Deze vraag werd door ons voorgesteld als agendapunt op het laatste ABVV-congres van mei 2002. Het antwoord was kort en bondig : “maar weten jullie dan niet wij al lang een ledensyndicalisme wensen ?” Ah bon, en sinds wanneer werd deze oriëntatie bevestigd door een congres ? Stilte. Dit is geen toeval. Een draai naar rechts wordt steeds tussen twee congressen genomen, ver weg van de druk van de basis en van de militanten. Alle ‘zwenkingen naar links’ zijn daarentegen het resultaat geweest van een intense congresstrijd: in 1954 et 1956 over de antikapitalistische structuurhervormingen; 1974 rond arbeiderscontrole.

Deze zwenkingen naar links zijn tevens ook de uitdrukking van twee verschillende zaken: enerzijds een opflakkeren van sociale strijd en anderzijds het bestaan van een verlengstuk van deze strijd binnen de georganiseerde arbeidersbeweging. De congressen van 1954 en 1956 volgden na een algemene staking tegen Leopold III en het project om een sterke staat ten dienste van holdings te stellen; het congres van 1974 werd voorafgegaan door een belangrijke strijdgolf in de ondernemingen en talrijke ‘wilde stakingsbewegingen’ zoals bij Michelin, Citroën, de Limburgse mijnen. Vandaag zijn de sociale verwachtingen niet in gebreke. De strijdbaarheid evenmin. De syndicale beweging hinkt echter steeds meer achter op de reële evolutie. In 2001 hebben 51.000 werkers gestaakt; vijfmaal meer dan in 2000; meer dan het dubbele dan 1998, het laatste recordjaar. Het aantal stakingsdagen werd eveneens met vijf vermenigvuldigd. We kunnen begrijpen waarom: de verdediging van de tewerkstelling blijft noodzakelijk en dit afgezien van de economische conjunctuur; de werkomstandigheden gaan verder achteruit (flexibiliteit, stress) en dit, afgezien van de economische conjunctuur; de precarisering en bestaanonzekerheid gaan gelijke tred met een inkomensonzekerheid en dit, of het nu goed of slecht gaat met ‘de economie’.

Op de lange duur wordt iedereen dit allemaal spuugzat, en terecht. Het ongenoegen drukt zich dan opnieuw uit en alles bij elkaar genomen is en blijft de meest efficiënte wijze om de patroon te raken waar het pijn doet nog steeds het stakingswapen. Net zoals dit actiewapen nog steeds het best in staat is de krachtsverhoudingen te wijzigen.

Wij weten dit maar al te goed. Anderen vergeten het maar al te graag. Het syndicalisme is vandaag afwezig ten aanzien van de verzuchtingen van de ‘wereld van de arbeid’. De patroonsorganisaties hebben daarentegen de boodschap vanuit de ondernemingen niet mis verstaan: de stakingsvrijheid moet beknot worden en in het licht van de vermelde cijfers begrijpen we waarom dit voor hen een belangrijk kwestie is. We begrijpen daarentegen des te minder waarom de vakbondstop zich akkoord verklaart met de opstapeling van allerlei procedures en het verbieden van solidariteitsacties. Welke redenen zouden M. De Vits en M. Nollet er in februari-maart 2002 toe aangezet hebben dergelijke zaken te aanvaarden? Het is syndicalisten onwaardig en wij zijn fier, samen met anderen, een bijdrage geleverd te hebben in het ontdoen van het protocol. Het ‘herenakkoord’ zal niet eeuwig duren en het gevaar blijft dus bestaan.

