Eind januari leekt het nog dat een aanvaring tussen de vakbondstop en het patronaat onafwendbaar was. De vakbonden haalden toen bij AB Inbev na 16 dagen actie een klinkende overwinning. Voor de eerste keer sinds het bestaan van de wet Renault werd een herstructurering ingetrokken. Na Bayer in de Antwerpse haven was dit het tweede bedrijf waar, na een vastberaden ‘neen’, de patroons moesten inbinden. Superwinsten van de brouwerij en de ongebreidelde graaicultuur van het management zorgden voor de nodige verontwaardiging. De publieke opinie helde snel over naar de kant van de vakbonden. De blokkades bij AB Inbev konden rekenen op enorme solidariteit en steun onder de brede bevolking.

Een breder maatschappelijk conflict groeide uit een bedrijfsconflict. Overal werd het patronaat met de vinger gewezen. “Jullie kondigen het economisch herstel aan maar onze sociale crisis begint pas. Jullie schrijven jullie balansen weer met zwarte inkt maar de onze zinken weg in het rood. Jullie zwoeren ethischer om te gaan met jullie bonussen, maar blijven er maar op los graaien”. Zoiets werkt als een rode lap op een stier. Het ‘wij en zij’-gevoel onder de bevolking neemt nu de overhand. “Wij, de gewone mensen die leven van ons werk”. “Zij, de patroons, de rijkaards die profiteren van de crisis”. De eerste maand van het jaar gingen 4.500 banen verloren. De maand van het economisch herstel. Roekeloze antisyndicale artikels in de media werden meer en meer verdrongen door vakbondsvriendelijker verhalen. De journalisten beseffen dat de wind begint te keren. “De crisis zadelt de werkgevers met een torenhoog imagoprobleem op. Mensen als Carlos Brito, die poen schept door banen te schrappen bij AB Inbev en Nick Reilly, die koudweg saneert bij Opel, zijn figuren die door de publieke opinie worden uitgespuwd”, waarschuwt De Morgen.

De vakbonden aan zet

De dag dat de directie van AB Inbev door de knieën ging, werd de sluiting van Opel Antwerpen aangekondigd. Als reactie hierop riepen de grote vakbonden in allerijl op tot een Mars voor Jobs. 35.000 vakbondsmensen kwamen betogen. De deelname was duidelijk niet beperkt tot de ‘diehards’. Ook veel gewone vakbondsleden stapten mee door de natte en winderige straten van de hoofdstad. Nogal wat delegaties uit bedrijven die herstructureren kleurden de betoging. Duizend arbeiders van Opel Antwerpen openden de weg aan de kop van de betoging. In andere bedrijven werd er zelfs gestaakt. In het grootste callcenter van het land, Sitel in Diegem, schreven tweehonderd collega’s zich in als staker. Veertig liepen mee in de mars. “Nooit eerder gezien”, glundert een van de BBTK-delegees.

De succesvolle tactiek van AB Inbev, namelijk het gebruik van blokkades als actiewapen, vond ook snel ingang in andere bedrijven zoals Alken Maes, Janssens Pharmaceutica en natuurlijk ook Opel. De ‘Vokapitalisten’ in Vlaams Brabant brachten op hetzelfde moment een echt oorlogspamflet uit. Een handleiding voor het breken van een staking in de luchthaven… Er zijn slimmere manieren om aan je populariteit te sleutelen.

In dit maatschappelijk klimaat voelt het patronaat nattigheid. Haar maatschappelijke legitimiteit – want welk doel dienen patroons eigenlijk? – komt in het gedrang. “De vakbond wint de communicatieoorlog”, stelde De Morgen bij de ontknoping van het conflict bij AB Inbev. In “de ultieme strijd voor de volksgunst is de score: Vakbond: 1 - Werkgevers: 0”. Dit kon een kantelmoment geweest zijn. De patroons beseften dit en gingen in het offensief met een charmecampagne. Een ongewone internetpetitie werd aangekondigd op een spectaculaire persconferentie. Met het manifest ‘Laat ons ondernemen’ vragen 20.000 bedrijfsleiders… respect. Nogal ongeloofwaardig. Zij voelen zich met de vingers gewezen, de boosdoeners, de zondebok van de crisis! De vakbonden zijn het middelpunt van de kritiek. Vooral het ABVV moet het ontgelden voor haar ‘onrealistische’ eisen zoals de invoering van arbeidsduurvermindering en de vierdagenweek.

