Veel militanten blikken met gemengde gevoelens terug naar de oktober- en novemberstakingen tegen het Generatiepact. Er heerst teleurstelling maar ook kwaadheid. Zoals een delegee ons vertelde: “We hebben iets heel groot laten schieten.”

Deze reactie is begrijpelijk. In grote mate ook terecht. Maar we mogen niet stil blijven staan bij deze gevoelens. “Niet wenen, niet lachen, maar begrijpen” was de raad van een wijze man uit de Middeleeuwen. Begrijpen wat er is misgegaan om de volgende strijd met betere slaagkansen te voeren. Na een onvermijdelijke tijd besteed te hebben aan het ‘verteren’ van de stakingen van oktober en november, is het moment aangebroken om een aantal zaken op een rij te zetten. Op een evenwichtige manier een aantal lessen trekken is nu de opdracht.

De beweging tegen het Generatiepact werd dikwijls vergeleken met de strijd tegen het Globaal Plan. Toen ging de vakbondstop op de rem staan en verhinderde ze dat de strijd tot het einde werd gevoerd. Velen rekenden deze keer op de kracht van de beweging van onderuit om een herhaling van het scenario van 1993 te kunnen vermijden. Tevergeefs. Als de uitkomst van een strijdbeweging enkel of hoofdzakelijk zou afhangen van de actiebereidheid van de mensen, dan konden we terugblikken op veel meer overwinningen. Dat is spijtig genoeg niet het geval. Belangrijke kwesties zoals strategie, strijdmethodes, programma en de kwaliteit van de leiding kunnen ofwel die strijdwil nodeloos opbranden of in het tegengestelde geval op een juiste manier richten en verder ontwikkelen tot de overwinning.

Hier komen we aan de eerste les uit de strijd tegen het Generatiepact.

1) De actiebereidheid was groot onder de mensen.

De algemene staking van 7 oktober was de eerste in twaalf jaar tijd. Met de tweede algemene staking en de nationale betoging van 100.000 man in amper drie weken tijd kwamen we op het tempo van de beweging tegen de Martens-regeringen begin jaren ’80. Beide oktoberstakingen zijn opgelegd geweest door de basis. Hierbij kwamen nog de verschillende spontane bedrijfsstakingen tussen 7 en 28 oktober en ook erna, de regionale stakingen en betogingen in Charleroi, Luik, Namen en La Louvière. Een delegee uit de petroleumsector schat dat in zijn bedrijf “90 procent van de mensen achter een langdurige staking stond”.

Indien de beweging tot een slecht einde is gekomen, ligt het niet aan een gebrek aan strijdwil bij de achterban. Zoveel is duidelijk. Het probleem ligt ergens anders. Bij de top. Een syndicale top die de beweging zo gauw ze was opgestoken wou doen ‘landen’. De redenen hiervoor bespreken we later. Deze stakingsbeweging viel niet uit de lucht. Het hek ging van de dam met de betoging van 21 december 2004 van 50.000 vakbondsmensen rond het Interprofessioneel Akkoord. Meer in het algemeen kan men zeggen dat een nieuwe strijdcyclus is aangebroken die niet zal stoppen door de goedkeuring van het Generatiepact in het parlement. Dit Generatiepact blijft onverteerbaar voor de werkende bevolking. Het vuur is niet uitgedoofd. Het smeult verder.

2) De motor van de beweging tegen het GP is de verslechterde toestand op de werkvloer.

De verlenging van de brugpensioenleeftijd was slechts de aanleiding voor een revolte tegen de verhoogde flexibiliteit en het hogere werkritme. “Wij zijn niet woest maar we zijn op”, getuigden arbeiders en ook bedienden aan de piketten. De druk op de werkvloer en de patronale arrogantie was de laatste jaren sterk toegenomen. In de chocoladefabriek Godiva in het Brusselse is de productiviteit met 18 procent gestegen in tien jaar tijd zonder dar er nieuwe machines bij kwamen. In de automobielindustrie wordt de werktijd niet meer in seconden berekend maar in ‘centiminuten’ (een honderdste van een minuut). In die omstandigheden langer werken, overschrijdt wat een mens fysiek en mentaal kan verdragen. De aanhoudende herstructureringen en de hoge werkloosheid zorgden voor een bijkomende motivatie. Een militant van Volkswagen Brussel getuigde dat de beweging karaktertrekken had van “de beweging tegen het Globaal Plan en ook van de Witte Beweging”. Elementen dus van een invraagstelling van de bestaande orde.

3) Eenheid tussen de vakbonden is mogelijk als de achterban het oplegt.

De verdeeldheid tussen de twee grote vakbonden ABVV en ACV is een oud zeer in de Belgische arbeidersbeweging. In de jaren ’80 merkte de scherpzinnige liberale minister van Binnenlandse Zaken Jean Gol op dat “in België geen enkele regering kan regeren zonder tenminste de steun van een van de grote vakbonden”. Om het GP door de strot van de mensen te rammen had de regering de kaart getrokken van de ACV-leiding. Tot twee keer toe werd de ACV-leiding door haar eigen basis teruggefloten in haar pogingen om de beweging te verdelen. De eerste keer op een spectaculaire manier toen het ABVV op haar eentje opriep tot een 24-urenstaking op 7 oktober. Deze werd een groot succes dankzij de deelname van de basis (veel delegees inbegrepen) van het ACV. Hierna werd de ACV-top verplicht een oproep te doen voor een stakingsdag en betoging samen met het ABVV op 28 oktober. De belangrijkste les hieruit is dat er bij de basis wel eendracht was terwijl de top (vooral dan het ACV) die eenheid wenste te breken. In de toekomst betekent dit dat eenheidsinitiatieven niet moeten afgestemd worden op de bereidwilligheid van de top maar moeten gericht worden naar de basis.

4) Een degelijke actiestrategie ontbrak.

Zowel de regering als het patronaat waren verrast door het succes van staking op 7 oktober. Met de tweede stakingsdag eind oktober bleven de vakbonden aan zet. Maar geen enkele van deze acties kaderde binnen een vastberaden en uitgewerkt actieplan. De vakbondsleiders reageerden hoofdzakelijk op de druk van onderuit.

Na 28 oktober bleek de regering weer het initiatief te nemen. Met een open confrontatie kan ze niet winnen. Tijd dus voor manoeuvres. De Franstalige rechtse krant La Libre Belgique vatte het manoeuvre van de regering toen als volgt samen: de vakbonden voor een voldongen feit plaatsen en de mensen demobiliseren door de neponderhandelingen te rekken. De neponderhandelingen bestonden erin te sleutelen aan de toepassing van het Generatiepact. “Alles kan besproken worden”, vertelde Laurette Onkelinx. Later zal blijken dat dit leugens waren. De vakbondstop is hierin getrapt. Fatale fout. Een delegee vertelt: “Na 28 oktober was er een groot gat.” We zullen inderdaad bijna één maand moeten wachten voordat de vakbonden weer tot actie oproepen. Ondertussen slaagde de regering erin om door middel van een kleine toegeving aan de metaalarbeiders een excuus te geven aan de vakbondsleiding van deze strijdbare groep om de strijd uit te doven. Nochtans was de roep om dit manoeuvre te verwerpen door de achterban groot. Niet alleen in Wallonië maar ook in Vlaanderen. Je kan de mensen echter geen hele maand aan het lijntje houden en dan verwachten dat de strijdbaarheid en het vertouwen in de strijd intact is gebleven. Het elan was verzwakt. In de toekomst is het noodzakelijk dat de vakbonden alleen maar vertrouwen op de mobilisatie van de arbeiders en de bedienden, steeds aan zet blijven en zich niet laten verleiden tot een ‘onderhandelingen’ over de agenda van de regering of de patroons in plaats van over eigen eisen.

Het gros van de openbare diensten is ook buiten de mobilisatie gehouden. Met het voorwendsel dat ze niet rechtstreeks worden getroffen door het Generatiepact. Dit verzwakte de eenheid en de slagkracht van de beweging.

5) De basis meer betrekken.

Personeelsvergaderingen op de werkvloer ter voorbereiding van de acties worden best veralgemeend. Waar arbeiders en bedienden op deze manier betrokken werden, waren de stakingen het sterkst en hielden ze het langst vol. Massapiketten zijn even belangrijk. Het is onvoldoende alleen maar de delegees en de militantenkern voor de poort te plaatsen. Dit kan je echter enkel door een sterke syndicale werking met een langetermijnvisie te ontwikkelen. Betrokkenheid van arbeiders en bedienden is iets wat constant gestimuleerd moet worden, ook al is dit niet even evident op elk moment. Het volstaat niet om alleen op te roepen tot actie op momenten van grote mobilisaties. De respons zal dan vaak ondermaats blijven en zich beperken tot passief protest (thuis blijven). In sterke syndicale ploegen weten ze dat een actieve ideologische stimulans op de werkvloer het politieke niveau en daardoor de actiebereidheid van de mensen verhoogt.

6) Vasthouden aan goede eisen.

Goede eisen zijn belangrijk voor de motivatie. De juiste eis voor het behoud van het brugpensioen op 58 jaar werd in de mond van de vakbondstop na een paar weken echter “geen drastische beperking van het brugpensioen”. Midden in de strijd je centrale eis op deze manier aanpassen, leidt tot verwarring en een verzwakking van de mobilisatie. Het is een teken van zwakheid aan het adres van de regering. Nog beter ware geweest de eis van brugpensioen op 55 jaar te koppelen aan een drastische arbeidsverkorting tot 32 uur met bijkomende aanwervingen en behoud van het loon, wat allemaal perfect betaalbaar is door de megawinsten. Maak van een defensieve strijd een offensieve, anders zal je toch gedwongen worden achteruit te kruipen. Aanval is de beste verdediging.

7) Gebrek aan een alternatief.

Naast goede eisen is er ook nood aan een grondig alternatief op het kapitalistische beleid van deze regering. Zolang dit ontbreekt en onze vakbondsleiders blijven denken en handelen binnen wat er zogezegd mogelijk is binnen dit systeem, zullen we achteruitboeren. De vakbondstop wenste geen crisis te veroorzaken in de regering of de val van Verhofstadt te bespoedigen. In hun levensstijl staan ze vaak ver af van de gewone mens. Door hun positie zijn ze sterk verbonden met het huidige systeem en wensen niet daar buiten te gaan. Hun constante contacten met de top van de samenleving (patronaat, partijleiding enzovoort) maakt hen zeer bevattelijk voor de burgerlijke opinie. Ze willen vooral ‘verantwoordelijk’ overkomen. Vandaar dat ze bereid waren te onderhandelen over puntjes en komma’s en voornamelijk praten over de technische kant van de zaak.

Dit is echter in de eerste plaats een ideologische kwestie. Tegenover het rechtse offensief tegen socialistische ideeën voelen velen in de vakbond zich ontwapend. Vooral dan aan de top. Eigenlijk gaan ze zelf mee in het kapitalistische verhaal over de concurrentiekracht, ze leggen alleen enkele andere klemtonen. De concurrentie om winsten gaat nochtans totaal in tegen de belangen van de werkende mensen. Een maatschappij gebouwd op solidariteit en samenwerking is perfect mogelijk. Maar dan moeten arbeiders en bedienden zelf kunnen beslissen wat er met de productie gebeurt. Dit vereist dus de opheffing van het privé-bezit van de productiemiddelen waaraan kapitalisten (aandeelhouders, patronaat enzovoort) hun macht en winsten danken. Natuurlijk zullen zij dit niet zonder slag of stoot opgeven. Toch is dit de enige manier om de wereld op termijn te behoeden van ondergang (milieurampen, oorlogen enzovoort).

Om de werkende mensen de controle over de samenleving te laten overnemen, dienen de vakbonden te vechten voor enkele overgangseisen. De boekhouding van de bedrijven moet opengegooid worden en ter inzage komen van het personeel en haar vakbonden. Hef het bankgeheim op, voer arbeiderscontrole in op de financiële instellingen; leg een kadaster der fortuinen aan, het ACV moet haar eis voor een vermogensbelasting nu eens au sérieux gaan nemen en er voor knokken. Natuurlijk gaan de patroons op allerhande manieren hieraan proberen te ontsnappen. Daarom is de nationalisatie van de banken en de financiële instellingen onder arbeiderscontrole een vitaal onderdeel van een socialistisch alternatief. Binnen het kapitalisme is er geen oplossing voor de sociale noden. Een geplande en genationaliseerde economie onder democratische arbeiderscontrole biedt wel deze oplossing.

De vorming binnen de vakbond speelt een cruciale rol om de basis te organiseren rond socialistische ideeën. De historische algemene staking van ’60-’61 met zijn antikapitalistische eisen was bijvoorbeeld sterk geïnspireerd door de syndicale vorming eind jaren ’50. Door die scholingscampagne werden antikapitalistische ideeën zoals arbeiderscontrole en nationalisatie van de basisindustrieën sterk gepopulariseerd binnen de vakbond. Een syndicale linkerzijde heeft nood aan zo’n ideologische ruggengraat.

8) Eigen media! De arbeidersbeweging heeft er nood aan.

Er was niemand in de vakbonden die zich verwonderde over de berichtgeving van de De Standaard, Het Laatste Nieuws of De Tijd. Maar dat De Morgen, de zogenaamde ‘onafhankelijke krant’ in Vlaanderen met behulp van leugens en laster de vakbonden, in het bijzonder het socialistische ABVV, te lijf ging, dat zorgde voor veel verontwaardiging. Ja, velen dachten nog dat De Morgen een linkse krant was of op zijn minst echt ‘onafhankelijk’. De ontgoocheling leidde tot talrijke opzeggingen van abonnementen en zelfs publieke verbranding van het dagblad. Maar dat is niet voldoende. De vakbonden moeten werken aan eigen massamedia. Een dagblad van de vakbonden had tegengewicht kunnen bieden aan het venijn van de traditionele media.

9) Linkse delegees verenigen, een syndicale linkerzijde uitbouwen.

In de voorbereiding van de stakingen deze herfst werden op verschillende plaatsen informele netwerken tussen delegees, secretarissen, basismilitanten geactiveerd of voor de eerste keer gevormd. Het opzet bestond erin de acties beter voor te bereiden, vliegende piketten te vormen enzovoort. Deze contacten zijn waardevol. Ze moeten aangehouden worden. Beter nog. Ze zouden kunnen dienen als hefboom voor de vorming van een syndicale linkerzijde van militanten die rond gemeenschappelijke methodes, eisen en voorstellen de vakbonden een strijdbaardere koers te doen varen. Uit zo’n linkerzijde zou een nieuwe vakbondsleiding moeten opstaan met een duidelijkere visie over hoe ze de belangen van hun basis het best verdedigen.

10) SP.a Rood, een politieke stem voor de vakbondsbasis.

Tijdens de stakingen liepen de spanningen hoog op tussen enerzijds het ABVV en anderzijds de leiding van SP.a en PS. Veel militanten voelden zich politiek verweesd. De socialistische leiders bleken meer te luisteren naar de argumenten van de patroons dan naar deze van de vakbonden. Het liberale denken overheerst in de top van de socialistische partijen. Hiertegen revolteerden veel militanten. Hieruit is SP.a Rood ontstaan als de reactie van de arbeidersachterban tegen de steun van de SP.a en de PS aan het Generatiepact. SP.a Rood moet dus versterkt als politiek instrument in de strijd tegen het rechtse beleid van de SP.a-top. Vakbondsmilitanten kunnen hier niet afzijdig blijven. De socialistische politiek moet in de handen komen van de gewone mensen.

Met dank aan de vakbondsmensen uit de Voeding, Metaal, Chemie, Petroleum en Handel die ons hierbij hielpen.