Inhoudsopgave

4. De Putsch van Kapp

Nu de onmiddellijke dreiging van revolutie was weggeëbd en de arbeidersraden zich begonnen te ontbinden achtte de burgerij de tijd rijp om ook komaf te maken met de regering van Ebert, Scheidemann en Noske. Op 13 maart vielen troepen van de Ehrhart brigade en de Baltikum brigade onder leiding van generaal von Lüttwitz

Berlijn binnen om een militaire dictatuur te vestigen. Wolfgang Kapp, een stichter van de vroegere Vaderland partij werd aangesteld als de nieuwe kanselier.

Noske gaf in zijn functie als opperbevelhebber de officieren van de Reichswehr de opdracht om de rebellie neer te slaan. Dat werd vierkant geweigerd. De opperbevelhebber generaal Hans von Seekt zegde eenvoudigweg dat hij op “onbepaald verlof” vertrok. Om zijn vel te redden vluchtte de regering weg van Berlijn, eerst naar Dresden, waar een generaal van het Freikorps dreigde het hele kabinet onder arrest te plaatsen, dan naar Stuttgart.

Uit zelfbehoud deden de leiders van de SPD, de USPD en de vakbonden een oproep aan de arbeiders om deze militaire coup te verijdelen en om de republiek te verdedigen. Er kwam een algemene staking die Berlijn zo plat legde dat Kapp geen enkel secretariaat of drukkerij kon vinden die het decreet wilde bekend maken dat hij de macht had overgenomen!

Op een volkomen uiterst-linkse wijze publiceerde de jonge KPD een verklaring die de arbeiders opriep om neutraal te blijven vermits het “een gevecht was tussen twee vleugels van de contrarevolutie.” Binnen de 24 uur werden ze gedwongen om hun standpunt 180° te veranderen. De Duitse arbeiders waren vastberaden om de militaire coup te verslaan en deelnemen aan de strijd was het enige alternatief dat overbleef voor de communisten.

De staatsgreep was een schok die heel het land in beweging bracht. Vanuit Berlijn verspreidde de staking zich spontaan naar de Ruhr, midden-Duitsland en Beieren. De tegenbeweging was zo sterk dat in nagenoeg alle steden en dorpen de militairen verdreven werden door massabetogingen van de arbeiders en de middenklassen. De weerstand tegen generaal von Lüttwitz bereikte een ongeziene omvang.

In de Ruhr begonnen de arbeiders aan de uitbouw van een “Rood leger”, dat de troepen van de Reichswehr op de vlucht joeg. Men schat dat ze 50.000 man sterk waren en uitgerust met de modernste wapens en artillerie. Voor een hele tijd werden zij de baas over de Ruhr.

Overal gingen arbeiders tot de actie over. In Chemnitz bijvoorbeeld bezetten gewapende arbeiders het postkantoor, het spoorwegstation en het stadhuis. Ze stelden een gemeentebestuur aan bestaande uit tien leden van de KPD, negen van de SPD, één USPD en één Democraat. De bevoegdheid van dit bestuur reikte tot over een straal van 50 kilometer in de omtrek.
In juli 1936, toen het Spaanse proletariaat in verzet kwam tegen de revolte van Franco, gebeurde iets gelijkaardigs. Zowel in Duitsland als in Spanje hadden de arbeiders gemakkelijk de macht kunnen grijpen indien er een revolutionaire leiding was geweest.

Lenin vergeleek de Kapp-putsch met de poging tot staatsgreep in augustus 1917 in Rusland. Ook daar probeerden de krachten van de contrarevolutie de regering van Kerensky omver te werpen en het oude tsaristisch regime te herstellen. In tegenstelling tot de KPD waren de bolsjewieken de eersten die zich in de strijd gooiden om de revolutie te verdedigen. Hierbij vormden ze een eenheidsfront met de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen om de reactie te verslaan. Dat de KPD in dergelijke omstandigheden eerst opriep om neutraal te blijven in de strijd was een kapitale blunder. Dergelijke uiterst-linkse onzin dreef een wig tussen de communisten en de sociaaldemocratische arbeiders en de gewone vakbondsleden.