De grootmis van het interprofessioneel akkoord is een grote flop geworden. Behalve indien tegen half januari de militanten hun stem laten horen. De topstructuren hebben alles gedaan om de zure IPA-pil te vergulden (maaltijdcheques). Van in het begin hebben ze de loonmatiging aanvaard. Reeds in het begin aanvaardden de Hoogstraat 42 en de ACV-top de lat te verlagen tot 6 procent, terwijl de vergelijking met de loonevolutie in de drie buurlanden een verhoging van 6,6 procent toeliet (De Standaard 2/12). Waarom zou men aanvaarden een loonbeleid sociale dumping te voeren ten aanzien van Nederland, Duitsland en Frankrijk? Waar is de Europese solidariteit? De patroons wilden verder zakken tot 5,1 procent gesteund door het alarmerend verslag van de CRB. Maar dit zou onverteerbaar zijn voor de achterban… Het ACV wou ook even de patroons de rug toekeren: aldus kwam de hete aardappel terecht in de handen van de regering. Enkele maanden voor de verkiezingen is dit handig meegenomen. Maar aangezien de regeringspartners rond dit “dossier” ambras te allen prijze wensten te vermijden, kwamen ze terug naar de sociale gesprekspartners met het voorstel van 5,4 procent. In feite bewijst dit één zaak: Mia De Vits aanvaardt het principe van loonmatiging maar neemt liever geen verantwoordelijkheid hierin… We hebben in dit trieste feuilleton opnieuw kunnen vaststellen hoe Mia de Vits al te graag met iedereen op goede voet staat. Zij en haar acoliet A. Mordant willen iedereen sparen. Iedereen met uitzondering van de syndicalisten in eigen rang. In haar logica van sociaal overleg, van ‘partnership’ spaart ze de patroons “waarvan we de economische zorgen moeten begrijpen”; spaart ze de regering “waarmee we zeer goede contacten hebben”; het ACV “waarmee we ooit zullen samensmelten” en sinds kort ook (sommige) NGO’s voor zover ze het ABVV niet bekritiseren… Maar wie kost wat kost met het patronaat en de regering op goede voet wil blijven zal de eigen achterban de gordijnen in jagen. Het is immers onmogelijk iedereen te vriend te blijven, en wanneer de economische conjunctuur omslaat, zeker niet met de patroons. De vakbondstop is voldoende bewust van dit probleem en heeft daarom gekozen de basis tussen haakjes te plaatsen: ze noemen dit ledensyndicalisme met nul betrokkenheid en nul interne democratie. Om deze doelstelling te bereiken moeten alle dissidenten uitgeschakeld worden. Niet toevallig leidde dit tot het verwijderen van de twee verantwoordelijken, Albert Faust en Anne-Marie Appelmans. Allebei bewezen recentelijk – door hun actie en hun standpunten – niet mee te willen doen met de kadaverdiscipline. Allebei vormen dus een bedreiging voor de verrechtsing en technocratisering van het ABVV. Allebei konden, dankzij hun strategische positie, een geluidsversterker zijn voor andere standpunten.

De Brusselse intergewestelijke werd tezelfdertijd onthoofd, kwestie van het federalisme met drie een kopje kleiner te maken. Om een al te kwaadaardige reputatie te vermijden laat men even de beroepscentrales met rust. Maar de toon is gezet en de koers is ingeslagen: een samensmelten met het ACV in 2008. In een interview (in Het Volk) verdedigde M. De Vits de idee dat er een fusie mogelijk zou moeten zijn op 1 mei 2008, het jaar dat de dag van de arbeid en Rerum Novarum samenvallen. Syndicale eenheid is nodig! De verdeeldheid speelt al te dikwijls in de kaart van de tegenstrever, het patronaat. Natuurlijk is dit waar, zolang het over syndicalisme gaat. Maar de praktijk waarin het ABVV verzandt is heel ander: institutioneel van boven naar beneden; steeds de sociale vrede verkiezend boven de verdediging van de belangen van de wereld van de arbeid; mooie woorden voor de congresresoluties en de 1-mei toespraken maar autistisch vanaf als het erop aan komt te scoren voor het kleinste punt van de eisenbundel.

De wereld van de arbeid heeft iets anders nodig dan een technocratisch en institutioneel syndicalisme. De 10 procent rijkste inkomens vertegenwoordigen twintig maal meer rijkdom dan de 10 procent armste inkomensgroep. Deze sociale kloof is op tien jaar tijd steeds maar groter geworden. Topkaders leven gemiddeld negen jaar langer dan de arbeiders. En dan spreken we nog niet over de sociaal verworpenen. Ons syndicalisme heeft meer nodig dan individuele service waarvan het effect zeer bescheiden blijft. De wereld van de arbeid heeft nieuwe vormen van collectieve bescherming nodig tegen een wild kapitalisme dat bij de vleet ondernemingen sluit en delokaliseert. Er is nood aan werkzekerheid en inkomenszekerheid in geval van inactiviteit, of ze nu gewenst en verdiend is (pensioen) of opgelegd (werkloosheid, ziekte). De wereld van de arbeid heeft nood aan syndicale aanwezigheid in de KMO’s. Een actieve aanwezigheid zonder welke zelfs de eenvoudige sociale wetgeving dode letter blijft en patronale willekeur absoluut is. Boven alles heeft de wereld van de arbeid nood om zichzelf terug te vinden als sociale klasse. Zij heeft nood aan een collectief project van sociale verandering. Zonder een dergelijke emancipatorisch project zal het individualisme, het etnocentrisme, seksisme en racisme steeds meer de bovenhand krijgen in relaties tussen de mensen. En jawel, om een dergelijk project uit te dragen is het nodig het kapitaal te benaderen als tegenstrever en niet als partner.

Onze strijd voor syndicale democratie kan niet losgekoppeld worden van het syndicalisme ‘tout court’, voor een maatschappelijke verandering. Omdat zonder syndicale democratie De Vits het ABVV zal kunnen uitverkopen en de spirit van 1956 en 1974 zal begraven. De aanpak van de BVSD is bescheiden maar timmert vastberaden aan een nieuwe toekomst! Vastberaden en overtuigd dat vroegere strijd en verzet nog steeds nazindert in het collectief geheugen. Dat de ‘oude’ tradities nog springlevend zijn en dat een syndicalisme dat deze naam waardig is opnieuw het vadsige leven van het kapitaal en haar globalisering zal verstoren.