Het ‘Generatiepact’ is geen eerbaar compromis. Het verdient de bijnaam van ‘Degeneratiepact’ want het is een van de meest verstrekkende aanvallen op de werk- en leefvoorwaarden van de overgrote meerderheid van de bevolking. Waarom?

Het brugpensioen wordt afgebouwd. Vandaag is het een recht vanaf 58 jaar en afhankelijk van de onderhandelingen bij herstructureringen vanaf 55 jaar. Het zogenaamde Generatiepact voert een carrièrevereiste in die tegen 2014 geleidelijk zal worden opgetrokken tot 40 jaren loopbaan. Als deze regel in de praktijk wordt uitgevoerd, zal op termijn enkel een minderheid nog recht hebben op brugpensioen vanaf 60 jaar (minder dan 50 procent onder de mannen en 29 procent onder de vrouwen). Al de anderen vallen erbuiten en vallen dus in de werkloosheid. De verlenging van CAO’s die brugpensioen mogelijk maken op 55, 56 en 57 jaar, na 38 jaar dienst, worden niet verlengd maar afgebouwd vanaf 2008.

Het recht op brugpensioen wordt zogezegd behouden voor zware beroepen. Maar wat is ‘zwaar’ en voor wie, en na hoeveel uren werken? De Nationale Arbeidsraad zou zich hierover moeten buigen. Maar hoe en volgens welke collectieve criteria? Ploegenarbeid? Wat met stress en lange werkuren in KMO’s? Wanneer we kijken naar de statistieken bij onze Franse zuiderburen, dan wordt duidelijk wat ‘zware arbeid’ betekent: de gemiddelde levensverwachting bedraagt voor arbeiders 65 jaar terwijl bedienden en kaders gemiddeld tien jaar langer leven!

Bij herstructureringen is er slechts toegang tot brugpensioen indien men gedurende zes maanden, onder controle van een tewerkstellingscel, actief heeft gezocht en niets heeft gevonden. Maar het ‘verkrijgen’ van brugpensioen betekent geenszins dat men niet meer verplicht is een passende job of vorming te aanvaarden, met risico van schorsing. De bruggepensioneerde wordt dus een statuut dat zelfs minderwaardig is aan dat van de ‘oudere werklozen’ (ook onder vuur). Het valt enkel nog te rijmen met een financieel centje meer dan ‘gewone’ werkloosheid.

Brugpensioen is broodnodig

Laten we duidelijk zijn: het recht op pensioen berust op vervangingsplicht door jongeren en zoniet, op het recht op een vroegtijdig vertrek dat niet samenvalt met naakte ontslagen en de noodzakelijke zoektocht naar nieuwe tewerkstelling. Het is een populair recht omdat het broodnodig is in deze tijden van permanente herstructureringen. De aanval op het brugpensioen ligt in het verlengde van alle vorige aanvallen op de pensioenen en ondermijnt de facto het principe van recht op rust na zware arbeidsprestaties. Immers, vandaag is men na tien of vijftien jaar ploegenarbeid en/of bandwerk leeggemolken, uitgeput en helaas dikwijls versleten. De kapitalistische uitbuiting, het uitpersen van alle energie uit de mens, heeft dit systeem rijk gemaakt. Mensen worden onmenselijk behandeld. Alles geven en blijven geven aan de baas, van ‘s morgens tot ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend, en dit met het risico en de schrik om er morgen of volgende maand uit te liggen, niet meer mee te kunnen, ontslagen te worden en als oud ijzer weggesmeten te worden. Dat is de realiteit die duizenden in hun ziel, hun zenuwen en spieren ervaren en willens nillens hebben moeten ondergaan. Omdat de chantage van de werkloosheid en de competitiviteit geloofwaardig was, bij gebrek aan een alternatief. Vandaag is het juist deze realiteit die als een boemerang die in het gezicht van het patronaat en de regering terechtkomt.

Elke socialist die naam waardig - in de SP.a of erbuiten - zou dit moeten beseffen. Natuurlijk zijn er goede zielen die begrip tonen. Zelfs Verhofstadt begrijpt dat de vakbondsbasis tegenpruttelt, de vakbondsleiding onder druk zet, maar ja, “vroeg of laat zal men de pijnlijke maar onvermijdelijke maatregelen moeten nemen”. Althans, dit is de redenering die nog steeds doorgang vindt in de topsferen van het land. Wij vinden dat deze visie onjuist is en de ware toedracht van alle genomen en voorziene maatregelen verhult achter een dik rookgordijn van fatalisme en modernisering. De sociale colère die vandaag naar de oppervlakte komt, is welkom en noodzakelijk. Zonder deze strijd zullen we nooit alternatieven op tafel krijgen.

