Al zes dagen weten Amerikaanse en Britse bevelhebbers de wereld te vertellen dat de zuidelijke havensteden Umm Qasr en Basra gevallen zijn. Het taalgebruik is weliswaar een beetje aangepast, dus werd ‘veroverd’ vervangen door het veel sympathieker klinkende ‘bevrijd’. Toch wordt dit goede nieuws keer op keer weerlegd door reporters ter plaatse. Vooral de meereizende BBC-reporters weten zich te onttrekken aan de invloed van de militaire en burgerlijke propagandamachines en weerleggen desinformatie en leugens.

Zelfs de benaming ‘Alliantie’ wordt wel eens vergeten. Op zulke momenten wordt gewoon gezegd wat iedereen reeds weet, namelijk dat dit een Amerikaanse onderneming is. De aanwezigheid van Britse en Australische troepen moet de schijn ophouden van een internationaal bevrijdingsleger. Nochtans wacht de wereld al sinds donderdag op de beelden van juichende Irakezen die hun ‘bevrijders’ met bloemen verwelkomen. In plaats hiervan krijgen we ziekenhuizen en gevangen GI’s te zien. Geen beelden van vreugde, maar van verdriet en vooral van kwaadheid.

De situatie rond Umm Qasr is wat dit betreft veelzeggend. Na zes dagen zouden de ‘geallieerden’ dan toch eindelijk dit provincienest van amper vierduizend inwoners onder controle hebben. Of wordt dit straks opnieuw weerlegd? Ook in Basra, waar de bevolking spontaan in opstand zou komen, stuit men op enorm verzet. Had men ons niet verteld dat het geregeld leger zich spontaan zou overgeven? Al vanaf de eerste dag zouden duizenden zich hebben overgeven. Wanneer de pers echter vraagt naar de locatie waar deze duizenden gevangen worden gehouden, krijgen ze het ongeloofwaardige verhaal te horen dat dezen het vechten hebben gestaakt en braafjes naar huis zijn gewandeld. In een land dat volop in oorlog is, met wapens en al? Wij denken van niet!

Objectief gezien zou het VS-imperialisme deze oorlog moeten winnen. Zijn vuurkracht en hoeveelheid troepen geven het de overmacht. Met de aanvang van de invasie gaf het echter overduidelijk zijn zwakke plekken bloot. De voorzichtigheid waarmee de generale staf de strijd laat voeren, bewijst hoe weinig populair deze oorlog is. In verschillende belegerde steden durft men zelfs niet de elektriciteitstoevoer en het telefoonnetwerk uit te schakelen. Uiteraard buit het Ba’ath-regime dit uit. Dit wil echter niet zeggen dat het Iraaks verzet enkel door partijgetrouwen en elitetroepen wordt gevoerd. Misschien is het inderdaad zo dat er gebruik wordt gemaakt van paramilitairen in burger. Televisiebeelden tonen dan weer dat diezelfde Irakezen die eigenlijk hun ‘bevrijders’ zouden moeten verwelkomen, zich hebben bewapend en bereid zijn hevig verzet te leveren. Waarschijnlijk hebben ze maar al te goed begrepen dat deze geallieerden hen niet alleen komen bevrijden van een moorddadig regime, maar tegelijkertijd ook van de rijkdommen van hun land.

In Basra en andere steden is men moeten overgaan tot een belegering. Noch het Ba’ath-regime, noch haar tegenstanders zijn duidelijk gediend met de aanwezigheid van dit bezettingsleger. Zelfs Britse en Amerikaanse officieren ter plaatse erkennen dat deze oorlog een ander karakter begint te krijgen: niet dat van een snelle bewegingsoorlog, waarbij de tegenstander zich massaal overgeeft, maar van een stedelijke belegering, waarbij de inlandse soldaten en de bevolking een guerrilla-achtige strijd voeren. Op verschillende plaatsen worden mariniers vervangen door Britse troepen die in Noord-Ierland ervaring hebben opgedaan in het bestrijden van een onzichtbare vijand in een dichtbevolkte stedelijke omgeving.

De grimmigheid van dit verzet blijkt uit de huidige leefomstandigheden binnen de belegerde gebieden. In de miljoenenstad Basra ligt de watertoevoer nu al dagen stil. Uit noodzaak is de bevolking verplicht ongezuiverd water te gebruiken uit de Shat t al-‘Arab (samengaan van Tigris en Eufraat). Vanzelfsprekend is een humanitaire ramp in de maak. De situatie zou nog veel erger zijn indien de overheid niet vóór het uitbreken van de oorlog aan elke inwoner een dubbel maandrantsoen voedsel had uitgedeeld. Laten we niet vergeten dat deze oorlog niet onvermijdelijk was.

Het is juist dat Saddam Hoessein en zijn regime ten val moeten worden gebracht, maar dit is niet de taak van een Amerikaanse regering, wiens leden en financiers hem jarenlang hebben gesteund en bewapend. De daaropvolgende twaalf jaren van embargo hebben dit regime enkel versterkt in het onderdrukken van zijn bevolking. Dat de bevolking zich verzet tegen haar ‘bevrijding’, is niet verwonderlijk, aangezien de jaren van honger, ziekte en luchtbombardementen nog vers in het geheugen zitten. Een volk dat in staat is om zich zo driest te verzetten tegen een buitenlandse veroveraar, is ook in staat om zich te bevrijden van een binnenlandse verdrukker. Dat dit nog niet eerder gebeurde is te danken aan die zo welwillende geallieerden die eerst Saddam Hoessein bewapenden tegen zijn eigen bevolking en deze vervolgens lieten verkommeren onder een moorddadig embargo.

Zelfs de woestijn laat weten dat een veroveringsleger niet gewenst is. Zandstormen laten de eens zo snel optrekkende troepenkonvooien stranden in dit onherbergzame gebied. Ook in de stad Nasiriya stuit dit invasieleger op grote weerstand. Tenzij de situatie een onverwachte wending neemt, zou de finale belegering van Bagdad wel eens in een apocalyptisch drama kunnen eindigen, zowel voor de Irakezen als voor de Britten, Amerikanen en Australiërs. De camera’s zitten de geallieerden op de hielen en net als in Vietnam kijkt de wereld toe. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat ze, net zoals het Russische leger met de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny deed, de boel regelrecht plat zullen bombarderen alvorens te bestormen. Dat zou de maskers niet enkel voorgoed afwerpen, maar zou ook een haat in deze regio planten tegen alles wat westers en Amerikaans is. Ook in de rest van de wereld zou zo’n brutaal bloedvergieten niet zonder gevolgen blijven. Het alternatief bestaat mogelijk uit straatgevechten tussen elkaar bekampende elitetroepen. Enkel een totale patstelling zou de geallieerde commandanten kunnen doen overgaan tot massale bombardementen. Zelfs frontale aanvallen op woonwijken zijn in dit scenario niet meer uit te sluiten.

Terwijl de VS en hun bondgenoten naar een zo snel mogelijke militaire overwinning streven, heeft het Iraaks regime de conclusie getrokken dat enkel het rekken van de strijd en het verleggen van het strijdtoneel van het militaire naar het politieke, hen nog mogelijkheden biedt. Hoezeer de Iraakse bevolking ook het Ba’ath-regime haat, het is duidelijk dat velen niet van plan zijn dit in te ruilen voor een Amerikaans marionettenregime. De wereldbevolking kijkt toe hoe het Amerikaanse imperialisme haar zoveelste schanddaad begaat. Hoe lang zullen we dit nog tolereren?