In 2002 werd een onderzoek gedaan bij 800 werkers en 800 ondernemers in de verwerkende industrie van Wallonië. De resultaten zijn alarmerend.

* Veertig procent van de werkers hebben te maken met flexibele uurroosters. In 15 procent van de gevallen kunnen de uurregelingen van de ene dag op de andere veranderen. Een derde werkt ’s nachts en onder hen werkt de helft meer dan vijftig nachten per jaar.

* De meerderheid (80 procent) van de ondernemers stellen zich tot doel de ‘dode tijd’ te verminderen zodat de operatoren 90 procent van hun arbeidstijd bezig zijn en niet meer 80 procent.

* Globaal gezien herkent meer dan de helft (53 procent) van de werkers zich in de vaststelling dat de intensiteit van de arbeid verhoogt (“de druk stijgt” en “we moeten steeds sneller werken”); 28 procent is hier ook mee akkoord maar verklaart dat het afhangt van de situaties en de arbeidsposten.

* Vier arbeiders op tien zeggen nooit of zeer zelden hun arbeid te kunnen onderbreken zoals zij zelf zouden willen. Evenveel zeggen dat ze dit wel “op om het even welk moment” kunnen doen. Onder diegenen die in de productie zijn ingezet, oordeelt vier op tien arbeiders dat ze heel de tijd ofwel meer dan de helft van de tijd tegen een hoog ritme moeten werken.

* De psychologische last is meer frequent volgens 50 procent van de ondervraagden (“helemaal akkoord”). De ingewikkeldheid van het werk verhoogt ook volgens één arbeider op vier (tot zes op tien arbeiders in sectoren die sterk geautomatiseerd zijn). Er bestaat een besef bij een grote minderheid (30 à 40 procent naar gelang de gevallen) dat de arbeid hen vroegtijdig veroudert.

* 65 procent van de werkers zegt in contact te zijn met stof, rook of gevaarlijke producten of deze in te ademen; 63 procent met geluid; 55 procent met warmtebronnen, slecht weer of koude; 53 procent met zware lasten en bijna evenveel staan onder een permanente zenuwspanning; 49 procent is onderworpen aan het risico van zware ongelukken en 43 procent aan slechte lichaamsposities of moeizame bewegingen gedurende een lange tijd.

* Wanneer de werkgevers een rangorde opgeven van de aanwervingkanalen van het personeel komen de interimkantoren het meest voor (gemiddeld zes op tien gevallen) tegenover drie of vier gevallen op tien voor spontane werkaanbiedingen of van mond tot mond. In deze peiling doen de meeste bedrijven beroep op interimarbeid en dit voor ongeveer één vierde van het personeel. Slechts 13 procent van de interim-werkers kreeg een contract van beperkte of onbeperkte duur op het einde van hun opdracht.

* Bijna 20 procent van de arbeiders zegt bloot gesteld te zijn aan economisch ontslag. Onder hen vindt twee derde dat het moeilijk is een nieuwe job te vinden. De meerderheid van de veertigers of vijftigers vinden dit zelfs buiten hun bereik.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken