Allende 1“U weet niet wat het was… Ze hebben mijn schoonzus verkracht, ze hebben mijn beste vriend gevangen genomen en hem in stukken teruggegeven.”

Chileen geciteerd in een essay van de Chileense schrijver Ariel Dorfman (1)

Dit citaat geeft uitdrukking aan de brutaliteit van de dictatuur die generaal Pinochet in Chili installeerde na 11 september 1973. Die dag waren tanks de hoofdstad Santiago binnengereden en bombardeerde de luchtmacht het presidentiële paleis, waarin de linkse president Salvador Allende zich tot de laatste snik verzette tegen de staatsgreep. De nederlaag van de Chileense socialisten was een verschrikkelijke klap voor de linkerzijde in de hele wereld. Allende zou de geschiedenis ingaan als een martelaar van de socialistische beweging, Pinochet als een van de bloeddorstige duivels van de 20ste eeuw.

Doorgaans wordt dit verhaal gebracht als een verhaal van verpletterde hoop en een voorbeeld van de horror van meedogenloze militairen. Dergelijke verhalen voeren Allende op als de rotsvaste held vol idealen die weigerde te buigen voor de dictaten van de rechterzijde en het kapitaal. De eerlijkheid van Allende staat voor ons buiten kijf. Onze lezing van de feiten is echter geen romantisch verhaal met een brutale afloop. Wij analyseren zulke gebeurtenissen met als doel er lessen uit te trekken. Ondanks zijn eerlijkheid schoot Allende immers wel degelijk tekort en die misstappen hebben de afloop van het verhaal mee bepaald.

Marxisten geven dergelijke analyses niet gewoon uit historische interesse of om gratuite kritiek te spuien. De lessen die wij trekken uit het Chileense drama zijn brandend actueel vandaag. Latijns-Amerika wordt de laatste jaren opnieuw opgeschud door strijd van sociale bewegingen en de rechtse krachten die zich daar tegen verzetten. Voorbeelden zijn legio. Massaopstanden in Bolivia, Peru, Argentinië enzovoort. Verkiezing van linkse presidenten zoals Lula in Brazilië en Chavez in Venezuela. Of de recente algemene staking in Chili zelf, het eerste massale arbeidersprotest sinds het verzet tegen de dictatuur in de jaren ’80. Onrust plaagt Latijns-Amerika aan het begin van de 21ste eeuw en de linkerzijde krijgt opnieuw historische kansen, maar om die kansen te grijpen mogen we de lessen uit het verleden niet vergeten.

Opkomst van de socialisten

De verkiezingen van 1958 bewezen al dat in Chili een gigantisch revolutionair potentieel bestond. Allende greep maar net naast de presidentsjerp, met slechts 30.000 stemmen minder dan zijn rechtse rivaal Alessandri. Tijdens diens regeerperiode stapelden de sociale tegenstellingen zich op. Een golf van stakingen spoelde over het land en discrediteerde de regering van Alessandri volledig. Dat was een waarschuwing voor de bourgeoisie, die een overwinning van de Socialistische Partij (SP) en de Communistische Partij (CP) in de verkiezingen van 1964 vreesde. Daarom schoven ze de nieuwe Christen-Democratische Partij (PDC) van Frei naar voren als alternatief. In de aanloop van de verkiezingen gebruikte zij vaak ‘linkse’ en revolutionaire retoriek om invloed te winnen onder de massa, vooral de boeren en de middenklasse. Hun slogan zegt genoeg: Revolutie in Vrijheid. Daarmee behaalde de bourgeoisie nogmaals een overwinning tegen het Volks Actiefront (FRAP) van de communisten en socialisten onder leiding van Allende.

