Vandaag zien we op talrijke gebieden, gaande van automatisering over groene energie tot informatietechnologie een bevestiging van Marx ’s bewering: dat de maatschappelijke productieve krachten in een zeker stadium in conflict komen met de manier waarop de maatschappij georganiseerd is. Deze impasse wordt door hedendaagse economen de 'economische singulariteit' genoemd, en toont duidelijk aan dat het systeem niet langer werkt.

 

 

 

 

'singularity' = singulariteit (zelfstandig naamwoord).

  1. Is een punt waarin een functie niet bestaat en een oneindige limiet heeft. In de fysica komt dit vooral voor in de ruimte-tijd , wanneer de materie oneindig dicht is, zoals in de kern van een “zwart gat”.

  2. Een hypothetisch moment in de tijd wanneer artificiële intelligentie en andere technologieën zo vooruit lopen dat de mensheid een dramatische en onomkeerbare verandering ondergaat.

“ misschien is deze singulariteit al opgetreden en hebben we het niet gemerkt”

 

“In een zeker stadium van ontwikkeling, komen de materiële productieve krachten in conflict met de bestaande productieverhoudingen of – dit drukt enkel hetzelfde uit in legale termen – met de eigendomsverhoudingen binnen het raamwerk van waarin ze tot nu toe werkten. Van vormen van ontwikkeling van de productieve krachten zijn die omgeslagen tot belemmeringen van ervan. Dan begint er een tijdperk van revolutie.” (Karl Marx: een bijdrage tot de kritiek op de politieke economie – voorwoord).

 

In dit stukje somt Marx in een notendop de materialistische methode tot analyse van de geschiedenis op. In laatste instantie is de drijvende kracht in de geschiedenis de noodzaak om de productieve krachten verder te ontwikkelen – van technologie en techniek, industrie en landbouw, tot wetenschap en cultuur.

 

Deze ontwikkeling zal echter op een bepaald punt een hindernis bereiken voor de productiewijze – d.i. voor de maatschappelijke eigendomsverhoudingen. Onze bekwaamheid om te produceren komt dan in conflict met de manier waarop de maatschappij georganiseerd is, met de vormen van economische verdeling, met de wetten en instellingen die het eigendomsrecht en het privébezit verdedigen. Op zulke ogenblikken is, zoals Marx benadrukt, een revolutie nodig om deze hindernissen van de maatschappelijke ontwikkeling weg te nemen.

 

Vandaag wordt steeds meer erkend dat het kapitalistische systeem een stadium heeft bereikt, zoals het door Marx beschreven werd. In het bijzonder heeft de kwestie van automatisering en artificiële intelligentie (A.I.) geleid tot een toenemende bezorgdheid over de mogelijkheid van 'technologische werkloosheid', waarbij miljoenen mensen worden verwezen naar de schroothoop. Ze vinden geen werk omdat ze overbodig gemaakt zijn door moderne machines, robots en computers.

 

Zoals de auteur Colum Chace in zijn boek The Economic Singularity: Artificial intelligence and the death of capitalism (2016) schrijft, zijn we in sneltempo een kritiek punt aan het naderen, een zogenaamde 'economische singulariteit', waar de technologie zo snel ontwikkelt dat de arbeiders niet kunnen volgen. Meer onderwijs of herscholing zullen hier niet aan kunnen verhelpen. Mensen zullen afgeschreven zijn voor het kapitalistische productieproces. Chase noteert, zoals Marx 150 jaar geleden deed in zijn meesterwerk Het Kapitaal, dat deze 'economische singulariteit' een tegenstelling vormt binnen het kapitalisme, daar het de lonen van de arbeiders zijn –die ze ontvangen voor het geleverde werk- die uiteindelijk de markt vormen voor de geproduceerde goederen. Wanneer er geen arbeiders zijn (en dus geen lonen) van waar zal dan de vraag komen naar de producten van de kapitalisten? Wie zal de overvloed aan dingen kopen die een leger robotten onafgebroken uitspuuwt? Op haar beurt schept deze economische tegenstelling ondraaglijke sociale en politieke spanningen omdat de rijkdom in de maatschappij accumuleert in steeds minder handen – in de handen van degenen aan de top, de bezitters van de technologieën en industrieën waarin automatisering en machines het meest voorkomen. Vandaar de trendy oproep aan politici, met vragen zoals een 'universeel basisinkomen' dat belooft om de meest in het oog springende excessen en ongelijkheden onder het kapitalisme te verlichten, zonder het gebroken status quo fundamenteel in vraag te stellen.