Verschuiving naar links

Na wat er gebeurd was tijdens de Kapp-putsch kwamen er grote verschuivingen in het politieke landschap. Na zijn mislukking nam Noske ontslag. In juni 1920 werd de USDP de tweede grootste partij in de Reichstag met 81 verkozenen; in de landstagen van Saksen, Thüringen en Brunswick waren ze de grootste partij. Het aantal leden was spectaculair gegroeid tot 800.000. Ze publiceerden 55 dagbladen. In de verkiezingen voor de Reichstag haalde de USPD 4.895.000 stemmen, meer dan het dubbele van haar resultaat in januari. Door de verschuiving naar links bij de massa’s verloor de SPD de helft van haar stemmen vergeleken met januari, maar bleef wel de grootste partij met 5.614.000 stemmen. Aan de andere kant van het politieke spectrum verdubbelde het stemmenaantal van extreemrechts eveneens, ten koste van de liberalen, wat op een groeiende polarisatie wees in Duitsland.

In Beieren werd premier Johannes Hoffmann niet beloond voor zijn vroegere contrarevolutionaire activiteiten. Generaal von Nohl zette de SPD aan de deur en vestigde een nog rechtser regime. In de Ruhr weigerden de gewapende arbeiders die er in geslaagd waren de Freikorpsen en de Reichswehr te verdrijven hun wapens in te leveren, zoals de regering vroeg.

De nieuwe coalitieregering onder leiding van de SPD-er Hermann Müller besliste om regeringstroepen –die voordien geweigerd hadden om tegen Kapp te vechten- te sturen. Met enthousiasme en veel brutaliteit “herstelden zij orde in de Ruhr.” Honderden werden gedood en nog honderden meer geëxecuteerd om de “normaliteit” te herstellen.

Het ontstaan van een massale communistische internationale

Het jaar 1920 was een keerpunt, niet alleen voor de KPD, maar ook voor de communistische internationale. Het stichtingscongres van de derde internationale had in maart van het vorig jaar de fundamentele principes neergelegd van de socialistische revolutie en van de Sovjetmacht. Het succes van de bolsjewieke revolutie had nu grote invloed gekregen binnen de massapartijen van de sociaaldemocratie en grote groepen binnen die partijen wilden aansluiten bij de nieuwe internationale. Er werden onderhandelingen geopend over toetreding met een hele reeks massaorganisaties van de arbeiders: de Independent Labour Party in Groot Brittannië, de Franse socialistische partij, de USPD in Duitsland, de Italiaanse socialistische partij en tal van anderen.

De kans bestond om een massale communistische internationale te creëren. Maar het gevaar bestond dat met de basis ook tal van reformistische en centristische leiders zouden aansluiten, enkel met de bedoeling hun geradicaliseerde basis onder controle te houden. Om alleen de echte revolutionairen als leden aan te trekken en hen te scheiden van hun opportunistische leiders formuleerde de Komintern 18 voorwaarden voor toetreding tot de nieuwe internationale. Toen bleek dat sommige opportunistische leiders bereid waren zelfs die strikte voorwaarden te aanvaarden, werden er drie nieuwe toegevoegd om hen effectief uit te sluiten.

De KPD was, ondanks een uiterst linkse afsplitsing, gegroeid van 3 à 4000 leden in januari 1919 tot 78.000 vlak na de Kapp-putsch. Ze was toch nog klein in vergelijking met de twee andere massapartijen, die elk bijna een miljoen leden hadden. Onder invloed van de gebeurtenissen waren de leden van de USPD zich aan het verwijderen van het reformisme en gingen ze in de richting van het marxisme. Op haar congres van maart 1919 had de USPD zich uitgesproken voor de dictatuur van het proletariaat en voor een sovjetregering. In december braken ze met de tweede internationale en begonnen ze onderhandelingen met de Komintern. In oktober 1920 stemde het congres van de USPD in Halle om de 21 voorwaarden te aanvaarden, na een toespraak van vier uur van Zinoviev, de voorzitter van de Komintern. Nadien begonnen de onderhandelingen met de KPD om door fusie een eengemaakte communistische partij te vormen. Toen dat in december gelukt was telde de nieuwe partij een half miljoen leden. De Duitse communistische partij was nu een echte massapartij geworden, die onder leiding van de Komintern voorbereidingen begon te treffen voor de socialistische revolutie in Duitsland.