Door hun revolutionaire lippendienst creëerde de PDC echter enorme verwachtingen die ze niet konden invullen. De ervaring van de regering-Frei toonde de onmacht en onwil van de liberalen om de meest dringende taken van de burgerlijk-democratische revolutie door te voeren (naar het voorbeeld van de Franse Revolutie: democratische rechten en vrijheden, nationale onafhankelijkheid, landhervorming, industriële ontwikkeling enzovoort). Hoewel de staat de controle verwierf over 51 procent van Amerikaanse koperbedrijven, bleef Chili verstikt onder de dominantie van het Amerikaanse imperialisme. De landhervorming kroop voort aan een slakkengang en andere programmapunten van de PDC, zoals staatsinterventie in de banksector, bestonden slechts op papier. De massa van arbeiders en boeren ging zo door de ervaring van de christen-democratie en verstond uiteindelijk wat het was: een grove leugen. Ze wilden een diepe transformatie van de samenleving, maar kregen slechts de voortzetting van de oligarchische en imperialistische dominantie, nu met een meer democratische façade. Het echte gezicht van de PDC toonde zich bij de brutale repressie van arbeiders en boeren, waarbij vele doden vielen.

Onder deze omstandigheden werkten socialisten en communisten opnieuw aan een eenheidsfront, de Unidad Popular (UP). Vanaf het begin was er echter al een probleem ingebakken in deze alliantie. Terwijl Allende en de socialisten oprecht geloofden in de socialistische omvorming van de maatschappij via parlementaire weg, hadden de ‘communistische’ leiders het socialisme naar een verre toekomst verbannen. Zij ijverden eerst voor een burgerlijk-democratische revolutie en waren constant op zoek naar een alliantie met de onbestaande progressieve vleugel van de bourgeoisie. Deze typisch stalinistische ‘twee-stadiatheorie’ (eerst burgerlijk-democratische revolutie, pas later socialistische) leidde keer op keer tot nederlagen voor de arbeidersklasse, bijvoorbeeld tijdens de Spaanse Revolutie in de jaren ’30 of bij de anti-imperialistische strijd in Indonesië tijdens de jaren ’40 tot ’60. Onder invloed van die theorie nam de UP ook allerlei kleinburgerlijke partijtjes en groepjes op met een zeer kleine basis onder de massa. De stalinistische leiders hadden evenwel belang bij de aanwezigheid van deze partijtjes in de UP, niet vanwege hun electorale belang maar als een excuus om geen socialistisch programma te moeten uitvoeren. “We kunnen niet te snel gaan, anders valt de coalitie uit elkaar.” Dit argument kennen we zelf maar al te goed van de Belgische socialisten in de regering.

Bij de verkiezingen van 1970 won Allende uiteindelijk met 36,3 procent tegen 34,9 procent voor Alessandri en 27,8 procent voor de PDC. Dit succes werd verworven op basis van de radicalisering in de Chileense samenleving en zou op zich ook weer een gigantische impuls geven aan de strijd van de onderdrukten tegen de heersende klasse en het imperialisme. De overwinning van Allende betekende het startschot van de Chileense Revolutie.

De UP had echter geen absolute meerderheid, wat rechts gebruikte om bepaalde voorwaarden op te leggen aan Allende. De leiders van de UP hadden toen twee keuzes: ofwel de chantage van de bourgeoisie verwerpen en een oproep doen aan de massa, openlijk het vuile spel aan de kaak stellen waarmee rechts de wil van het volk probeert te hinderen, betogingen organiseren in het hele land enzovoort; ofwel toegeven aan de druk en de opgelegde voorwaarden aanvaarden. Veel mensen waren verontwaardigd over de manoeuvres van de bourgeoisie tegen Allende. Die verontwaardiging had nog kunnen groeien als de leiding van de UP een campagne hadden gelanceerd waarin ze dit vuile spel en de belangen erachter hadden uitgelegd aan de massa. In juni 1970 dreigde de belangrijkste vakbondsfederatie, de CUT, al met een algemene staking. De omstandigheden waren rijp voor de mobilisatie van de werkende klasse om hun democratisch verkozen president te verdedigen en in dat proces bredere lagen van mensen te radicaliseren en hun bewustzijn te verhogen.

De UP-leiding koos evenwel de andere weg. Onder druk van Corvalan en de andere ‘communistische’ leiders sloot Allende een akkoord met de christen-democraten en aanvaardde hij het zogenaamde ‘verdrag van grondwettelijke waarborgen’, dat verbood ‘privé-milities’ te vormen en officieren te benoemen die niet naar de militaire academie waren geweest. Anderzijds mocht de regering geen wijzigingen aanbrengen in het leger en de politie, tenzij met de goedkeuring van het parlement, waar de burgerlijke partijen echter nog steeds de meerderheid hadden. Door dit verdrag te aanvaarden beloofde de UP-leiding eigenlijk de arbeidersklasse niet te bewapenen (geen vorming van arbeidersmilities) en geen volksofficieren te benoemen, maar gewoon het burgerlijke repressieapparaat (leger en politie) in stand te houden.

Illusies in het leger

Marxisten houden niet van geweld en wij zijn evenmin voorstanders van guerrilla als belangrijkste strijdmiddel. Maar we moeten wel realistisch blijven. Met hun compromis liet de UP de militaire arm van de heersende klasse intact. Anderzijds beloofden ze zelf geen gewapende arm van de arbeidersklasse te ontwikkelen. Hoe kan je dan de belangen van de arbeiders uiteindelijk laten zegevieren? De top van het leger is altijd met duizenden draden verbonden aan de bankiers, de grote industriëlen en de landeigenaars (geboorte, familie, onderwijs, economische belangen enzovoort). Zij zijn dus niet neutraal. Engels zei al dat de staat in laatste instantie een bende gewapende mannen is die de eigendom verdedigen. En de christen-democraten wisten dit maar al te goed toen ze deze voorwaarden aan de UP stelden. Als de socialistische regering te ver zou gaan in haar hervormingen, dan kon de bourgeoisie als laatste redmiddel het leger inzetten, wat uiteindelijk ook is gebeurd, met een zeer bloedige afloop.

De fundamentele fout van de UP-leiding was hun geloof in de neutraliteit van de burgerlijke staat ten opzichte van de klassenstrijd. Ze beweerden dat Chili een uitzondering was op de marxistische theorie over de staat, omdat het leger daar zogezegd democratische tradities had. Tot op het laatste moment voedden de generaals die illusies. Vlak voor de coup hield generaal Guzman nog een toespraak waarin hij bevestigde dat het leger “nooit zou breken met zijn traditie van respect voor de wettelijk gevormde regering.” Vooral de leiders van de ‘Communistische’ Partij hielden deze illusies in stand. In een artikel voor World Marxist Review (december 1970) benadrukte Luis Corvalan de uitzonderlijke aard van het Chileense leger, dat “zijn geest van professionalisme bewaarde, zijn respect voor de Grondwet en het recht.” Volgens hem was het foutief te beweren dat “zij loyale dienaars zijn van de imperialisten en de heersende klasse.” De UP-leiding poogde het leger te winnen voor hun project door de officieren te kalmeren met verzoenende woorden, medailles en loonsverhogingen.

Natuurlijk moeten socialisten alles in het werk stellen om het leger over te halen naar hun kamp. Dat doe je echter niet door op de officieren te steunen, maar wel door de gewone soldaten aan je kant te krijgen. Gewone soldaten komen immers zelf uit de ‘lagere’ klassen. In 1917 slaagden de bolsjewieken er niet alleen in de steun van de Russische soldaten te verwerven, maar zelfs de steun van soldaten in de imperialistische legers die Rusland binnenvielen om de revolutie te breken. Door de internationalistische politiek en propaganda van de bolsjewieken onder de buitenlandse troepen sloegen die aan het muiten en moest onder andere Groot-Brittannië haar soldaten terugtrekken omdat ze “geïnfecteerd waren met de bolsjewistische griep”, in de woorden van eerste minister Lloyd George.

In Chili was dit eveneens mogelijk. Veel soldaten en matrozen stonden sympathiek tegenover de UP. Om echter een solidariteitsbeweging in het leger op gang te brengen, is het noodzakelijk dat de soldaten overtuigd zijn van de standvastheid van de arbeidersleiding om de strijd te voeren tot het einde. Ze dienen erop te kunnen vertrouwen dat de kans van slagen reëel is. Zonder dit vertrouwen is de angst voor represailles door de officieren voldoende om hen in het gelid te houden. Maar juist van deze standvastheid lieten de socialistische leiders weinig blijken door hun weifelende houding tegenover de rechterzijde en de legerleiding.