 

Arbeid is de uiteindelijke bron van alle nieuwe waarde – en tegelijkertijd ook de bron van de winsten van de kapitalisten. Machines scheppen geen waarde, maar zorgen enkel voor de omzetting van de ingebrachte materialen in een afgewerkt product. Zonder enige arbeid in het productieproces zal de spreekwoordelijke kip met de gouden eieren geslacht worden. De huidige productiemiddelen hebben de potentie om het werk te automatiseren, drastisch de arbeidstijd te verkorten en een wereld van overvloed voor iedereen te maken. Maar deze mogelijkheid zal verstikt worden door de aard van het kapitalistische systeem, een systeem gebaseerd op het privébezit van rijkdom en technologie in de maatschappij en van productie uit winstbejag. We herhalen hier Marx’ bewering: de materiële productieve krachten in de maatschappij zijn in conflict gekomen met de eigendomsverhoudingen in het raamwerk waar ze tot nog toe werkten.

 

De ineenstorting

 

Het idee van een 'economische singulariteit' beschrijft duidelijk wat er gebeurt in de meest algemene zin. Zoals de hoger vermelde definitie uitlegt: in de taal van de wiskunde is een singulariteit een punt waar bepaalde waarden in een vergelijking oneindig worden en zo de instorting van bestaande modellen en wetten veroorzaken. Oneindig kan in de wiskunde zowel oneindig groot als oneindig klein betekenen. In dat geval spreekt men ook van 'naderen tot nul'.

 

De economische singulariteit die Chase beschrijft, is het resultaat van het feit dat de maatschappelijke productieve krachten de oneindigheid benaderen. Dan is er de mogelijkheid om te komen tot wat Marx een staat van super-overvloed aan productie van goederen noemt. Of om het anders te stellen, we zijn een “oneindigheid” aan het bereiken, een punt waar de nodige arbeidstijd om waarden te produceren, snel tot nul uren daalt.

 

In de kosmologie is er de hypothese dat een singulariteit van compacte materie bestaat in de kern van de zogenaamde 'zwarte gaten'. Dat zijn massieve sterren die ingestort zijn en zo lichamen geschapen hebben met een zwaartekracht die zo sterk is dat zelfs licht er niet aan kan ontsnappen. Er wordt verondersteld dat amme gekende natuurwetten in dit vreemde punt alle gekende natuurwetten niet langer werken.

 

Op dezelfde manier zullen de wetten en de dynamiek van het kapitalistische systeem in elkaar vallen wanneer de productieve krachten deze oneindigheid van algemene en oneindige overvloed, van volle automatisering en nul uren arbeidstijd benaderen. Daar de waardewet, zoals uitgelegd door Marx, betekent dat wanneer de arbeidstijd noodzakelijk in de productie tot nul nadert, dat ook zo zal zijn voor de schepping van waarde. Maar indien de algemene waarde van waren nul wordt, dan zal de winst – gevormd door de meerwaardeschepping in de productie – ook wegvallen. En wanneer er geen winst meer te behalen is, dan zullen investeringen – die onder het kapitalisme alleen maar gebeuren om winst te maken – ook stilvallen. De tegenstellingen nemen toe en het systeem komt in crisis. Zelfs de burgerlijker economisten zouden die stelling aanvaarden; in hun eigen woorden, als de marginale kosten van goederen de nul benaderen, dan is dat ook zo voor de prijs – op voorwaarde dat er een vrije markt is binnen de welke de krachten van vraag en aanbod vrij kunnen optreden, m.a.w. zonder het bestaan van monopolies of afgesproken prijsstelling. En hoe kan de onzichtbare hand van de markt werken zonder prijssignalen (1)? Indien de technologie verder ontwikkelt, zullen automatisering en productiviteit toenemen en benaderen we het potentieel van super-overvloed. Op hetzelfde ogenblik zullen de wetten van de kapitalistische markt ineenstorten.