In december stemde de 140.000 leden sterke Franse socialistische partij voor toetreding tot de nieuwe internationale. Het volledige apparaat van de oude socialistische partij, haar hoofdkwartier, haar secretariaat, haar dagblad L’Humanité met een oplage van 200.000 werden wapens van de nieuwe communistische partij. In Tsjecho-Slowakije werd ook een communistische massapartij gevormd; ze telde 350.000 leden. Bij de splitsing van de Italiaanse socialistische partij vervoegden 50.000 leden de nieuwe communistische partij.

Deze massapartijen ontstonden niet uit kleine sectaire groepen aan de rand van de arbeidersbeweging, maar ontsproten uit de traditionele massaorganisaties van de werkende klasse. Zij waren beïnvloed door de politieke beroering ten gevolge van de collosale gebeurtenissen van dit tijdperk. De grote meerderheid van de arbeiders leren niet uit de theorie, maar uit ervaring. Ze hebben de neiging om de weg van de minste weerstand te kiezen en vertonen een enorme loyaliteit tegenover hun traditionele organisaties die ze gedurende vele generaties hebben opgebouwd. Het was als gevolg van gigantische gebeurtenissen dat deze traditionele organisaties binnenstebuiten gekeerd werden, dat het reformisme gecompromitteerd geraakte en dat de leden zich in de richting van het oprechte marxisme bewogen.

Op het eerste congres van de communistische internationale in maart 1919 heerste nog de hoop dat de Europese revolutie vlug zou doorbreken. In 1920, toen het tweede congres bijeenkwam was het duidelijk geworden dat een meer ernstige organisatorische en politieke voorbereiding nodig was opdat het proletariaat overwinningen zou behalen in West-Europa. Samen met de oprichting van communistische massapartijen was er de dringende behoefte om hen op te leiden in revolutionaire strategie en tactiek. In de woorden van Trotski: “De kunst van de tactiek en de strategie, de kunst van de revolutionaire strijd kan enkel door ervaring aangeleerd worden en door kritiek en zelfkritiek… de strijd voor de revolutionaire machtsovername heeft zijn eigen wetten, zijn eigen gebruiken, zijn eigen tactieken, zijn eigen strategie. Wie die kunst niet meester wordt zal nooit van de overwinning proeven.”

Lenins strijd tegen de uiterst-linkse kinderziekte

In 1919 en 1920 ontstonden vele uiterst-linkse tendensen in de rangen van de nieuwe communistische partijen. Ze waren een uiting van revolutionair ongeduld, wat weer een logische reactie was op de opportunistische daden van de oude reformistische leiding. De uiterst-linksen probeerden een kortere weg naar succes te vinden. Ze slaagden er niet in om te begrijpen hoe sterk de invloed van het reformisme op de massa’s was en dat er geduldig werk nodig was om komaf te maken met de illusies van de massa’s.

Een van Lenin’s belangrijkste werken De kinderziekte van het linkse communisme was aan dit probleem gewijd. Lenin zag de uiterst-linkse tendensen als een natuurlijk probleem dat optrad in de nieuw gevormde communistische partijen, waarvan de leden waren gewonnen in een onverzoenlijke strijd tegen het kapitalisme en degenen die het verdedigden. Hij vergeleek het met kinderziekten die een noodzakelijke fase zijn bij het opgroeien. Het boek van Lenin was, samen met de discussies op het tweede congres bedoeld om de leiders van de verschillende bolsjewieke partijen te instrueren in de tactieken en de methoden van het bolsjewisme. Voor de kinderachtige “linksen” en sectairen van vandaag, die alle vergissingen van het verleden herhalen, blijven deze ideeën en geschriften een gesloten boek. Zo legde Lenin de zaak uit:

“Het lijdt geen enkele twijfel … dat degenen die de tactieken van het revolutionaire proletariaat proberen af te leiden van principes als: “De communistische partij moet haar doctrine zuiver houden en volkomen vrij van besmetting zijn door het reformisme: haar taak is het om de weg vooruit te tonen, zonder stoppen of draaien rechtstreeks naar de socialistische revolutie” onvermijdelijk grove fouten zullen maken.

