Het politieke zomerreces is voorbij en de messen zijn geslepen. Het beloven weer turbulente maanden te worden in het Paarse huwelijk.

Ondanks de grote vooruitgang die de Paarse partijen boekten in de verkiezingen van 2003, heeft de regering Verhofstadt II sindsdien nog niet geregeerd. Verder dan wat lopende zaken afhandelen komen ze niet. Paars wordt constant verlamd door spanningen binnen de regering, tussen de diverse regeringen, tussen de partijen, binnen de partijen. De taak van de premier lijkt er vooral in te bestaan brandjes te blussen, niet in het minste in zijn eigen partij, de VLD.

Eigenlijk moest 2004 een ‘scharnierjaar’ worden. Het heeft niet mogen zijn. Ook 2005 lijkt de naam niet waardig. Het eindeloopbaandebat zit op voorhand al vast. Als werkmens kunnen we natuurlijk blij zijn dat de scharnieren van Verhofstadt II zijn vastgelopen. Wat de liberalen, samen met enkele ‘socialistische excellenties’ zoals Vandenbroucke, een scharnierjaar noemen, is niks minder dan een versnelling in de afbouw van onze sociale zekerheid.

Al sinds de zomer van 2004 is duidelijk dat het patronaat een hard beleid eist van de regering: langere werkweek, hogere pensioenleeftijd, u kent de lange lijst asociale maatregelen. Bij die eisen wordt de burgerij echter direct met haar neus op de feiten gedrukt. De Paarse regering is te zwak om een ultraliberaal beleid te voeren zoals in onze buurlanden. De kern van de zaak zijn de krachtsverhoudingen tussen de klassen in België. In december 2004 en de daaropvolgende CAO-strijd liet de arbeidersbeweging haar tanden zien, en de regering deinsde terug met zalvende woorden om de hond niet uit zijn kot te jagen.

Ook de nationale kwestie, de zogenaamde tegenstelling tussen Vlamingen en Walen, komt keer op keer op het bord van Paars. Fundamenteel is dit evengoed een klassenkwestie. De Belgische bourgeoisie heeft immers de traditie om de loontrekkenden van beide regio’s tegen elkaar op te zetten, volgens het oude Romeinse motto ‘Verdeel en Heers’. Het is echt opvallend. Telkens als het economisch slechter gaat, dan krijgen de Vlaamse rechterzijde en media een ‘tic nerveus’. Haast dwangmatig lijken ze met schuim op de lippen te moeten herhalen: “PS, PS, PS…”

“De PS gijzelt de regering!” Dat is de slagzin geworden van de verzamelde rechterzijde, enkele SP.a-kopstukken incluis. Nu zullen wij de laatsten zijn om de inhoud ervan te ontkennen. Ja, de PS gijzelt de regering… tegen de meest asociale maatregelen! Zij willen niet weten van de afschaffing van het brugpensioen, ze wensen hogere en welvaartsvaste uitkeringen, een sociale zekerheid gefinancierd door belastingen op kapitaal enzovoort. Niet bepaald de natte droom van de liberalen.

Daarom gaan de liberalen en de PS steeds vaker in de clinch, terwijl de SP.a schuchter afstand houdt. Parallel met de oplopende tegenstellingen tussen patronaat en vakbonden, zijn de tegenstellingen binnen Paars dieper dan ooit. De VLD probeert zich populair te maken met energiecheques ter waarde van 75 euro? De PS antwoordt prompt bij monde van haar vice-premier Laurette Onkelinx dat “voor rijken zoals Verhofstadt en minister van Financiën Didier Reynders 75 euro de prijs is van één vaas in hun buitenhuis.”

Dat de bourgeoisie door deze strijdlustige taal danig geschoffeerd is, laat zich raden. Maar hun belangrijkste partij in de regering, de Vlaamse liberalen, zijn geen partij voor de Waalse socialisten. Het kiespercentage van de PS ligt met zijn kleine 40 procent in de peilingen dan ook drie keer zo hoog als de schamele 13 procent van de VLD. Vandaar dat de heersende klasse de buik vol heeft van Verhofstadt en zijn aanhang. Zoals Willy Kuijpers, een eminentie van de Volksunie, het uitdrukt in de Knack (01/05/05, p.91): “De financiële wereld en de ondernemers zijn het immobilisme van deze regering én het bekvechten aan de top van de VLD kotsbeu.” Met ‘immobilisme’ doelt de bourgeoisie dus op de vastgelopen scharnieren waarover we het zonet hadden.

De VLD is te zwak om de socialisten en de vakbonden aan te pakken. Maar wat is het alternatief voor de heersende klasse? Ze huiveren bij de gedachte aan nieuwe verkiezingen, die ongetwijfeld de opmars van extreem-rechts verder zouden consolideren. Een verbeten anti-Belgische partij zoals het VB in de regering ziet de Belgische burgerij niet zitten. De politieke crisis die daaruit zou volgen, zou de zaken van de bedrijfswereld geen goed doen.

En in die angst voor extreem-rechts lijken de burgerij en de socialistische leiders bijzonder veel op elkaar. PS en SP.a durven hun coalitiepartners niet de doodsteek geven omdat ze weten dat het VB de vruchten zal plukken van de liberale doodstrijd. Dewinter en zijn kornuiten zouden gaan lopen met het meest solide deel van de VLD: haar harde rechtervleugel. Die angst en het gebrek aan een doeltreffende strategie tegen uiterst rechts verlammen de socialisten in de regering, met als gevolg het vernoemde ‘immobilisme’.

Sinds een jaar laten diverse kopstukken van beide politieke families daarom regelmatig een proefballonnetje op. “Zouden we geen tripartite met de christen-democraten overwegen?” Nochtans zou zo’n regering van nationale eenheid na het elan van de eerste weken zeer snel botsen op dezelfde obstakels als Paars. Van Yves Leterme en Joëlle Milquet verwachten dat ze genoeg elan en vooral genoeg oplossingen zullen brengen, getuigt van weinig realiteitszin. Of is het de bedoeling de christelijke arbeidersbeweging in te tomen door de moederpartij op te nemen? Zal het ACV dimmen in het debat over de sociale zekerheid wanneer CD&V naast Paars troont? De ‘strategen’ die daarop gokken vergeten wel dat de christelijke arbeidersbeweging al lang niet meer louter een verlengstuk is van partij en Kerk. ACV is de grootste vakbond en gedraagt zich daar ook steeds meer naar. Regeringsdeelname van de christen-democraten zal de afsplitsing van hun arbeidersvleugel slechts verder in de hand werken.

Een scharnierjaar lijkt bijgevolg voor de burgerij niet in het verschiet. Toch maakt dat onze rekening niet. Want het is niet omdat de socialisten de meest asociale maatregelen tegenhouden dat ze ook een alternatief bieden. Gebrek aan alternatief leidt tot stagnatie en achteruitgang. Met een degelijk antikapitalistisch programma kunnen syndicalisten en socialisten hun scharnieren oliën en dit immobilisme doorbreken.