 

Een toenemend aantal analisten, zoals Chase, erkennen dit – dat blijkt uit hun schrik over hoe we die tegenstelling moeten aanpakken. Zij beseffen dat we een 'economische singulariteit' naderen – het punt waarop we in staat zullen zijn om alle noden van de maatschappij te produceren, nagenoeg zonder behoefte aan arbeid. En toch creëert dit in de huidige maatschappij enkel enorme sociale tegenstellingen, schrijnende ongelijkheid en een race naar de bodem voor de 99%.

 

Het vuile geheim van de groene energie

 

Automatisering is niet het enige voorbeeld van de kapitalistische singulariteiten. The Economist is een van de meer ernstige, sobere en oprechte burgerlijke bladen. In een redactioneel artikel van dit jaar titelden ze “Het vuile geheim van propere energie”. Ze beweerden dat: “de revolutie van de hernieuwbare energie de elektriciteitsmarkten in de wereld ondermijnt.” En nog: “Het is niet langer vergezocht om te denken dat de wereld een tijdperk binnentreedt van propere, onbeperkte en goedkope energie.“ Waarom het optimisme meteen weer de grond in wordt geboord: “er is wel een kink in de kabel, de nood aan investeringen ter waarde 20 biljoen dollar.”

 

Wat is hier het probleem? Normaal stoppen beleggers hun geld in elektriciteit omdat het een betrouwbare opbrengst oplevert. Maar groene energie heeft een vuil geheim. Hoe meer het ontwikkeld wordt hoe goedkoper het wordt. Daarmee verlaagt het niet alleen de prijs van de energie die het zelf voortbrengt, maar door de concurrentie ook de prijs van alle andere energiebronnen. Dat maakt het de overgang naar een koolstofvrije toekomst moeilijk. Gedurende die overgangsperiode zullen vele technologieën, propere en vuile, voldoende moeten opbrengen als we willen dat het licht blijft branden. Als de markt niet wordt opgelapt, zullen de subsidies aan de energie-industrie alleen maar toenemen.

 

Wat The Economist hier per ongeluk van haar tong laat rollen, is niet zozeer het vuile geheim van de groene energie, maar dat van het kapitalisme. Het centrale probleem waarmee beleidmakers en politici geconfronteerd worden, is het feit dat energie een voorbeeld is van een falende markt in het licht van de kapitalistische economische singulariteiten. Dat geven ze met zoveel woorden toe in de titel: “de wereld op zijn kop.”

 

Het spreekt voor zich dat er ook kosten voorkomen bij groene stroomopwekking. De turbines en de zonnepanelen moeten bijvoorbeeld geproduceerd en onderhouden worden. Daarbovenop komt de kost om de elektriciteit te verdelen. Al die kosten zijn terug te vinden in de prijs die de consument betaalt. Niettemin zijn veel van deze kosten aan het dalen omdat nieuwe productietechnieken schaalvoordelen toelaten om vb. zonnepanelen goedkoper te produceren. Zoals The Economist terecht beklemtoont: hoe meer hernieuwbare energie, hoe meer de prijs van de elektriciteit moet dalen. Maar terwijl de prijzen een nulpunt naderen, gebeurt hetzelfde met de winsten van de grote energieleveranciers. En deze willen enkel investeren in nieuwe energieopwekking als ze er fors kunnen aan verdienen. Indien de energieprijs daalt, zullen investeringen in alle energiebronnen, hernieuwbare of andere opdrogen.