Democratische hervormingen

Ondanks die weifelende houding begon de UP-regering onder druk van de massa met een hele reeks hervormingen, die hen steeds verder richting socialisme duwden. De artificiële opdeling die de stalinisten maakten tussen burgerlijk-democratische taken en de taken van de socialistische revolutie, werd tenietgedaan door de beweging van de massa. De regering van Allende nationaliseerde diverse industrieën: koper, kool, ijzer, textiel, de Amerikaanse multinational ITT enzovoort. Ze initieerde een hoop sociale hervormingen zoals gratis verdeling van melk voor schoolkinderen, bevriezen van de huurprijzen, loon- en pensioenverhogingen enzovoort. Op hun beurt gaven deze maatregelen een impuls aan de massabeweging. Plots zagen de meest achtergestelde en apolitieke lagen van de samenleving een regering die hún belangen vertegenwoordigde. Dat resulteerde in een golf van politisering en radicalisering in heel Chili. Toneelspelers en muzikanten trokken van dorp tot dorp om de bevolking te onderwijzen over het socialisme.

De sleutel tot de arme boeren is landhervorming. Op hun aandringen ging de UP over tot verregaande wijzigingen, zoals toenmalig minister van Landbouw Jacques Chonchol verklaarde (in ‘Chile America’ nr 25/26/27, p.27-28):

“Het eerste aspect dat de UP-regering moest aanpakken in haar landbouwbeleid was de versnelling van het proces van onteigeningen om de druk en onrust van de boeren te beantwoorden. Zij vonden immers dat al hun verlangens om toegang te krijgen tot land zo snel mogelijk bevredigd moesten worden, aangezien de nieuwe regering er een was van de werkende mensen.”

De grootgrondbezitters van hun kant begonnen met een systematische campagne van sabotage op het platteland. Ze lieten hun landerijen in de steek en ontmantelden de installaties op hun boerderijen. Velen financierden gewapende extreem-rechtse groepen om de landhervorming te weerstaan. Daaruit blijkt dat de heersende klasse zich van in het begin voorbereidde op een staatsgreep.

De enige manier om die reactionaire krachten te verslaan zou de bewapening van de arme boeren geweest zijn, georganiseerd in actiecomités voor landbezetting met steun van de linkse regering. Een dergelijke machtige beweging had de landeigenaars en hun gewapende bendes kunnen overwinnen met een minimum aan slachtoffers. De UP-leiding had echter geen enkel vertrouwen in het initiatief van de arme boeren en waren als de dood om “de reactie te provoceren”. Daarom verzetten ze zich koppig tegen alle ‘illegale’ landbezettingen en stuurden ze zelfs de politie er op af om “de orde te herstellen”. Ongetwijfeld gingen de boeren soms te ver en waren er inderdaad excessen zoals nodeloos bloedvergieten of het onteigenen van middelgrote boeren in plaats van grootgrondbezitters. Dit is echter logisch als de meest achtergestelde mensen aan hun lot worden overgelaten en geen georganiseerde leiding krijgen. De beste manier om zulke excessen te vermijden en het geweld tot een minimum te beperken is juist leiding geven aan de onteigening van de grootgrondbezitters en de overdracht van de eigendom naar de arme boeren op een georganiseerde manier te laten verlopen. Maar dat kon enkel als de socialistische leiders zelf het voortouw hadden genomen van die beweging.

Kans voor vreedzame revolutie

De maatregelen van de UP in het belang van de arbeiders en de boeren veroorzaakten een golf van enthousiasme, wat zich in de gemeenteraadsverkiezingen van 1971 duidelijk weerspiegelde. Terwijl Allende een jaar eerder slechts 36,3 procent van de stemmen haalde, kregen de partijen van de UP nu samen 49,7 procent. Deze radicalisering drukte zich ook uit in de verschijning van de ‘cordones industriales’, verkozen comités in de fabrieken en de arbeiderswijken, die dienden om hun verworvenheden te verdedigen tegen de rechterzijde. Eigenlijk waren zij embryonale organen van arbeidersmacht tegen de bestaande staatsmacht. Daarnaast ontstonden ‘comités voor voedselverdeling’, die niet alleen het voedsel verdeelden in de arme wijken, maar ook de prijzen bepaalden.