De communistische leiding kreeg de opdracht zich te vaccineren tegen deze linkse kinderziekte door de methodes, strategieën en tactieken van het bolsjewisme te leren. Zo zouden ze gewapend zijn voor de revolutionaire strijd die zich aan het ontwikkelen was in de belangrijke kapitalistische landen en in het bijzonder in Duitsland.

Na de eenmaking van de nieuwe partij werd een centraal comité verkozen onder de gedeelde leiding van Ernst Daeumig en Paul Levi, die een dichte vriend was geweest van Rosa Luxemburg. Op aandringen van Levi werd de uiterst-linkse groep uit de partij gezet. Ze vormden de “Duitse communistische arbeiderspartij” (KAPD) die een kortstondig bestaan kende. In februari 1921 nam Levi ontslag uit de partijleiding, nadat hij het hevig oneens was met de beslissing van de Komintern om de Italiaanse socialistische partij te splitsen. In zijn plaats kwamen Brandler, Meyer, Frölich en Thalheimer.

Om de KPD bij te staan had de Komintern de Hongaarse leider Bela Kun, na het bloedig neerslaan van de Hongaarse sovjetrepubliek, naar Berlijn afgevaardigd. Maar als leider van die republiek had Bela Kun grote fouten gemaakt. Ook hij was besmet met veel uiterst-linkse standpunten. Dergelijke tendensen werden in de hand gewerkt door Zinoviev, de voorzitter van de Komintern, net als door Bukharin en Radek die de defensieve strijd van de SPD-organisaties met hoon bedachten.

Het “maart-offensief”

Op aandringen van de afgevaardigden van de Komintern keek de nieuwe leiding meer en meer uit naar een confrontatie met het Duitse kapitalisme. Hun blind ongeduld leidde tot de nieuwe theorie van het zogenaamde “offensief”. De essentie van deze hele theorie was dat de voorhoede –de KPD- door haar eigen acties in staat zou zijn het passieve proletariaat de schok te geven die nodig was om hen tot revolutionaire strijd over te halen.

In Duitsland was de toestand zeer gespannen nadat Franse troepen Düsseldorf hadden bezet omdat de regering er niet was in geslaagd de volledige herstelbetalingen te storten die waren overeengekomen na de nederlaag in de eerste wereldoorlog. Rote Fahne, het belangrijkste partijorgaan van de KPD schreef: “De arbeiders van midden-Duitsland zijn niet onder de indruk van de geruchten die wijzen op het gevaar van een putsch en de bewering dat er een sfeer van apathie zou ontstaan zijn bij de Duitse arbeiders.”

Op 27 maart namen de Duitse leiders de beslissing om een revolutionair offensief te lanceren als steun van de mijnwerkers van midden-Duitsland. Hun mijnsite in Mansfeld werd bezet door veiligheidspolitie “om sabotage en aanvallen op het management te verhinderen.” Deze provocatieve bezetting gebeurde in opdracht van Otto Horsing, de SPD-president van Saksen in een poging om de streek te pacifiëren en de communistische invloed terug te dringen. De mijnwerkers organiseerden een gewapend verzet onder de leiding van Max Hoelz, een heldhaftig revolutionair figuur die vroeger uit de KPD was gezet. De KPD riep de arbeiders over heel Duitsland op om de wapens op te nemen en de mijnwerkers ter hulp te komen. Ze hadden de stemming van de bevolking compleet verkeerd ingeschat en de actie bleef voornamelijk beperkt tot midden-Duitsland.

Uit moedeloosheid probeerde de partij de arbeiders tot de actie te provoceren. Ze zonden Hugo Eberlein, een leider van de KPD, naar midden-Duitsland “om een opstand uit te lokken.” Volgens verschillende bronnen ging hij zo ver om de fake ontvoering van KPD leiders te plannen, munitiedepots te dynamiteren, een arbeiderscoöperatieve in Halle op te blazen en de politie daarvan de schuld te geven in de hoop dat dit de woede van de arbeiders zou opwekken. Gelukkig kwam van deze knotsgekke plannen weinig terecht. Groepen communistische arbeiders bezetten de Lena Werke en deden een solidariteitsoproep, maar werden na een bittere confrontatie verdreven. De communistische partij organiseerde een bezetting van de dokken in Hamburg in steun voor een gedeeltelijke staking, maar werd op haar beurt vrij vlug verdreven. De arbeiders bleven passief en lieten de leden van de KPD het alleen uitvechten met de politie.

