Het maandblad Vonk startte enkele nummers geleden met een maandelijkse bijdrage van de Rode Rechter. Wij zijn immers verheugd over de vooruitgang die de socialisten bij de laatste parlementsverkiezingen hebben gemaakt. Temeer daar deze vooruitgang grotendeels gebaseerd is op de verzuchtingen van de mensen, de werkende mensen. Wij weten echter ook dat de socialisten zich wel beroepen op de verzuchtingen van de werkende mensen maar deze ook snel durven te vergeten wanneer het op concrete beleidsmaatregelen aan komt. Vandaar de Rode Rechter. Die zal waken over de mate waarin de socialisten tegemoet komen aan de verzuchtingen van de werkende mensen. Want als die verzuchtingen niet worden ingelost, zullen de mensen onvermijdelijk hun hoop in de ideeën van links verliezen en illusies gaan koesteren in de ideeën van rechts. De socialisten zijn dus gewaarschuwd, zij dragen een grote verantwoordelijkheid.

Het is dan ook interessant om de laatste weken te mogen aanschouwen dat Frank Vandenbroucke, onze SP.a.-minister van Tewerkstelling en Pensioenen, wakker ligt van onze oude dag. Spijtig genoeg lijkt Frank Vandenbroucke het debat over de vergrijzing en de betaalbaarheid van de pensioenen niet helemaal goed te vatten. Misschien dat hij zich wat kan bijscholen? Of is het zo dat hij wat oud wordt en misschien op pensioen moet gaan?

Wat is het probleem volgens Vandenbroucke? Ten eerste worden we allemaal veel te oud, waardoor men langer onze pensioenen moet blijven uitbetalen. Ten tweede zijn er te weinig mensen aan het werk, waardoor er steeds minder mensen zijn die bijdragen betalen om alle pensioenen van al die steeds maar ouder wordende mensen te betalen. Bovendien komt dat omdat er te weinig mensen willen werken. De mensen stoppen veel te vroeg met werken, hebben niet de juiste capaciteiten om aan een job te geraken of doen gewoonweg te weinig moeite om er een te vinden. Ten derde is er in het verleden al veel te veel geld uitgegeven, waardoor onze staatsschuld veel te hoog is en we die dus moeten afbetalen. Tenminste, de intresten dan toch. Hierdoor zullen onze pensioenen alleen maar betaalbaar blijven als we met zijn allen meer gaan werken, langer blijven werken en niet verwachten dat we daar ook nog eens een deftig pensioen voor krijgen. Kortom, de mensen weten alweer wat de regering voor hen in petto heeft.

Onze minister verliest hierbij uit het oog dat gepensioneerden traditioneel tot de categorie van de armen behoren. Sinds de jaren ’50 is die situatie echter geleidelijk aan veranderd, vooral door de invoering en de verbetering van het wettelijk pensioen. Door ons repartitiebeginsel (de werkenden van vandaag betalen ook de pensioenen van vandaag) is de welvaart van de ouderen ook mee verhoogd uit de productiviteitsstijgingen van de werkenden.

Vandenbroucke verliest ook uit het oog dat alle werkenden en niet-werkenden (gepensioneerden, werklozen, zieken enzovoort) in het algemeen steeds minder kunnen meegenieten van de productiviteitsstijgingen van de laatste decennia. Door de neoliberale hervormingen van de laatste twintig jaar is er steeds minder van de rijkdom, die we met zijn allen produceren, beschikbaar voor de overgrote meerderheid van de mensen. De winsten moeten immers gevoed worden. Dit terwijl de sociale verworvenheden die 150 jaar klassenstrijd hebben gerealiseerd al eigenlijk maar relatief zijn in vergelijking met de rijkdom die we met zijn allen voortbrengen.