Wegens die sociale gisting begonnen de traditionele partijen van de middenklasse te splitsen. Zeven parlementsleden trokken bijvoorbeeld samen met een aanzienlijk deel van de jeugd uit de PDC om een nieuwe linkse partij te vormen die zich uitsprak voor “de constructie van het socialisme samen met de UP-regering”.

Alle objectieve voorwaarden waren vervuld voor een vreedzame omvorming van Chili. De heersende klasse was gedemoraliseerd en aarzelde. De massabeweging daarentegen verkeerde op een hoogtepunt en was bereid te strijden voor het socialisme. De middenklasse en vooral de kleine boeren keken met hoop naar de UP. De socialistische en communistische leiders bezetten sleutelposities in de overheid en genoten ook alle sociale legitimiteit die daarmee gepaard gaat. Zelfs in het leger had de UP een serieuze aanhang, niet alleen onder soldaten maar eveneens onder officieren. Allende mocht als president volksreferenda houden over alle belangrijke zaken of nieuwe algemene verkiezingen uitroepen. Een gunstigere situatie bestaat niet en toch slaagde de UP-leiding er niet in om die kans te grijpen en een beslissende slag toe te brengen aan de heersende klasse. In plaats daarvan vertrouwden ze blindelings in de ‘goede wil’ van de klassenvijand.

Burgerlijk tegenoffensief

De linkse regering verspeelde haar kans en daardoor was rechts opnieuw aan zet. Ze begonnen een smeercampagne in de media. Kapitalisten en landeigenaars saboteerden de economie. Washington stopte alle economische hulp aan de Chileense regering – maar zou later met een gerust hart het regime van Pinochet voorzien van de nodige middelen – en probeerde een wereldwijde boycot van Chileense koper (het belangrijkste exportproduct) te organiseren. Er kwam een tekort aan verscheidene goederen. De nationalisatie was bovendien slechts stukje bij beetje uitgevoerd zonder veralgemeende planning van de economie: de kapitalistische economie was nog steeds dominant. Al deze factoren zorgden ervoor dat de economie in moeilijkheden kwam, de inflatie begon te galopperen waardoor de loonsverhogingen teniet werden gedaan. Stilaan begon de sympathie van de middenklasse voor de nieuwe regering om te slaan in haar tegendeel.

De staking in oktober 1972 van de truckers tegen de regering startte het contrarevolutionair offensief. Deze truckers waren geen arbeiders die een vrachtwagen besturen voor een groot bedrijf, wel kleine eigenaars van vrachtwagens, dus deel van de middenklasse (2). De leider van de patroonsorganisatie van deze truckers was Leon Vilarin, een bekend extreem-rechts figuur en lid van de fascistische beweging Patria y Libertad. Zij leken zeer goed voorbereid op een lange ‘staking’, te goed voor een land met dergelijke economische problemen. Toen een journalist van Time magazine aan stakende truckers die een overvloedige maaltijd verorberden, vroeg waar ze het geld hadden gehaald om dit rijkelijk voedsel te betalen, antwoordden zij laconiek “van de CIA” (3).

Het Amerikaanse imperialisme draagt inderdaad een verpletterende verantwoordelijkheid in het Chileense bloedbad. In april 2003 gaf de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell nog toe dat Washington geen propere rol had gespeeld in de omverwerping van Allende. Dat het ministerie daarna publiekelijk afstand nam van deze uitspraak van haar hoogste functionaris, toont hoe gevoelig deze zaak nog steeds ligt.