 

“Theoretisch,“ bevestigt The Economist, “indien de hernieuwbare energie 100% van de markt zou uitmaken, zou de groothandelsprijs tot 0 herleid worden, terwijl alle nieuwe investeringen die niet volledig [door de staat] gesubsidieerd worden, zouden uitblijven.” Dit is effectief een stilzwijgende erkenning van de spreekbuis van de kapitalistische klasse dat het systeem dat ze verdedigen faalt. ”Kort samengevat,” stellen onze verdedigers van het kapitalisme, ”beleidmakers moeten begrijpen dat ze duidelijk een probleem hebben en dat dit probleem niet de hernieuwbare energie is, maar de oubollige manier waarop elektriciteitsprijzen tot stand komen.” We kunnen akkoord gaan met deze stelling, mits een correctie: het is niet simpelweg het ouderwetse prijszettingssysteem dat het potentieel van de groene technologie afremt, maar het ouderwets economisch systeem in zijn geheel.

 

De prijs van alles en de waarde van niets

 

Naast automatisering en hernieuwbare energie, wordt een ander duidelijk voorbeeld van de singulariteiten van het kapitalisme geleverd door de politiek journalist en schrijver Paul Mason. In zijn boek Postcapitalism (2015) gebruikt hij Marx’s arbeidswaardetheorie om de tegenstellingen uit te leggen, in het bijzonder binnen de op informatie gebaseerde economie. Vandaag is de wereld rondom ons, zegt Mason, meer en meer gebaseerd op informatie. We leven in een digitaal tijdperk, waar tastbare goederen in vele gevallen overtroefd worden door een keten van enen en nullen. Cd’s zijn vervangen door MP3’s, fysieke modellen en machines door software en computerprogramma’s. En zoals Mason benadrukt: “eens je iets kan kopiëren en plakken, kan het gratis gereproduceerd worden. Het geeft in economische termen een marginale nulkost. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de manier waarop de markt werkt. Dit alles ondermijnt net het prijs mechanisme dat het 'marginalisme' zo perfect beschrijft” (p.117-118 en p. 163 ).

 

Eens te meer komen we terecht bij de tegenstelling die de kapitalistische markt ontmoet wanneer de waarde van waren, haar sociaal noodzakelijke arbeidstijd- tot 0 herleid wordt. Prijssignalen blijven uit en winsten verdwijnen. De enige manier waarop de kapitalisten hun op informatie gebaseerde industrie (zoals muziek en media) kunnen laten overleven en er winst kunnen maken, is door de regels van de vrije markt volledig te negeren. Ze steunen hier niet concurrentie, maar op precies het tegengestelde: het monopolie. In de informatie- en technologiesector domineren monopolies. In een notendop: de informatie-en technologiesector vernielt het normale prijs mechanisme, waarbij concurrentie de productieprijs naar de productiekost toe drijft. Bij informatie-kapitalisme is een monopolie niet enkel een slimme tactiek om de winsten te maximaliseren. Het is de enige manier waarop deze industrie kan gedijen. De kleine hoeveelheid firma’s die de sector domineren, is verbazingwekkend. Apple’s doelstellingen, op de juiste manier uitgedrukt, is het beletten dat er een overvloed aan muziek beschikbaar komt (ibid., p.118-119 ). Net als met de andere 'economische singulariteiten' zoals hernieuwbare energie en automatisering heeft de ontwikkeling van de informatietechnologie ook de tegenstelling in het hart van het kapitalistisch systeem blootgelegd, zoals Mason zelf aanhaalt: ”tussen de productiekrachten en de sociale verhoudingen”. Met andere woorden: we hebben de productieve mogelijkheid om superovervloed te scheppen en kunnen aan een hele reeks behoeften van de hele wereld voldoen. Maar de sociale verhoudingen – de manier waarop de productie wordt gecontroleerd en georganiseerd en de wetten en logica die daar uit voortvloeien - beletten ons dit te verwezenlijken. Zolang er privébezit en productie omwille van de winst is, is het onmogelijk om die tegenstelling op te lossen. In de plaats van super-overvloed hebben we schaarste. Deze tegenstelling die optreedt bij de informatie-en technologiesector is ook al duidelijk te zien bij meer tastbare behoeften zoals voeding (supermarkten die alles uit de kast halen om te beletten dat mensen overshotten uit hun opslag ruimte meenemen), medicatie (met grote farmaceutische firma’s die processen aanspannen tegen producenten van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden die generische kopieën van hun gepatenteerde medicijnen maken).

