Begin mei kondigden de vakbonden een staking aan voor 19 mei in de grote winkelketens. De Federatie van Distributiebedrijven (Fedis) wil immers de openingstijden van de winkels verlengen. Het patronaat gaf echter al toe voor de strijd gestreden was. Winnen zonder slag of stoot, het kan dus, maar het vergt wel een syndicale tegenmacht en een leiding die haar woorden in daden durft omzetten. Hier volgt een interview over deze overwinning met Georges Seclef en Benny Willems. Georges is sinds dertig jaar militant, vandaag BBTK-secretaris te Antwerpen voor de handel, voordien delegee bij het GB-depot van Ekeren en daarna voor de hele GIB-groep regio Antwerpen. Benny is sinds vijf maanden BBTK-secretaris te Antwerpen. Voordien was hij delegee bij de Metaal, actief bij Renault Vilvoorde voor de CMB.

Waarom werd de staking van 19 mei afgeblazen?

Georges: We hebben in feite een overwinning behaald zonder strijd. Maar het is natuurlijk een voorlopige overwinning. Iedereen weet dat de VLD de verdediger is van de flexibiliteit en de liberaliteit. Ze hebben dat ook verkondigd in de regeringsverklaring en hebben dat bij monde van Verhofstadt nogmaals duidelijk gemaakt. Ten tweede kunnen we zeggen dat voor het VBO de flexibiliteit een must is en zal blijven, omdat dit volgens hen van essentieel belang is voor de concurrentiepositie. Drie, in de handel zitten wij vandaag met Europese of wereldbedrijven die het vanzelfsprekend vinden dat net zoals in de andere landen, flexibiliteit ‘à la carte’ hier ook ingang vindt.

De patronale federatie hoopte dat het openen van winkels op zondag voor de publieke opinie een populaire eis zou zijn. Dit omdat het, volgens hen, werkgelegenheid zou creëren en anderzijds mensen de mogelijkheid zou geven te winkelen op om het even welk moment van de week. Maar mensen begrepen zeer goed dat dit slogans zijn die op niets berusten. De openingstijden verlengen gaat daarom niet om meer jobs te scheppen, ze zullen eerder gespreid worden. Ook de omzet gaat niet echt stijgen. Mensen hebben een bepaalde som gereserveerd voor hun dagdagelijkse behoeften en het openen op zondag of ‘s avonds laat zal hier niets aan veranderen.

Wat het personeel betreft kan ik zeggen dat er een zeer hoge strijdvaardigheid bestaat, in de grote winkels zeker, maar vandaag is duidelijk geworden dat het voor alle soorten winkels en vestigingen de maat meer dan vol is inzake flexiwerk. Zelfs voor mij was het verwonderlijk vast te stellen in welke mate de opening op zondag als een straat te ver werd aangezien, en dit voor zowat alle categorieën of soorten winkels. Het sociaal leven zou helemaal in het gedrang komen. Dit terwijl er al een zeer moeilijke situatie is op dat vlak in onze sector. Er werken heel wat vrouwen, ook heel wat alleenstaande vrouwen met kinderen, begin dan maar eens je opvang te organiseren. Bovendien zou het zondagswerk of het avondwerk ook niks opbrengen op het gebied van loonsverhoging maar juist de bestaande voorwaarden die bijvoorbeeld gelden tijdens de feestperiodes zouden niet meer van tel zijn. Onder het personeel had men ook zeer goed verstaan dat het uitbreiden van de openingstijden op economisch vlak niet veel meerwaarde zou opleveren.