Het beruchte “maart offensief” resulteerde in honderden doden. Duizenden belandden door hun engagement in de gevangenis. Deze uiterst-linkse waanzin vergrootte de kloof tussen vele goede communisten en de basis van de reformistische partijen. In korte tijd waren er 200.000 leden die gedegouteerd de KPD verlieten.

Een paar dagen na het debacle publiceerde Paul Levi een bittere aanval op de werkwijze van de partij, die in grote lijnen correct was. Hij maakte de fout om deze kritieken buiten de partijorganen te publiceren. Hierop volgde een strafsanctie en uiteindelijk zijn uitsluiting uit de partij.

Lenin was uiterst bezorgd over het putschisme van de KPD en veroordeelde scherp degenen die er verantwoordelijk voor waren. “De standpunten van Thalheimer en Bela Kun zijn volkomen verkeerd… Het kan vreemd klinken dat een vertegenwoordiger van het uitvoerend bestuur van de Komintern een krankzinnige uiterst-linkse tactiek van onmiddellijke actie voorstelt “om de Russen te helpen”. Maar ik kan dit zonder moeite geloven; deze vertegenwoordiger (Bela Kun) is dikwijls veel te links.”

De politiek van het eenheidsfront

Op het derde congres van de Komintern in juni 1921 voerden Lenin en Trotski beiden een grondige strijd tegen de zogenoemde “theorie van het offensief” en de drogredenen om de maartactie goed te praten. Het congres erkende ook dat er een nieuwe internationale situatie was ontstaan. De eerste revolutionaire golf was nu gaan liggen en het kapitalisme was er in geslaagd zich tijdelijk te stabiliseren. “ In 1919,” sprak Trotski “zegden we dat revolutie een kwestie van maanden was; nu spreken we wellicht in termen van jaren.” Vermits de onmiddellijke strijd voor de machtsovername tijdelijk verdaagd was moest de tactiek van de Komintern beheerst worden door de politiek van het eenheidsfront: zich wijden aan de dagelijkse strijd van de arbeiders voor betere lonen en arbeidsomstandigheden en de basis van de reformistische partijen daarin betrekken. Het eenheidsfront had de bedoeling de arbeidersorganisaties te verenigen in de strijd tegen een gemeenschappelijke vijand. Het betekende niet dat de communisten punten uit hun programma moesten laten vallen of dat onderlinge kritiek verboden was. In essentie hield het in: werk verder op basis van je eigen programma, maar als je de strijd aangaat doe het dan samen. Het was net door gezamenlijke strijd van de massaorganisaties dat de KPD de superioriteit zou kunnen aantonen van haar militante tactieken tegenover de begrenzingen van het reformisme. In dit nieuwe tijdperk van tijdelijke en relatieve stabiliteit moesten de communistische partijen hun activiteit in deelgevechten opvoeren om zo de meerderheid van de arbeidersklasse voor hun programma te winnen. Samengevat was het geen zaak van de macht veroveren, maar van de massa’s veroveren. De nieuwe slogan van de KPD werd: “naar de massa’s!”

De koerswending van de Duitse communisten in de richting van het eenheidsfront zorgde voor een gestadig herstel van de invloed van hun partij. Het jaarlijks verslag dat ze afleverden op het congres van Leipzig maakte gewag van een grote vooruitgang, zowel bij de vrouwen als bij de jeugd, de coöperatieven en de vakbonden. Naast haar uitgeverij beschikte de partij nu over 38 dagbladen en tal van week- en maandbladen. Ze hadden 12.000 gemeenteraadsleden, behaalden een absolute meerderheid in 80 steden en waren de grootste partij in 170 andere. In de vakbonden hadden ze ongeveer duizend georganiseerde fracties en 400 leden die leidinggevende posities bezetten.