 

Moderne technologie en automatisering hebben een wereld geopend van mogelijkheden die voorheen onvoorstelbaar waren. De gruwel en de onrechtvaardigheid ligt hem in de kloof die er bestaat tussen de hypothetische – en volstrekt realiseerbare - mogelijkheden en de nare toekomst (en heden) van het kapitalisme, zoals Mason beklemtoont in zijn boek. Technologisch gezien stevenen we af op nul-kost goederen, onmeetbaar werk, een exponentiële sprong in productiviteit en de uitgebreide automatisering van fysieke processen. Sociaal zitten we gevangen in een wereld van monopolies, inefficiëntie, in het puin van een financieel gedomineerde markt en met een vermenigvuldiging van 'rotjobs'. Vandaag ligt de voornaamste tegenstelling binnen het moderne kapitalisme, tussen de mogelijkheid van kosteloze, overvloedig sociaal geproduceerde goederen en een systeem van monopolies, banken en regeringen, die worstelen ten einde de controle te behouden over de macht en de informatie (ibid., p.144).

 

Het systeem is kapot. We hebben een revolutie nodig

 

Zoals de tweede definitie ons leert, is een 'singulariteit' een “hypothetisch moment in de tijd wanneer artificiële intelligentie en andere technologieën zo vooruitstrevend zijn, dat de mensheid er een dramatische en onomkeerbare verandering moet door ondergaan.”

 

Het is duidelijk uit de voorbeelden van automatisering, hernieuwbare energie en digitale informatie dat we als maatschappij een dergelijk singulariteitspunt naderen waar de mensheid “een dramatische en onomkeerbare verandering ondergaat.”

 

Zoals Marx stelde: “Terwijl de kapitalistische relaties vroeger bijdroegen tot de ontwikkeling van de productieve krachten, zijn ze nu veranderd in een rem daarop. De twee belangrijkste hefbomen van het kapitalisme - concurrentie en het produceren voor winst- waren vroeger sterke stimulansen voor vooruitgang en innovatie. Nu zijn ze een enorme hinderpaal geworden voor de ontwikkeling van wetenschap en technologie.”

 

Na een periode van bijna 10 jaar globale kapitalistische crisis, dringt dit besef –dat het huidig economisch systeem een impasse bereikt heeft – meer en meer door. Dat wordt weerspiegeld in de politieke polarisatie en radicaliteit die plaats vindt in alle landen. De oude orde verkruimelt voor onze ogen. Werkenden en jeugd zoeken naar een uitweg; naar een alternatief voor de huidige toekomst van “voortdurende stagnatie“, bestendige soberheid en een eindeloze terugval van de levenstandaard. Dan begint een tijdperk van sociale revolutie.

 

(1) 'Prijssignaal' duidt op het doorspelen van de informatie (signaleren) over de vraag naar een product. De informatietechnologie maakt het zo mogelijk om via de aanpassing van de prijs, het aanbod beter af te stemmen op de vraag.