De belangrijkste redenen voor de (groot)handel om op zondag te openen of ‘s avonds open te blijven situeert zich op het terrein van het afsnoepen van marktaandelen bij de middenstand. We zijn een van de landen met het hoogste aantal vierkante meters winkelruimte per inwoner. De markt is totaal verzadigd en enkele mastodonten (Carrefour, Colruyt, Delhaize enzovoort) controleren hiervan vier vijfden. Om winstmarges te vergroten heeft men getracht de lonen drastisch te doen dalen maar daar is men niet écht in geslaagd. Men stapt over naar andere paritaire comités met lagere verloning (grote naar kleine winkels). De flexibiliteit is al zeer sterk uitgebreid. Polyvalentie heeft men ook opgetrokken. Men moet tegenwoordig koersen van de kassa naar de rayon, van het magazijn naar de rayon. Deze mastodonten hebben dan een prijzenstrijd ontketend zoals nooit tevoren. De klant vindt dit prachtig maar dit heeft ook de productiviteit opgevoerd, het flexiwerk en de polyvalentie, zonder een opwaartse loonaanpassing. Om hun marktsegment te verhogen of met andere woorden hun rendement op te krikken was men dan van plan, via zondagswerk, marktaandelen af te nemen van de kleine middenstand, de zelfstandige kleinhandel, de kruideniers die er in België nog sterk aanwezig zijn (in tegenstelling tot landen zoals het Verenigd Koninkrijk of Nederland). Het openen van de supermarkten op zondag of ‘s avonds zou dus ten koste van de kleine zelfstandige gebeuren. Deze kunnen zich dergelijk lange openingstijden niet veroorloven, noch financieel (hun volume is te klein) noch op familiaal vlak. Het is ook daarom dat UNIZO-voorman Kris Peeters tegen de verlenging van de openingstijden gekant was. Politiek was hij echter niet sterk genoeg om dit te verhinderen — zijn politieke familie zit immers in de oppositie.

We hadden als syndicalist de reflex kunnen hebben: waarom niet, het is ons probleem niet hoe de marktaandelen verdeeld worden onder concurrenten. We zouden zelfs kunnen zeggen: “’t Is niet slecht want als ze de zelfstandige kleinhandel inpikken dan zullen ze ook voor die mensen betere werkvoorwaarden aanbieden”. Men mag zich niet vergissen, in de zelfstandige kleinhandel zitten ze op sociaal vlak nog in de Middeleeuwen. Die werken aan erbarmelijke lonen. Wij noemen dat de ‘vuilbak’ van de handel. Van zodra die dood gaan en andere groeien, komen die mensen naar de grote bedrijven. Maar zo’n risico kan men niet nemen. Men kan niet de situatie van diegenen die het nog redelijk goed hebben op de helling zetten in naam van de vooruitgang van anderen.

Bestaat er geen overeenkomst tussen de afkeer van de flexibiliteit in de handel en de strijd tegen avond- en weekendwerk bij de stadsbibliotheken?

Georges: Er bestaat zeker een raakvlak maar ik zie meer een link met de situatie in de bouwsector. Het patronaat heeft het akkoord in de bouw als voorbeeld willen nemen. Het VBO lanceert via de voorzitter het voorstel van meer flexiwerk, de regering volgt, en vooral de VLD die mee op de kar springt, maar wat er in de bouw door is gekomen, kan niet doorgetrokken worden naar de handel. Het aantal overuren van 65 naar 130 uren optrekken maakt dat men ze voortaan in ‘het wit’ zal betalen in plaats van in het zwart. Men mag dat echter niet veralgemenen. Het aantal overuren in de handel is vrij beperkt.

Benny: Het aantal deeltijdse contracten ligt ook veel hoger. Deze mensen willen natuurlijk meer verdienen via meer werkuren maar niet ten koste van hun sociaal leven. Het nieuwe was dat deze keer het middenkader stelde: “het is genoeg”. Ook zij wisten perfect dat die zondagen en avonden er ook voor hen zouden zijn, dat ook zij geen leven meer zouden hebben.

Is de stakingsbereidheid de échte factor geweest voor de patroons om een stap terug te zetten?