Hij heeft dan ook oogkleppen op wanneer hij zegt dat de pensioenen niet meer betaalbaar zullen zijn in de toekomst. Het is natuurlijk juist dat het aantal gepensioneerden toeneemt in vergelijking met de werkenden die bijdragen betalen aan de sociale zekerheid. Het aantal 'actieven' (als we dan toch even dat verdelende en denigrerende taalgebruik van onze ministers willen overnemen) ten opzichte van het aantal 'inactieven' is echter niet de doorslaggevende factor. Pensioenen worden betaald in centen, en die centen zijn een afspiegeling van de materiële rijkdom die onze samenleving collectief voortbrengt. Essentieel is dus de rijkdom die de arbeidersklase met zijn allen produceert. Tegenwoordig produceert een zelfde aantal 'actieven' ongeveer tweemaal zoveel als twintig jaar geleden. Dat betekent, onder andere, dat deze 'actieven' ook tweemaal zoveel 'inactieven' kunnen 'onderhouden'. Ons loon en de bijdragen die we daarop betalen zijn immers maar een klein deeltje van de rijkdom die we met zijn allen produceren, terwijl het overgrote deel van die rijkdom ten goede komt van een zeer kleine groep van kapitalisten die zelf zo goed als niets bijdragen. Niet de loonkosten maar de kapitaalkosten, de kosten van de parasitaire klasse, zijn te hoog.

Als je een taart onder tien mensen moet verdelen en je geeft de helft al aan één iemand, dan zullen de andere negen natuurlijk honger lijden. Wanneer je dan aan die negen anderen nog komt vertellen dat ze het in de toekomst met nog minder zullen moeten stellen, wat moet je daar dan van denken? Je zou bijna gaan twijfelen of de socialisten er wel voor de mensen zijn.

Iemand zou Vandenbroucke eens moeten vertellen dat het geen vaststaand feit is dat bedrijven hier zomaar winsten kunnen komen maken zonder dat wij kunnen delen in die winsten. Door sociale strijd kan die verhouding omgebogen worden. De mensen hebben dat in het verleden gedaan en zullen dat in de toekomst nog doen. Door de armoedige omstandigheden waarin de werkende mensen leefden, moesten zij immers vechten voor een betere toekomst, en als we Vandenbroucke volgen, dat zal het in de toekomst ook nog moeten. Want Vandenbroucke wil onze pensioenen afslanken.

Vroeger hebben de werkende mensen gestreden om zich niet letterlijk dood te moeten werken tot het einde van hun dagen. Zonder pensioen heb je immers geen inkomen als je niet meer werkt en met een beperkt pensioen moet je zwaar inleveren. Het is dan ook ons recht om na een lang leven van hard werken ook nog te genieten van een welverdiend pensioen. Als Vandenbroucke ons bovendien langer aan het werk wil houden, zal hij eerst wat moeten veranderen aan de arbeidsomstandigheden. Aan het ritme van de huidige productie zijn we immers uitgeperst en uitgeblust zodra we vijftig zijn, en zij die nog wel voortkunnen worden evengoed gedumpt wegens te duur of niet productief genoeg.

We moeten dan ook niet aanvaarden dat men ons vertelt dat onze pensioenen in de toekomst niet meer betaalbaar zullen zijn. Wij produceren met zijn allen genoeg rijkdom om de huidige pensioenen te garanderen en ze zelfs nog op te trekken. Bovendien zijn we perfect in staat om onze arbeid zodanig te organiseren dat we gerust op een rustig tempo actief kunnen blijven tot op onze oude dag. Aan een rustig tempo dan wel te verstaan, zelfs niet elke dag, aan een deftig loon en met het vooruitzicht dat je van je pensioen kan gaan genieten als je dat wil.

We zullen er alleen voor moeten strijden. We zullen niet alleen moeten strijden om onze pensioenen te verbeteren, we zullen ook moeten strijden om te behouden wat we hebben. Want het vraatzuchtige winstmonster is nooit verzadigd. Als we het ondergaan, zullen we moeten werken tot we erbij neervallen, om dan van een klein pensioentje te mogen genieten. En dat is niet wat de mensen willen.