De arbeidersbeweging zag het gevaar van de staking en antwoordde met massale mobilisaties ter verdediging van de regering. Daardoor moest de contrarevolutie opnieuw terrein prijsgeven. En hoe reageerden de leiders van de UP? Met een herschikking van de regering waardoor voor de eerste keer vertegenwoordigers van het leger het kabinet binnendrongen! Officieren gingen posten bekleden in de regering. Wegens hun reformistische kortzichtigheid verkwanselde de leiding de overwinning die de arbeiders met hun mobilisaties hadden behaald. Het leger werd binnengehaald als scheidsrechter in een gevecht dat al gewonnen was. Zelfs het Centraal Comité van de Socialistische Partij protesteerde tegen de beslissingen van Allende & co.

De maanden daarna ging de bourgeoisie opnieuw in de aanval. De media en rechtse politici fulmineerden tegen het tekort aan producten en de zwarte markt, hoewel de heersende klasse daar zelf voor verantwoordelijk was. In de legerbarakken staken rechtse samenzweerders de koppen bij elkaar. Maar ondanks de sabotage scoorde de UP tijdens de verkiezingen in maart 1973 een sterke 44 procent. De basis onder de arbeiders was intact gebleven en een deel van de boeren en middenklasse bleef hen steunen. Zij beschouwden de verkiezingsuitslag als een overwinning. Dat was het moment om in het offensief te gaan tegen de rechterzijde en de SP wilde dit ook… alleen kwam het offensief er niet. De arbeiders wachtten slechts op een woord van hun leiders om de straat op te gaan en de reactie te verpletteren. Ze riepen om wapens. Toch kregen ze enkel maar zoete woorden, mooie beloften en oproepen tot discipline, verantwoordelijkheid en sereniteit.

Gebrek aan vertrouwen in de massa

De verkiezingsresultaten van maart leken het uur der waarheid slechts uit te stellen. Als het van de leiding alleen had afgehangen, dan zou de contrarevolutie al een jaar voordien gezegevierd hebben. De gigantische macht van de arbeidersbeweging deed de reactionaire krachten echter aarzelen. In het rechtse Britse blad ‘The Economist’ (30/07/73) stond het volgende te lezen:

“Als het Chileense leger totnogtoe aarzelde, dan is dit niet te wijten aan een specifieke nationale traditie, maar aan de kolossale macht nu opgebouwd door de arbeidersbeweging.”

Door die macht ging de eerste poging tot staatsgreep, de ‘opstand van de tanks’ op 29 juni, volledig de mist in. In een tijdspanne van enkele uren gingen duizenden arbeiders in staking en bezetten ze fabrieken. Het volk stroomde samen voor het presidentiële paleis om Allende te steunen en gedurende meer dan vijf minuten kon hij geen toespraak houden door het oorverdovende gebrul van die massa. Ze eisten de sluiting van het parlement. De rechtse parlementsleden stonden te beven in de gang. En hoe reageerde Allende? Hij riep de arbeiders op om terug naar huis te gaan! De politie moest de arbeiders daarbij ‘helpen’. Dit gedrag van de regering gaf een nieuwe impuls aan de contrarevolutie en de truckers gingen opnieuw in staking. De arbeiders antwoordden met een algemene 24-urenstaking op 9 augustus. De wil om te vechten was aanwezig, maar de leiding had blijkbaar niet voldoende vertrouwen in haar achterban en gooide het daarom altijd op akkoorden met de rechterzijde.

Op 4 september, zeven dagen voor de coup, kwamen Chilenen in elke stad en dorp massaal samen om hun steun aan de regering te betuigen. In Santiago betoogden 800.000 mensen, velen met staven en stokken bewapend, terwijl ze slogans scandeerden zoals “Een harde hand, een harde hand, wij willen harde maatregelen”, “Creëer de macht van het volk” en “Allende, Allende, het volk zal je verdedigen!”. De arbeiders hadden nog steeds vertrouwen in hun leiding, aan wie ze wapens vroegen en een plan voor de strijd. Als ze echte wapens in hun handen hadden gekregen in plaats van stokken, dan had de geschiedenis van Chili er heel anders kunnen uitzien. Spijtig genoeg zagen hun leiders dit niet in (4). Ze riepen op om rustig naar huis te gaan, wat de beweging politiek ontwapende aan de vooravond van de coup.