Benny: Zeker en vast wel. De berichten die zij kregen waren ook van de aard dat de staking niet na één dag afgeblazen zou worden. Het feit dat meer flexibiliteit niet meer inkomen oplevert, was ook doorslaggevend. Sommige directeurs van kleinere winkels vertelden ons: “Maar ge moet niet bij ons komen staken, of voor onze deuren komen staan, wij zijn immers geen vragende partij van de zondag- en avondflexibiliteit”. Ik kon dan wel antwoorden: “Ja, zet dat dan op papier en verstuur het naar jullie organisatie”. Zoiets doen ze natuurlijk niet... “Ja maar, mocht het er door komen, gaat ge dan in uwe winkel zondag gesloten blijven”, vroegen wij? “Ah nee, zoiets kan niet voor onze concurrentiepositie.” Het was dus maar schijnheilige steun, nietwaar. Maar het heeft ons wel attent gemaakt op het feit dat er onder hen enige zenuwachtigheid bestond naar aanleiding van wat zich als een brede stakingsbeweging aankondigde. Ze hebben dus verkozen de krachtmeting af te blazen, uit schrik om ze te verliezen, om ons een overwinning te ontnemen. Maar ondertussen is dit wel overgekomen als een voorlopige syndicale overwinning die onze positie in de winkels heeft versterkt.

Maar zijn er vandaag niet al een aantal winkels open op zondag?

Georges: Ja, maar dat zijn de gefranchiseerde winkels. Dat is de zelfstandige kleinhandel die in de voeding zit met minder dan twintig personeelsleden per winkel. Zij hebben op basis van de wetgeving de toelating om zondag te openen en bijvoorbeeld maandagochtend gesloten te zijn. De wet laat dit toe, al mag het niet 7 dagen op 7 geopend zijn.

Is dat geen vorm van sociale dumping?

Georges: Jazeker. Diegenen die met dergelijke winkels starten zijn meestal vroegere mensen van de grote winkels. Zij lenen 20 tot 25 miljoen BEF en trachten deze investering zo snel mogelijk terug te betalen door op andere uren te openen en doordat lonen zeer laag worden gehouden. De grote bedrijven vragen hen te investeren maar alle problemen komen terecht op rug van de gefranchiseerden. Winkels zoals AD Delhaize of GB Partners moeten goederen afnemen van het ‘moederbedrijf’ dat hieraan ook een centje of zelfs twee wenst te verdienen.

Benny: Dat is voor een deel ook het rare aan de huidige situatie. De poging om flexi- en zondagwerk te willen introduceren betekent ook dat ze voor een deel met hun eigen afzet willen concurreren. Dat blijft voor mij een vraagteken. Maar misschien is dit een stap om daarna in de franchisewinkels nog een stap meer achteruit te kunnen zetten “om toch te overleven”.

Welke syndicale invloed bestaat er in de gefranchiseerde winkels?

Georges: Weinig, ten eerste omdat het in de handel nog steeds de regel is dat er vijftig personeelsleden ingeschreven moeten zijn voor het CPB en honderd voor de Ondernemingsraad. Men zal te allen prijze het personeelsbestand beneden de drempel van de vijftig proberen te houden. In die bedrijven krijgen wij zeer moeilijk voet aan wal. De patroon is daar ‘god de vader’, functioneert als patriarch. Op het ogenblik dat wij wensen tussen te komen voor die mensen liggen zij buiten.

Kan men deze gefranchiseerde winkels niet benaderen als technische bedrijfseenheden en dus de drempel gebaseerd op het aantal werkers doorbreken? Zij zorgen er echter voor dat ze nooit als technische bedrijfseenheid geïdentificeerd kunnen worden. Soms proberen wij het bewijs te leveren dat er toch sprake is van een gemeenschappelijke vennootschap in de handen van een of andere manager. Maar zelfs wanneer we processen aanspannen moeten we nog altijd iemand kunnen vinden in het bedrijf die wel wil getuigen. Die mensen durven dat niet. Hun nek uitsteken kost hun job en vandaag denken de mensen twee keer na op dat vlak.

Benny: Dergelijke winkels zijn ook gesitueerd in kleinere deelgemeenten of in de dorpen en daar kent iedereen elkaar en is het dus niet gemakkelijk om van werk te veranderen. Ze werken kort bij deur en dat biedt hen een voordeel. Ze durven die mensen ook even naar huis te sturen, zo van “er is weinig volk, ga maar naar huis, we bellen je op wanneer er weer mensen komen winkelen”. Op dit segment van de sector hebben wij geen vat kunnen krijgen. Die mensen zijn ook te kwetsbaar om op te komen voor hun rechten.

Moet een wetgeving hier iets veranderen?

Georges: Ja, de bewijslast zou omgekeerd moeten worden, in de zin dat de gefranchiseerde zou moeten bewijzen dat hij geen deel is van een groter geheel. Maar nu al kunnen we stellen dat de wetgeving enigszins in ons voordeel aangewend kan worden. Als je naar het product kijkt dat hetzelfde is, als je dezelfde werkkledij gebruikt en door hetzelfde sociaal secretariaat de loonadministratie laat doen, dan hebben wij heel wat om op te staan. Toch slagen deze winkels er in te ontsnappen aan sociale verkiezingen. We hebben het meegemaakt in bepaalde bedrijven waar kandidaten voor de sociale verkiezingen zich hebben moeten terugtrekken onder druk van de werkgever, of ze lagen buiten.

Benny: Men hoeft ze zelfs niet te ontslaan, men pest ze gewoon wat, steekt hen in een ander filiaal, het magazijn of weet ik veel.

Wat zijn in de sector de eerste resultaten van de sociale verkiezingen?

Benny: Wij hebben in een aantal ondernemingen lijsten kunnen indienen waar dit voordien niet gebeurde. Maar over the algemeen is de kennis van de vakbond zeer miniem. Mijn indruk is dat loon, inkomen, werkgelegenheid vandaag écht wel belangrijke thema’s zijn geworden voor een overgroot deel van de werkenden in de sector. We vinden dus veel nieuwe mensen die echt aan syndicaal engagement willen doen, niet om zichzelf in een betere situatie te krijgen maar om op te komen voor hun collega’s. Sommige kandidaten riskeren toch veel. Ik had iemand die bij Kruitvat werkt met vijf man, maar er zijn er over de regio nog vijftien anderen, gezamenlijk stellen zij 1.200 werknemers te werk, waarvan zevenhonderd jongeren. Wij slagen er dus nog steeds niet in – wij, maar ook LBC slaagt er niet in – om daar voet aan wal te krijgen. Hoewel iedereen op dezelfde pay-roll staat, vinden wij niemand, met uitzondering van deze persoon, die het echt wil doen met de vakbond. Als er zo iemand naar ons stapt, ga ik niet direct vragen wat hun ideologie is. Ik ga deze persoon eerst zijn plaats laten vinden in de syndicale beweging, hem of haar laten leren en dan zien we wel. Om te doen wat zo iemand doet, moet je echt bewondering hebben want het zijn uitzonderingen. Als je op een plek werkt met vijfhonderd of duizend collega’s is de stap naar zo’n engagement veel kleiner; dan vind je direct tien à twintig kandidaten.

Georges: We zien bij BBTK Antwerpen een verdubbeling van het aantal bedrijven waar we nu kandidaten te voorschijn zien komen. Heeft het te maken met de economische recessie? Ja. Met bewustwording? Eveneens. Is dit een resultaat van de werking van de vorige jaren, dat kan ook.

