Het is zeer ongebruikelijk dat een links politiek boek een bestseller wordt. Dat is het geval met ‘Hoe durven ze’, het laatste boek van PVDA-voorzitter Peter Mertens. En om maar te beginnen met de conclusie: volgens ons volledig terecht. Het is de eerste keer dat we onverdeeld enthousiast kunnen zijn over een publicatie van de PVDA.

‘De euro, de crisis en de grote hold-up’ is de ondertitel en vat al voor een groot stuk de inhoud samen. Mertens gebruikt daarbij cijfers op een spaarzame en efficiënte manier. Als hij zegt dat in 2010 de staalgigant Arcelor Mital in België slechts 400 euro belastingen betaalde, kan iedereen zich daar iets bij voorstellen; als hij schrijft dat één op de tien jobs in Duitsland een maandloon oplevert dat lager is dan 400 euro evenzeer. Duitsland is – verrassend – het eerste land dat aan de beurt komt in een beschrijving van de enorme hold-up van de rijken op de armen als gevolg van de crisis van 2008. Andere Europese landen volgen: Griekenland natuurlijk, Letland, Ierland enzovoort. Het verhaal neemt bij momenten hallucinante vormen aan. Hij gebruikt de nuttige techniek om af en toe in te zoomen op het concrete leven van gewone mensen: het Duitse kamermeisje dat werkt voor drie euro per uur, de Griekse vakbondsmilitant.

Daarna wordt beschreven hoe de machtshebbers hun wil opleggen aan de bevolkingen. Het is een samenspel tussen ‘de markten’ en de top van de Europese Unie. Het begrip ‘markten’ wordt efficiënt onderuitgehaald door uit te leggen dat het gaat om speculanten die desnoods hele samenlevingen onderuithalen op zoek naar de laatste druppel winst. Aan de werking van de Europese Unie wordt veel aandacht besteed. Hoe lobbyisten Brussel overspoelen om de Europese Commissie en het Europees parlement te winnen voor de belangen van de grote bedrijven. Hoe de EU haar afgezanten zendt naar de hoofdsteden van landen in moeilijkheden: Riga, Dublin en Lissabon enzovoort. We weten niet wie ze zijn, niet met hoeveel ze zijn, maar wel wat ze doen. Ze halen elke democratische beslissingsmacht onderuit en leggen aan regeringen en parlementen Europese bezuinigingsplannen op. Meestal worden ze de Trojka genoemd; Mertens noemt ze ook ‘Men in Black’ en zelfs ‘Soprano’s’, gangsters dus. Er wordt ook goed uitgelegd hoe heel het verhaal van deregulering, privatisering en afbouw van de sociale zekerheid wezenlijk in de teksten van de EU is ingebouwd. En hoe machtige kapitalistische groepen zoals de ‘Europese ronde tafel van industriëlen’ achter de schermen het beleid van de EU uitstippelen.

Net op het moment dat ik dacht: “Nu is het mooi geweest. Er blijven nog 150 bladzijden over, hopelijk valt men niet in herhaling”, heeft het boek een nieuwe verassing in petto. Deel drie is een zuiver ideologisch hoofdstuk en met name een ideologische aanval op Bart De Wever.

In het boek laat Mertens geregeld de tegenstander aan het woord: er komen ruime citaten van de vertegenwoordigers van het patronaat (VOKA en VBO), van Alexander Decroo, de CD&V-jongeren enzovoort. Het is een efficiënte methode om de denkbeelden te ontkrachten die ons hoe dan ook massaal worden ingelepeld via de media: over pensioenen, overheidsdiensten, sociale zekerheid. Maar van De Wever maakt Mertens zijn geliefkoosde opponent. Mertens pakt De Wever aan via zijn denkbeelden over ‘identiteit’, nationalisme in het algemeen en zijn favoriete denkers als Burke en Darymple. Pas als zijn ideeën volledig worden uitgespeld – wat De Wever zelf bijna nooit doet – blijkt hoe achterhaald en bij momenten gruwelijk ze wel zijn.