Zelfs een uiterst-links figuur als Ruth Fischer gaf toe: “In de tweede helft van 1922 was de partij aan het groeien in aantal en invloed. In het derde kwartaal van 1922 waren er 218.555 leden, een scherpe toename ten opzichte van de 180.443 het vorige jaar, net na de maartbeweging. De KPD was veruit de grootste communistische partij in West-Europa.

Op 24 juni 1922 werd Walter Rathenau, de minister van buitenlandse zaken, vermoord door de extreemrechtse groep “Organisation Consul”, een bende vroegere officieren uit het leger. Er ontstond een brede stroming van afkeer, en net als na de Kapp-putsch een beweging naar gezamenlijke acties van de arbeiders in eenheidsfront, die de KPD maximaal benutte. Een reusachtige betoging, op 4 juli georganiseerd door alle arbeidersorganisaties werd een eclatant succes. Het was een gelegenheid voor de KPD om in praktijk de superioriteit van militante politiek en leiding te bewijzen. Maar net om deze reden verbrak de SPD de relatie met de communisten vier dagen later.

 

RECHTS

LINKS

Aantal politieke moorden

354

22

Aantal veroordeelden voor die moorden

24

38

Doodvonissen

0

10

Vrijgesproken moordenaars ondanks bekentenis

23

0

Politieke moordenaars die later promotie kregen in het leger

3

0

Gemiddelde lengte van de gevangenschap

4 maanden

15 jaar

Op het zelfde ogenblik begon de inflatie te stijgen. Opeenvolgende regeringen hadden gedurende jaren geld laten bijdrukken om het tekort op hun budget te delgen en dit had de munt compleet ondermijnd. In juni was er 30 mark nodig om een dollar te kopen. Tegen december was dat 8.000 mark en in januari had je 18.000 mark nodig voor één dollar. Dit zorgde voor een schokeffect, niet alleen bij de arbeiders maar ook bij de middenklassen. Vooral degenen waarvan het maandelijkse inkolen een vast bedrag was stevenden recht op het faillissement af.

In deze periode was de Duitse burgerij meer en meer vastbesloten om al de toegevingen die ze aan het proletariaat had moeten doen na de novemberrevolutie terug te draaien. Die toegevingen die de kapitalisten onder dreiging van de revolutie hadden moeten doen waren aanzienlijk: aanvaarding van de vakbonden, belofte om de “gele”bedrijfsbonden niet langer te steunen, oprichting van syndicale delegaties in de bedrijven, algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen, alle gedemobiliseerde soldaten kregen het recht om hun werk terug op te nemen, en een arbeidsduurverkorting tot acht uren per dag. In oktober 1922 begon de Duitse burgerij aan de voorbereiding van haar offensief. De machtige industrieel Fritz Thyssen schreef een open brief aan de regering: “De redding voor Duitsland kunnen we enkel bereiken als de tienurendag opnieuw wordt ingevoerd.” De vorige minister Dernburg brieste: “elke achturendag is een nagel aan Duitsland’s doodkist.”

Twee weken later verklaarde Hugo Stinnes, een andere belangrijke industrieel:

“Ik aarzel niet om te zeggen dat de Duitse bevolking twee uur per dag langer zal moeten werken voor de volgende 10 tot 15 jaar…..De eerst voorwaarde voor elke succesvolle stabilisering is volgens mij dat conflicten over lonen en stakingen voor lange tijd worden uitgesloten…. We moeten de moed hebben om tegen de bevolking te zeggen: “heden en voor een zekere tijd zullen jullie overuren moeten presteren, zonder ervoor betaald te worden.”

De krijtlijnen van het gevecht waren getrokken. Om het Duitse kapitalisme terug op de been te krijgen werd de levensstandaard drastisch verlaagd door het invoeren van hongerlonen. Terwijl hyperinflatie toesloeg en de staatskas op het faillissement afstevende kwam de regering van Wirth, een coalitie van SPD met de Liberalen, ten val. Ze werd opgevolgd door een rechtse burgerlijke regering, geleid door Wilhelm Cuno, de bestuurder van de Hamburg-Amerika lijn.