de Antwerpse haven

Het eerste Amerikaans militair schip voer in januari 2003 de Antwerpse haven binnen. Onmiddellijk na de aankomst werd een aanzienlijk deel van de Antwerpse haven volledig afgebakend met containers. Het gebied rond de kade van Hesse Noordnatie deed zo voor enkele maanden dienst als logistiek kamp voor het Amerikaanse leger. Die praktijk werd tot op heden jaar na jaar herhaald.

Jan Geerts, loods in de haven van Antwerpen, ziet de Amerikaanse transporten met lede ogen aan: ‘Hun schepen komen telkens in maart en april toe. Met muren van twee à drie containers hoog zetten ze een deel van de haven af, zo groot als drie voetbalvelden. Dat gebied spannen ze af met prikkeldraad, wat het leven van de loodsen in gevaar brengt.Vanop het water kan ik het kamp binnenkijken: daar staat een groot aantal militaire voertuigen te wachten op transport naar oorlogsgebied.’

Aanvankelijk tekenden de loodsen gewetensbezwaar aan tegen het binnenleiden van de schepen. Vandaag is hun protest helemaal doodgebloed. Jan Geerts was de eerste loods die in 2003 protesteerde, maar kon toen tot zijn grote verbazing op weinig steun uit de vakbond rekenen. Hij werd door toenmalig vakbondstopman Guy Lauwers –nu Antwerps schepen van onder meer openbare werken en leefmilieu– aangemaand verder te blijven werken en een eventuele actie steeds verder uit te stellen. Uiteindelijk werd hij verplaatst naar de Rechteroever.

Ook Erik De Bruyn was betrokken bij het eerste protest: ‘In de beginperiode werden we vaak gecontacteerd door loodsen die acties planden. Toen ik enkele maanden nadien opnieuw contact met hen opnam, hielden ze letterlijk en figuurlijk de boot af. Ik had de indruk dat ze liever geen telefoontjes meer van me ontvingen, alsof ze werden afgeluisterd. Ze wilden er niets meer mee te maken hebben omdat ze zwaar onder druk waren gezet.’

Het havenbedrijf is volgens Jan Geerts de laatste jaren steeds meer autoritair geworden tegen zijn personeel. Geerts: ‘De vakbonden worden aan banden gelegd. Men kan of mag niet meer protesteren. Er moet winst gemaakt worden en men mag niet tegen de broodheren ageren.’

De Bruyn: ‘De Antwerpse haven heeft de afgelopen jaren hallucinant veel moeten investeren in veiligheidssystemen om de Amerikaanse rederijen niet te verliezen. Onder druk van de Amerikanen is de haven gemilitariseerd. Vroeger was die publiek toegankelijk. Nu zijn de containerterminals van en naar de VS afgezet met hoge hekken, zijn er wachtposten, moet je overal inchecken en heb je een biometrische alfapas nodig. Iedereen staat geregistreerd: men moet kunnen natrekken wie waar geweest is en wanneer. Er is zelfs sonarbewaking in de dokken.’

Een ander recent ingevoerd beveiligingssysteem is het Megaports project: alle inkomende en uitgaande containers worden gecontroleerd op radioactieve straling –waardoor de kans aanzienlijk verkleint dat massavernietigingswapens via containers de VS binnengesmokkeld worden. De prijs voor de gebruikte X- of gammascanners bedraagt vijf miljoen dollar. Een grote haven heeft er al snel tien nodig.

Havens over de hele wereld maken zich in allerijl klaar voor de nieuwe Amerikaanse ‘wet op vereisten van maritieme cargoscanners’, die in augustus 2007 is gestemd en tegen 2012 in voege moet treden. De aankondiging van de regering-Bush te willen snoeien in de toevoerhavens speelt hier op de achtergrond. Bedoeling is het aantal terug te brengen van 700 naar 100 om de globale veiligheidscontrole te vereenvoudigen. Het milieurapport 2007 van de Vlaamse milieumaatschappij vermeldt letterlijk dat ‘havens die niet meestappen in dit project, hun rol als toevoerhaven van de VS bemoeilijkt zouden zien worden’.

De verouderde Antwerpse haven die in 2012 het risico loopt nog meer invloed te verliezen aan de compactere haven van Rotterdam, kan protest tegen binnenvarende militaire schepen missen als kiespijn. Jan Geerts: ‘De haven wordt geterroriseerd door de fobie van de Amerikanen.’ De Bruyn: ‘Er is een beroepsverbod voor mensen die de hele zaak aan de kaak stellen: die verdwijnen na verloop van tijd. Als je actie voert, wordt je naam geregistreerd en verlies je misschien je alfapas. Dan geraak je nergens meer binnen en verlies je je job.’ Jan Geerts gaat volgende maand op pensioen en voelt zich geenszins geremd om te spreken: ‘Het havenbedrijf is net zo paranoïde geworden als de Amerikanen. De kans dat er ooit nog signalen opstijgen uit de basis, is heel klein.’

Overgenomen van de MO*-website MO*-website