En wat stelt Mertens daar zelf tegenover? Hetgeen hij een socialisme 2.0 noemt. Hier is er vooruitgang merkbaar tegenover zijn vorig boek. Vroeger had Mertens de neiging om bijna uitsluitend de nadruk te leggen op de miljonairstaks die de PVDA (maar ook de vakbonden) bepleit en minstens de indruk te wekken dat hiermee de voornaamste problemen opgelost zouden zijn. De miljonairstaks blijft een belangrijke pijler van het PVDA-programma, maar ditmaal gaat Mertens verder. We citeren even uit p. 178: “Samenwerking en solidariteit moeten in de plaats komen van concurrentie en onevenwichten. Dat veronderstelt een heel ander Europa, een continent dat zal starten met de annulering van de overheidschulden en met een totaal andere verdeling van de rijkdom. Een continent waar de systemische sectoren, die too big to fail zijn, ook effectief in handen van de samenleving liggen. Een continent waar collectieve diensten en bedrijven lopen op de motor van de behoeften van de bevolking (…)” Dit gaat zeker de goede richting uit en in een boek als dit is het ook niet nodig om een volledig uitgewerkt programma te geven. Maar wij blijven toch de voorkeur geven aan de meer concrete eisen als nationalisering van de basissectoren onder arbeiderscontrole. Toegegeven: veel minder poëtisch, maar ook minder vatbaar voor verkeerde interpretatie. Ook mag de terechte benadering vanuit het Europese niveau niet betekenen dat niets op het niveau van de individuele Europese landen mogelijk is. Heel het boek van Mertens bewijst overduidelijk dat het politiek en economisch systeem waarin we leven door en door rot is. Hier helpen geen halve maatregelen.

We kunnen Peter Mertens en zijn PVDA zeker feliciteren met dit gedegen werkstuk. Het succes van dit boek toont aan dat lezers open staan voor socialistische ideeën als ze maar op een gefundeerde en duidelijke manier worden uitgelegd. Na tal van soms vreemde omzwervingen lijkt de PVDA eindelijk ideologisch klaar om een wezenlijke rol te spelen in de Belgische politiek en arbeidersbeweging. Het is een Europese tendens dat er belangrijke partijen links van de traditionele reformistische arbeiderspartijen (dit zijn bv. de PS in Frankrijk of de PSOE in Spanje enzovoort) opduiken. Deze partijen behoren dikwijls tot de communistische beweging of zijn gegroeid uit afsplitsingen van de socialistische partijen. Dat is een symptoom van het zoeken van de arbeidersbeweging naar een oplossing voor een maatschappij in crisis. Peter Mertens haalt regelmatig dergelijke partijen aan in het boek: KKE, de communistische partij in Griekenland, de Portugese communistische partij enzovoort. De socialistische partijen daarentegen bestempelt Mertens altijd als ‘de sociaaldemocratie’. Mertens geeft tal van voorbeelden hoe de leiding van de traditionele reformistische arbeiderspartijen in praktijk de knecht van het kapitalisme heeft gespeeld, door privatisering van overheidsbedrijven bijvoorbeeld.

We willen zelfs geen poging doen om dat te weerleggen. De verantwoordelijkheid van de leiding van de traditionele arbeiderspartijen voor bijvoorbeeld de superliberale opbouw van Europa is inderdaad verpletterend. Maar denk niet dat de traditionele partijen daarom afgeschreven zijn. Veel leden van die partijen voelen zich geen sociaaldemocraten maar socialisten. De crisis van het kapitalisme zal niet wachten tot de partijen ter linkerzijde groot genoeg zijn. Op een zeker ogenblik zullen vele arbeiders die nu nog passief zijn zich gedwongen voelen om zich politiek te engageren. Sommigen zullen de stap zetten naar links. Maar velen zullen ook aan de boom schudden bij de partij die ze traditioneel associëren met de verdediging van de werkende bevolking. Het is niet het een of het andere maar beide, denken wij. Evenmin krijg je een bewijs van maagdelijkheid door de traditionele socialistische of communistische partijen te verlaten. Zodra dergelijke linkse partijen werkelijke impact krijgen komt de praktijktest, en daarin kunnen zij evengoed falen. Als ze groeien, afgevaardigden in het parlement krijgen, verzoeken om deel te nemen aan regeringen kunnen zij ook bezwijken aan de druk om ‘realistisch’ en ‘gematigd’ te zijn. Uiteindelijk komt het neer op de keuze tussen reformisme en revolutionair socialisme. Reformisme is de theorie die zegt dat ‘het kapitalisme het minst slechte systeem is’. Dat het ‘hervormd’ moet worden en ‘sociaal bijgestuurd’. In tijden van crisis leidt die denkwijze onvermijdelijk tot het ‘begeleiden’ van de afbouw van de verworvenheden van de arbeidersbeweging, zogezegd ‘om erger te voorkomen’. Revolutionair socialisme is misschien niet de meest voor de hand liggende optie. Het moet op een verstandige en begrijpelijke manier aangebracht worden. Het is wél het enige dat ons kan redden uit deze kapitalistische puinhoop. Het zal een volledige omvorming vragen van de arbeidersbeweging zoals ze nu is. En de krachten daarvoor zullen volgens ons zowel uit de traditionele arbeiderspartijen komen als uit de partijen ter linkerzijde.

Dit boek is in ieder geval uit het juiste hout gesneden. Het drijft op een oprechte verontwaardiging en ook op het geloof dat de gewone man/vrouw in staat is zijn/haar lot in eigen handen te nemen. De PVDA zet hiermee een grote stap in de richting van een authentiek socialisme, zonder de stalinistische blauwe plekken waar ze in het verleden last van hadden.