Het bedrog

Eerst en vooral moeten we goed beseffen dat hetgeen vandaag op tafel ligt en alle analyses die deze maatregelen rechtvaardigen, fundamenteel verkeerd zijn. Laten we de zaken eens op een rijtje zetten. Net zoals elders in Europa wordt het argument van de vergrijzing gebruikt: de ratio actieven/inactieven bedraagt tegenwoordig maar één op drie. Dit zou ervoor zorgen dat de financiering van de sociale zekerheid op termijn onhoudbaar wordt.

Dit is compleet foutief. De Hoge Raad voor Financiën schat de meerkost van de vergrijzing tegen 2030 op 9 miljard euro, dat is 3,4 procent van het BBP. Dit lijkt veel maar valt in relatieve termijn eigenlijk wel mee. De regering Verhofstadt heeft immers voor dit jaar 5,04 miljard euro aan ‘lastenverlagingen’ toegekend. Nu plannen ze opnieuw 960 miljoen. Dus de regering slaagt erin om in enkele jaren tijd het patronaat een cadeau te doen dat ongeveer even groot is als het bedrag dat pas tegen 2030 nodig zou zijn om dat ‘reusachtige vergrijzingsprobleem’ op te lossen! Ten tweede: een minimale jaarlijkse economische groei (1,5 procent) zorgt ervoor dat de economie op 25 jaar, tegen 2030, met 45 procent groeit. Dat betekent dat we het « reusachtige vergrijzingsprobleem » dus ook kunnen oplossen als we van die 45 procent een klein stukje, namelijk 3,4 procent, reserveren tegen 2030. Samengevat, het vergrijzingsprobleem is een inderdaad een probleem, maar het is helemaal niet zo reusachtig.

Ook wordt gesteld dat een algemene ratio van actieven op inactieven van één op drie niet houdbaar is. Daarom moet de activiteitsgraad omhoog en dienen bepaalde doelgroepen zoals oudere werknemers langer actief te blijven. Ook dit is verkeerd. Ten eerste is de samenleving vandaag veel rijker dan pakweg dertig jaar geleden, minder mensen produceren meer rijkdom vermits het BBP in reële termen (dus rekening houdend met de prijsstijgingen) verdriedubbelde. Het is dus eerder ‘good news’ dat maar één op drie actief is (of beter: kan zijn) zonder dat de rest van de samenleving verkwijnt (er bestaat natuurlijk wel diepe armoede, maar deze is nog steeds iets anders dan derde-wereld-toestanden). Het is echter ook zo dat de actieven véél te véél actief zijn, terwijl anderen in werkloosheid worden opgesloten. We werken vandaag te veel en te lang. Dit is ongezond zowel voor onszelf als voor ons sociaal en/of familiaal leven. Gelijkwaardige arbeidsherverdeling is daarom het juiste antwoord. De afbouw van het brugpensioen staat daar haaks op. Dit gaat de omgekeerde en verkeerde richting uit.

Ten eerste zal de verplichting voor mensen om langer te werken enkel het aantal banen voor jongeren doen afnemen. Het aantal ‘naakte ontslagen’ zal toenemen en bijgevolg ook het aantal werklozen. Dit gegeven moet men in verband brengen met de jacht op de werklozen. In juni 2005 werden er 30.000 gehoord, waarvan er 5000 op de rooster liggen, 800 werden geschorst en nog eens 4000 moeten terugkomen. Ten gevolge van de sanctioneringen zullen werklozen verplicht worden om het even welke job te aanvaarden en samen met de bruggepensioneerden zullen zij nog meer concurrentie tussen werkers en potentiële werkers veroorzaken. Samen met de druk uitgaande van de concurrentie van lageloonlanden, de deregulering en de opening der markten staan we op de drempel van een veralgemeende sociale achteruitgang.

Ten tweede, mensen langer laten werken heeft geen effect op de economische groei op zich! Bedrijven werven maar aan in de mate dat ze arbeidskrachten nodig hebben en deze hebben ze maar nodig in de mate dat de bestellingen het vergen. Tezelfdertijd zetten ondernemingen nieuwe machines in, laten ze werkers sneller werken en meer taken uitvoeren (polyvalentie). Dit betekent dat er in eenzelfde werkuur meer wordt geproduceerd dan voordien, een productiviteitstoename dus. Aangezien de gemiddelde productiviteitstoename jaarlijks rond de 3 procent draait is er bijgevolg een economische groei van minstens 2,5 procent à 3 procent nodig om de tewerkstelling écht op te trekken op basis van economische groei alleen. (Hier stelt zich overigens de vraag welke groei… of uitgaande van welke prioriteiten.)