Later verantwoordden sommige UP-leiders in ballingschap zich met excuses in de trant van “Als we terug zouden hebben gevochten, dan zouden er duizenden doden gevallen zijn.” De geschiedenis bewijst evenwel het failliet van zulke ideeën. Juist door hun gebrek aan daadkracht en hun wantrouwen in de massa veranderde Chili in een bloedbad. De beste elementen van de arbeiders en boeren verdwenen in de terreur van Pinochet, minstens 30.000 mensen werden vermoord, gefolterd, ontvoerd en vermist. Uiteraard verkiezen wij eveneens een vreedzame omwenteling zonder trauma’s, maar de geschiedenis leert ons een belangrijke les: geen enkele heersende klasse heeft ooit haar macht en privileges opgegeven zonder slag of stoot. Voor hen is democratie nooit een doel op zich, maar een middel om te heersen over de rest van de samenleving. Als dat middel niet langer volstaat en de werkende klasse zelf via democratische middelen dichter het socialisme nadert, dan aarzelt de bourgeoisie niet om de democratie als middel te verruilen voor de dictatuur. Chili is daarvan slechts één voorbeeld. De Chileense heersende klasse ging juist zo gewelddadig te werk doordat de kracht van de massabeweging hen zoveel schrik had aangejaagd en ze die beweging wilde onthoofden.

Tot het einde waren er nochtans mogelijkheden om de kansen in het leger tegen de rechterzijde te keren. Op 7 augustus was er nog een opstand van linkse matrozen die de staatsgreep wilden verijdelen. De socialisten hadden dus een basis onder de soldaten, maar ze lieten het na deze te benutten. Integendeel, Allende liet de opstandige matrozen bestraffen om zo de officieren te paaien. Pinochet daarentegen was zich heel bewust van de linkse sympathieën onder een aanzienlijk deel van zijn troepen. Op 11 september liet hij dan ook de meeste troepen in de barakken en maakte hij slechts gebruik van de meest rechtse en loyale soldaten. Allende bleef er echter tot het einde op vertrouwen dat de generaals de wet niet zouden breken. De macabere ironie van de geschiedenis wil dat hij kort voor de staatsgreep de generaals Guzman en Pinochet nog benoemde tot respectievelijk hoofd van de luchtmacht en van het leger. Zelfs toen de tanks al door de straten van Santiago rolden, vroeg Allende via de radio “aan alle arbeiders om jullie werkplaatsen niet te verlaten, om naar jullie fabrieken te gaan en om kalm en sereen te blijven.” Ondertussen probeerde hij vruchteloos Pinochet te contacteren via de telefoon…

Allende bleef tot het bittere einde achter in de ruïnes van het presidentiële paleis om te vechten tegen de contrarevolutie. Die moed maakte van hem een held en een martelaar van de arbeidersbeweging. Nochtans kan alle sympathie in de wereld niet omkeren wat er die elfde september 1973 gebeurde, noch Allende vrijspreken van de verantwoordelijkheid die hij hierin droeg. Als we oprecht eer willen betuigen aan Allende, en meer nog aan al die duizenden mensen die omkwamen door de hand van de militairen, dan zullen we eerst en vooral moeten leren uit deze ervaring en er de lessen uittrekken. In de woorden van de filosoof George Santayana: wie de geschiedenis negeert, is gedoemd dezelfde fouten te herhalen.

Dit is een herpublicatie van een artikel dat tien jaar geleden werd geschreven. We pasten enkel het jaartal aan in de titel. 

Voetnoten:
(1) Gepubliceerd in MO* september 2003
(2) Middenklasse verwijst in marxistische termen niet naar de omvang van het inkomen, wel naar de positie in de economie. Bij de genoemde truckers ging het om eigenaars van vrachtwagens, dus om middenklasse.
(3) In: William Blum (1995) ‘Killing Hope. U.S. Military and CIA Interventions Since World War II’, Common Courage Press.
(4) Op 11 september heeft de Communistische Partij nog wapens verdeeld, maar slechts op beperkte schaal, te laat en zonder een breed actieplan van massaverzet.