Hierop reageerde de vakbondstop eerst kordaat: “De werkgevers hebben te weinig verantwoordelijkheidsgevoel en komen altijd af met dat zagerige over de loonkosten”, aldus Luc Cortebeeck. Rudy De Leeuw geeft ook weerwerk: “De werkgevers hebben genoeg gekregen. Het is tijd voor actie”.

Over goede en slechte ondernemers

Maar dan komen er verklaringen die duiden op ideologische verwarring. “Ik droom van echte entrepreneurs. Dat zijn ondernemers die voor hun bedrijf gaan, aan innovatie doen, van de loonkosten geen fetisj maken en in sociaal overleg geloven. Veel van de huidige bedrijfsleiders zijn eerder financiers dan ondernemers”, stelt Rudy De Leeuw in De Tijd. De groene topman voegt hieraan toe: “Dit is geen betoging tegen de regering of tegen de werkgevers die hun ding goed doen. Maar wel tegen werkgevers die schaamteloos mensen dumpen”.

De scheiding tussen ‘goede’ en ‘slechte’ ondernemers is zeer kunstmatig. In dit verhaal zijn de slechte ondernemers speculatieverslaafde financiers die fundamenteel verschillen van de productieve, innovatieve patroons. Deze laatsten zouden kunnen rekenen op de inschikkelijkheid van de vakbonden. Die opdeling bestond misschien nog in de 19de of aan het begin van de 20e eeuw. Maar vandaag is het financiële kapitaal zo vervlochten met het commerciële en industriële kapitaal dat die verschillende groepen in grote mate in elkaar zijn opgegaan. AB Inbev is niet alleen een brouwerij maar ook een beleggingsmaatschappij geworden. Automobielbedrijven halen hun winsten tevens uit hun financieringsactiviteiten. Het financiewezen overschaduwt alle andere sectoren van de economische activiteit en heeft die aan haar eigen wetmatigheden onderworpen. We weten dat de natte droom van iedere kapitalist erin bestaat geld te kunnen maken met… geld zonder ook maar iets te moeten produceren, want dit houdt risico’s in. Allen kijken met nijd naar die speculanten die miljoenen euro winst maken zonder hun handen vuil te maken.

Een verbetering van de winstvoet door de creatie van relatieve meerwaarde via investeringen in constant kapitaal in tijden van crisis is amper een optie: kapitalisten zetten geen investeringsprojecten wanneer de afzetverwachtingen ontbreken. Bovendien is er amper kredietverlening (noch van de banken, noch op de kapitaalmarkten). In crisissituaties wordt de winstvoet dus inderdaad opgetrokken door te snoeien in variabel kapitaal. Die mogelijkheid tot verlagen van de loonvoorwaarden vergroot ook onder druk van de crisis (cfr. de verandering van paritair comité in Carrefour). Daarenboven gaat de kapitalist ook over tot het verlengen van het verlengen van de arbeidsduur (zonder loonsverhoging) en het verhogen van het arbeidsritme (aan hetzelfde loon).

Een kapitalist die in crisistijden zijn winsten wil vrijwaren, is noodzakelijkerwijs een luie ondernemer die niet innoveert en een slechte werkgever die mensen ontslaat, lonen bevriest en zijn werknemers langer laat werken. Er zijn geen goede of slechte kapitalisten. Er bestaan enkel kapitalisten die winst willen maken ten koste van hun personeel. Dat moet onze basisstelling zijn omdat het best overeenstemt met de realiteit van een kapitalistische economie in de 21e eeuw.

Toch overleg?

Midden in dat gewoel heeft premier Leterme zich opgeworpen als superbemiddelaar tussen vakbonden en patroons. “Een economie als de Belgische economie heeft die sociale dialoog echt nodig. Er zijn natuurlijk meningsverschillen maar het is aan de regering om die kloof te dichten”.