Benny: Het patronaat zet ook de druk veel hoger op de werkomstandigheden. Wat tien of vijftien jaar niet kon, moet vandaag elke dag kunnen… Steeds minder mensen weten met welke uurrooster ze de volgende week zullen werken. De constante druk op de lonen en ga zo maar verder. In feite zorgt het patronaat voor een bewustwording onder het personeel: ja, een vakbond is nodig want anders gaan we er nog meer op achteruit. Individuele bemiddeling kan ook geen soelaas brengen. De lokale directie van een bepaalde winkel moet ook verantwoording afleggen aan de centrale directie van de multinational en ook zij vliegen eruit als de cijfers niet goed zijn. Vele winkels of winkelketens worden regelmatig overgekocht en dit ondermijnt ook het traditionele paternalisme. Op den duur is iedereen een dergelijk klimaat grondig beu. Wij als syndicalisten kunnen in dergelijke situatie om de vijf voet opnieuw de Belgische geplogenheden inzake sociaal overleg uitleggen. De Nederlandse of Franse patroons kennen dat niet en proberen er zoveel mogelijk aan te ontsnappen. Het sociaal evenwicht is in feite doorbroken op alle vlakken. Zo hadden de kleinere winkels misschien minder goede lonen maar wel betere uurroosters. Zij wisten bijna voor een heel jaar hoe ze gingen werken, maar dat is vandaag voorbij. Afhankelijk van de klantentoeloop, van het weer, van het product. Tel daarbij de logistiek en het mobiliteitsprobleem en je begrijpt dat de mensen zich in feite constant moeten aanpassen en alles op hun schouders nemen zonder er iets of wat van erkenning of loon voor te krijgen.

Georges: In sommige winkels hield ook de baas een zekere winst over, zeg maar een miljoen (BEF) maar dat is vandaag ‘finito’. De pensioenfondsen en andere institutionele beleggers, die hebben managers geplaatst en die vragen aan hen dit jaar 1 miljoen, volgend jaar 1,2 en daarna 1,5. Die managers doen dat of ze vliegen eruit. Neen, ze doen het maar al te graag want dan zien ze ook hun loon verdubbelen. Van het sociale klimaat trekken ze zich niets aan, overmorgen werken ze toch elders... De klassenstrijd is er dus nog steeds maar wel anoniem, we vechten nu tegen het anoniem kapitaal!

Hoe staat de syndicalisatiegraad er voor?

Georges: Bij de grote bedrijven zoals Carrefour en Brico is dit 90 of 95 procent. In andere winkels zakt dit tot 10 of 20 procent. Grote getallen moeten we daar niet verwachten. En dan nog verdeeld onder de vakbonden.

Bestaat er een belangrijk verschil tussen de vakbonden?

Benny: Ja en neen. Er is zeker concurrentie, maar grote inhoudelijke verschillen zijn er toch niet. Over het algemeen steunt het succes van de ene of de andere vakbond uiteindelijk op de kwaliteit van de individuele delegees. Het publiek bestaat uit een meerderheid van vrouwen, maar dat zijn geen doetjes.

Georges: Het syndicalisme steunt bij ons zeker op service en dienstbetoon, maar ook op collectieve belangenbehartiging. Het is zeker sterk uitgebouwd maar anderzijds is het ook zo dat deze leden ook klaar staan om een syndicale oproep te beantwoorden. Het is een soort ruilverhouding: service in ruil voor steun. Ideologie is ver weg maar daarom niet afwezig.

Nog een laatste boodschap op politiek vlak?

Benny: De SP.a zou in de regering moeten gaan dwarsliggen rond het flexibiliseringoffensief, maar de bevoegde minister doet in feite het omgekeerde. Hij neemt initiatieven en dat zouden we met de vakbeweging actiever moeten durven bekampen. Op Europees vlak komt de Bolkestein-richtlijn op ons af (de liberalisering van alle diensten zoals voorzien in het oorspronkelijke GATS-akkoord) maar op Belgisch vlak pruttelt men niet echt tegen, men doet soms net hetzelfde als met de dienstencheques.