We hoeven onze lezers er niet van te overtuigen dat de SP de laatste jaren weer flink naar rechts is opgeschoven. Het standpunt rond de vluchtelingenproblematiek of de houding over de oorlog in Kosovo bijvoorbeeld schoot bij heel wat militanten in het verkeerde keelgat. Het ledenaantal liep terug en niet weinig linkse basismilitanten zoals Johan Byttebier gingen zich elders inzetten.

Byttebier was jarenlang actief in de Antwerpse SP rond het links-reformistische tendensblad Nieuw Links dat het enkele jaren geleden voor bekeken hield. Als kers op de taart kregen we een nieuwe voorzitter met een marketingachtergrond, die zijn discours aanpast aan de aard van het publiek dat hij toespreekt. Patje voor de “vrienden”, want kameraad is niet meer “in”. Belangrijke sociale conflicten passeerden de revue, maar buiten enkele rode raven als Jef Sleecks begeven maar weinig volksvertegenwoordiger van de SP zich vandaag op het strijdtoneel uit solidariteit met mensen die hun job dreigen te verliezen. Het is niet nieuw. De geschiedenis toont aan dat de leiding van de SP altijd op de rem heeft gestaan wanneer de arbeidersklasse ten strijde trok voor haar emancipatie. Net als de vakbondsleiding. Leon Trotski noemde de officiële leiding van de sociaal-democratische en stalinistische partijen de grootste hinderpaal voor het socialisme. Zijn dood in 1940 was een directe en onbetwistbare uiting van dat feit.

Anderzijds zagen we de afgelopen eeuw dat wanneer de arbeidersklasse in beweging kwam, ze haar traditionele organisaties gedeeltelijk omvormde en de leiding een eind meesleurde. Dit is overigens geen Belgisch, maar een internationaal fenomeen.

Grote veranderingen zijn altijd het gevolg van bewegingen van onderuit, denken we maar aan de Koningskwestie of de staking van 60-61, die gevolgd werd door de vorming van een massale linkervleugel in de toenmalige BSP. Een voorproefje hiervan hebben we gezien met de strijd van de arbeiders van de Forges de Clabecq. Zij slaagden erin op 2 februari 1997 een betoging van 70.000 syndicalisten te organiseren in hun kleine gemeente. De “Veelkleurige mars voor werk” liet de arbeidersbeweging van een heel andere kant zien. Deze massabetoging illustreerde het potentieel voor de vorming van een linkerzijde binnen de vakbonden. Reken maar dat het ontstaan van een grote, georganiseerde fractie van strijdsyndicalisten in de schoot van de vakbonden ook vergaande gevolgen op SP en PS zou hebben.

Daarom is het zo belangrijk dat (vooral maar natuurlijk niet alleen) jonge, kritische mensen zich inzetten in de vakbonden, de SP en hun jongerenorganisaties op basis van een revolutionair socialistisch perspectief. Op die manier kunnen we krachtsverhoudingen opbouwen en processen van verandering tijdens een strijdbeweging aanzienlijk versnellen.

Natuurlijk zijn er altijd mensen die denken een binnenweg te kunnen nemen. Het toverwoord heet vandaag: “linkse eenheid” (alsof het om iets nieuws ging). Geen eenheid van de grote organisaties wel te verstaan, maar ‘eenheid’ van groepjes in de marge van de arbeidersbeweging, waarvan de grote meerderheid van de werkers nauwelijks het bestaan vermoedt. In werkelijkheid is het de eenheid van illusies, steevast gevolgd door verdeeldheid en desillusies. In Antwerpen mogen we ons verheugen over de PVDA+ lijst rond de zoveelste poging om Kris Merckx in de gemeenteraad te krijgen. Wat ook het resultaat is van deze zogenaamde “eenheidslijst” en andere uiterst linkse initiatieven, het zal op geen enkele manier de strijd tegen de reformistische overheersing in de organisaties van de arbeidersbeweging vooruit helpen. En daar gaat het toch uiteindelijk om.

Hoe doen we dat dan wel?

Marx en Engels gaven in hun tijd hierop reeds een antwoord in het Communistisch Manifest:

“De communisten zijn geen bijzondere partij tegenover de andere arbeiderspartijen. Ze hebben geen belangen die van de algemene belangen van de arbeidersklasse gescheiden zijn. Zij stellen geen sectaire beginselen waarmee zij de arbeidersbeweging willen modelleren. (...) De communisten onderscheiden zich van de overige arbeiderspartijen slechts doordat zij (...) in de verschillende nationale klassengevechten van de arbeiders de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van de hele arbeidersklasse naar voren en tot hun recht brengen (...) De communisten zijn dus praktisch het meest besliste, steeds verder stuwende deel van de arbeiderspartijen van alle landen; zij hebben op de overige massa van de arbeidersklasse voor, het theoretische inzicht in de voorwaarden, de gang en de algemene resultaten van de arbeidersbeweging”.