Waarom patronale lasten verlagen?

Het verhogen van de activiteitsgraad van oudere werkers, van jongeren, van langdurige werklozen en andere doelgroepen is dus op zich geen middel tot banengroei noch tot economische groei. Maar de officiële argumentatie bestaat erin de toename van de activiteitsgraad, algemeen en van deze betroken categorieën, te rechtvaardigen vanuit de nood om de sociale zekerheid te financieren. Vraag is echter of men de SZ écht kan herfinancieren via maatregelen die er juist in bestaan de patronale SZ-bijdragen te verminderen. Men maakt een aantal groepen goedkoper op de arbeidsmarkt, hopende dat ze hierdoor sneller aangeworven of langer tewerkgesteld zouden worden. Maar dit gebeurt door de SZ belangrijke inkomsten te ontzeggen! Voor zover deze aanpak inderdaad tot snellere of langere wedertewerkstelling leidt (steeds meer studies betwisten dit overigens) brengt ze uiteindelijk niet veel op aan inkomsten voor de SZ. Hetzelfde geldt voor het verlagen van SZ-bijdragen op ploegenarbeid, of het opheffen ervan voor ‘laaggeschoolden’. Dit alles maakt arbeid goedkoper, maar waarom? Mensen werken en travakken maar de collectieve solidariteit wordt uitgehold. Sommigen verdienen hun « boterham » zeer goed (topkaders, consultants), anderen moeten er steeds meer voor opofferen terwijl de risico’s die gepaard gaan met ontslag toenemen. Dit alles terwijl geenszins een alternatieve financiering van de SZ wordt uitgebouwd! Ten gevolge van alle patronale lastenverlagingen verliest de SZ jaarlijks 10 à 12 procent van haar potentiële inkomsten. Het kapitaal wordt niet meer belast dan voordien en de winsten worden versluisd naar fiscale paradijzen. De uitkomst is onvermijdelijk: snoeien in de sociale uitgaven, de werklozen aanporren tot het aanvaarden van om het even welke job, de ouderen langer laten werken enzovoort.

Dit is voor 200 procent het partijprogramma van het VOKA en het VBO. Het patronaat wil meer volk op de arbeidsmarkt, wil meer werklozen, wil een groter ‘aanbod op de arbeidsmarkt’, omdat dit een neerwaartse druk zet op de arbeidsvoorwaarden in het algemeen en op de lonen in het bijzonder. Ook willen ze niet meer bijdragen voor de sociale instellingen die we na WOII uitgebouwd hebben. Er is geen Oostblok meer dat dergelijke sociale toegeving nodig maakt. De concurrentie in een mondiale context van verzadigde afzetmarkten maakt dat de productiekosten steeds moeten dalen. Indien het loonbriefje nog koopkracht betekent en dus vanuit patronaal oogpunt enigszins meetelt, dan is het sociaal loon, de SZ, dit helemaal niet. Daarom wenst het patronaat alle kosten van de SZ van zich af te wentelen. Haar winsten zullen er enkel maar door verhogen. En de beurs kan blijven feesten...

Vandaag wordt dit feest echter verstoord door het sociale protest. Dit moet erin slagen het offensief van Paars af te weren. De winsten van de patroons swingen de pan uit, terwijl de armoede en de ongelijkheid stijgt. Daarom moet de sociale protestbeweging eisen dat de inkomens uit kapitaal betalen: open de boekhouding van de bedrijven, hef het bankgeheim op, voer arbeiderscontrole in op de financiële transacties, leg een kadaster van de fortuinen aan, voer een vermogensbelasting in zoals het ACV verleden jaar voorstelde enzovoort. De patroons gaan natuurlijk op alle manieren hieraan proberen te ontsnappen. Daarom is de nationalisatie van de banken en financiële instellingen onder arbeiderscontrole een vitaal onderdeel van een socialistisch programma. Hieraan koppelen we de invoering van een arbeidsduurvermindering tot 32 uur per week met bijkomende aanwervingen en inkomensbehoud. Brugpensioen kan dan op 55 jaar met verplichte vervanging door jongeren. De pensioenen moeten eveneens naar boven en welvaartsvast gemaakt worden.

Maar een echte oplossing voor de problemen van de gewone mensen kunnen we nooit binnen het kapitalisme vinden. Enkel een socialistische maatschappij kan daar voor zorgen. In het socialisme zijn de grote hefbomen van de economie genationaliseerd onder democratische arbeiderscontrole en zelfbeheer. De chaos van de ‘vrije’ markt moet plaats maken voor een rationele, democratische planeconomie, waarin we produceren voor de behoeften van de meerderheid en niet meer voor de winsten van enkelen.