Hierop antwoordde Luc Cortebeeck: “Ik neem aan dat we nu terug naar de orde van de dag kunnen overgaan en met het sociale overleg kunnen herbeginnen”. Op 8 februari zijn de sociale partners dan weer aan tafel geschoven bij de premier. We hoorden een zucht van opluchting in alle salons. Nogal wat vakbondsmilitanten hopen dat het patronaat de les heeft geleerd en dat het vanaf nu meer met de vakbonden rekening zal houden. Sommigen dromen luidop over een nieuw ‘sociaal pact’. Anderen praten in een lyrische bui zelfs over sociale verzoening. Zeker in tijden van crisis lijkt de drang naar ‘staatsmanschap’ bij sommige vakbondsleiders groot. De patroons spelen hier op in. Met een sociaal pact hopen ze dat de vakbondstop haar achterban in bedwang kan houden. Het Belgische sociale model lijkt gered. Is dat zo? Niets is minder waar.

Boven aan de top lijkt het weer wat te boteren tussen de vakbonden en de patroonsfederaties. Maar beneden in de bedrijven en in de sectoren voert het patronaat oorlog. Een onverklaarde oorlog waarvan zij alleen de spelregels heeft geschreven. Hier geldt de Conventie van Genève niet. Respect voor de delegees is er niet. Deze worden op verschillende plaatsen gemobd, gepest, psychologisch kapot gemaakt. Op andere plaatsen is de formele sociale dialoog enkel maar schone schijn. Herstructureringen worden door de strot geramd van de vakbonden die tot ‘sociale begeleiders’ gereduceerd worden. Aan delegees wordt gevraagd ambulancier te spelen en aan stervensbegeleiding te doen.

De messen worden geslepen bij het patronaat. Getuige hiervan het oorlogspamflet van Voka in Vlaams-Brabant. Wedden dat het een bestseller is geworden in de deftige salons? In een tijd van kapitalistische crisis proberen de kapitalisten hun winsten te herstellen met een shocktherapie tegen de sociale verworvenheden van de arbeidersbeweging. Allen doen hier aan mee, of ze nu ‘goede’ of’ slechte’ entrepreneurs zijn. Voor hen is het een bittere objectieve noodzaak. Oude evenwichten komen hierdoor op losse schroeven te staan. De schijn van overleg en dialoog wordt hooggehouden. Maar enkel de schijn. Er wordt weldegelijk overlegd, maar enkel in het belang van het patronaat. De werkende klasse is hier niet blind voor, tot ongenoegen van de bazen: “De normale gang van zaken is dat men bij een sociaal conflict overlegt, praat en discussieert. Geraakt men er niet uit, dan komt er normaal een stakingsaanzegging en pas dan wordt tot actie overgegaan. Nu slaan de vakbonden te vaak een stap over en blokkeren ze meteen de boel als de gesprekken afspringen. Als werkgevers blijven wij voorstander van de dialoog. Dat is en blijft de meest efficiënte manier om een probleem op te lossen”, klaagt Pieter Timmermans van het VBO.

De vernieuwde strijdbaarheid in sommige bedrijven wordt niet gesmaakt. Nochtans ligt daar de toekomst van de vakbonden vandaag. Naast strijdbaarheid heeft de vakbeweging ook een nieuwe horizon nodig. Velen aan de top kijken met heimwee terug naar het verleden van sterke economische groei, toen de vakbonden door de bazen werden ‘gerespecteerd’ en ze bereid waren de kruimels van hun rijkdom over de werkende bevolking te verdelen. Zij hopen dat deze crisis snel voorbij zal waaien, maar ze onderschatten de diepte van het economische dal waar we ons momenteel in bevinden. De socialistische vakbond en partij moet op zoek gaan naar een nieuwe horizon en de dagelijkse strijd in de bedrijven opnieuw verbinden met een strategie en programma van een andere, betere, niet-kapitalistische maatschappij: een socialisme voor de 21e eeuw.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken