De inzet van de gemeenteraadsverkiezingen is de strijd voor de verdediging en de uitbouw van de vitale plaatselijke openbare diensten. We denken aan de huisvuilomhaling die bedreigd wordt door gedeeltelijke (Antwerpen) of volledige privatisering. Of aan de prijsverhoging van deze diensten (dure vuilzakken). Of aan het openhouden van zwembaden en andere sportdiensten (Tubeke en Herstal). Deze plaatselijke openbare infrastructuur, tot zelfs de riolen, wordt nu ten prooi gegooid aan privé-ondernemingen, ja zelfs multinationals.

Voor echte socialisten zijn deze verkiezingen de gelegenheid om zich in te zetten voor goedkope openbare huisvesting onder democratische controle van de huurders, de bredere bevolking en de gemeenteraad. De slogan van de SP.a-Roodgemeenteraadsleden is terecht: “basisinfrastructuur eerstbasisinfrastructuur eerst”. De heropbouw en uitbreiding van de openbare diensten in de wijken en het versterken van het locale sociale weefsel zijn de beste maatregelen voor veiligheid op plaatselijk vlak. Vonk-militanten hebben de vorige jaren in enkele van deze strijdbewegingen een vooraanstaande rol gespeeld. Zo bijvoorbeeld als vakbondsafgevaardigde in de twaalf maanden durende staking van de Antwerpse bibliothekenstaking van de Antwerpse bibliotheken in 2004-2005. Of als links-socialistisch gemeenteraadslid in Tubekegemeenteraadslid in Tubeke voor een openbaar zwembad in 2006. Linkse socialisten zoals Frank Hosteaux zijn in het hele land bekend voor hun moedige strijd tegen huisjesmelkers.

Het beleid dat wij voorstaan is er een dat de sociale voedingsbodem van uiterst-rechts, het Vlaams Belang en het Front National (FN) ondermijnt. Dit bereiken we niet door een bondgenootschap van alle zogenaamde democratische partijen tegen uiterst-rechts. Een strijd tegen de sociale demagogie van het Vlaams Belang en het FN vereist een stoutmoedig sociaal beleid dat onverzoenbaar is met een soberheidbeleid en de ontmanteling en privatisering van de openbare diensten. Het is dus onverzoenbaar met het programma van de ‘normale’ rechtse partijen.

De laatste jaren zijn de gemeenten het laboratorium geweest van zogenaamde ‘lokale democratie’. Men ging over tot de vorming van wijkcomités; plaatselijke referenda werden gehouden; raadplegende vergaderingen vonden plaats; inwoners kregen interpellatierecht op de gemeenteraad. In Mons werd er zelfs gepraat over ‘participatieve budgetten’. Al deze initiatieven geven misschien wel beperkte inspraak maar geen beslissingsrecht over de fundamentele kwestie: de omvang van de begroting. Die wordt uiteindelijk bepaald door de grote banken en het financiewezen. Je mag wel participeren maar zij blijven beslissen.

Een wurgende schuldenlast, zoals die van de stad Antwerpen, maakt een grootschalig plan tegen armoede, verkrotting en onveiligheid onmogelijk. Daarom stond Vonk zes jaar geleden aan de wieg van de Campagne voor de Afschaffing van StadSchuld van Antwerpen (CASSACASSA). Als de begroting niet groot genoeg is, moeten we collectief en op een georganiseerde manier opkomen voor meer geld. Een links gemeentebeleid staat niet gelijk met de onmogelijke taak van een billijke verdeling van een beperkte begroting. De strijd van de socialistische gemeenteraad in Liverpool geleid door een marxistische Labour-meerderheid in de jaren ’80 is daarom nog steeds een voorbeeld. Door massamobilisatie van de gewone mensen kon Liverpool de centrale overheid (Margaret Thatcher!) tot belangrijke toegevingen dwingen.

De toestand op plaatselijk vlak kan immers slechts in beperkte mate opgelost worden op dat lokaal niveau. We kunnen de verbetering van het leven op plaatselijk vlak niet los zien van een strijd van nationale omvang voor een echt socialistisch beleid dat breekt met het winstprincipe. Als de bedrijven duizenden mensen blijven uitspuwen, als de RVA werklozen blijft schrappen, dan blijft de gemeentelijke armoedebestrijding slechts een doekje voor het bloeden. De strijd tegen het kapitalistische stelsel begint op plaatselijk vlak. Maar winnen kunnen we pas nationaal en internationaal.