"Als delen en solidair zijn, als strijden tegen corruptie, tegen sociaal onrecht en tegen straffeloosheid, links is... wel dan ben ik links! Als rijkdom genereren en de productie stimuleren, rechts is... wel dan ben ik rechts! Lucio Gutierrez zal noch links noch rechts regeren. Ik zal voor de Ecuadorianen regeren!" Aldus de aantredende president van Ecuador, Lucio Gutierrez, in zijn inaugurele rede. Daverend applaus volgt op deze woorden. De natie schijnt verenigt rond Lucio. Maar schijn kan bedriegen...

Gutierrez is na Chavez (Venezuela) en Lula (Brazilie) de volgende exponent van een nieuwe generatie linkse leiders in Latijns Amerika. Hij ontkent trouwens zijn bewondering voor Hugo Chavez niet, hoewel hij in de huidige omstandigheden wel afstand neemt van diens beleid. Toch zijn de gelijkenissen onmiskenbaar. Beiden zijn ex-kolonels die een tijdje in de nor doorbrachten omdat ze tegen een rechts regime in opstand kwamen. Net zoals Chavez wil Lucio zijn land verenigen rond een nationalistisch project, getuige bovenstaand citaat. De naam van zijn partij liegt er overigens evenmin om: Partido Sociedad Patriotica (PSP). Ook Lucio krijgt vooral steun van de armste lagen van de bevolking plus een deel van het leger, terwijl de heersende klassen een meer afwachtende en twijfelende houding aannemen. De PSP vertegenwoordigt de militaire component in de regering, met echter sterke electorale steun van de armen. De andere partijen die zijn verkiezingscampagne ondersteunden, steunen eveneens op de verdrukte klassen. Pachakutik, met elf verkozenen, is zijn belangrijkste bondgenoot in het parlement. Het is de politieke arm van de Conaie, de inheemse boerenbeweging die de opstand tegen de regering in 2000 leidde. Daarnaast krijgt Lucio nog steun van de MPD, een maoïstische partij met enkele verkozenen en niet geringe steun binnen de vakbonden, vooral die van de leerkrachten. Door die basis onder boeren en arbeiders houdt Lucio`s nationalistische project grote sociale beloften in, juist zoals dat van Chavez.

Tenslotte mogen we al een conclusie trekken voor de toekomst van het nieuwe regime, een perspectief dat we voordien al voorspelden voor Chavez in Venezuela: de huidige verhoudingen zullen onvermijdelijk leiden tot verhevigde klassenconflicten. Wanneer de levens van de verdrukte klassen niet verbeteren – en de huidige leiding zal zeker niet heel ver gaan in sociale hervormingen, ze zullen blijven haperen bij de sterke tegenstand van de bourgeoisie – dan zullen ze zelf in actie schieten om het beloofde op te eisen en hun leiding vooruit te stuwen. De heersende klassen zullen daarentegen overgaan van een twijfelende houding tot openlijke vijandigheid van zodra Lucio de eerste radicale hervormingen wil doordrukken. Zij zullen daarbij alle instrumenten inzetten die ze tot hun beschikking hebben: media, gerecht, parlement enzovoort. Deze tegenstelling zal uiteindelijk oplopen tot een grootse krachtmeting en we weten al van Venezuela welke proporties dit kan aannemen.

Dat je geen twee meesters kan dienen, schreven ze al in de Bijbel. Deze regel geldt evenzeer voor twee tegengestelde sociale klassen, de onderdrukten en de heersers. Lucio zal dit snel ondervinden. Spijtig genoeg. Want het zou beter geweest zijn als hij dit niet uit ervaring zou moeten leren maar het al wist door een degelijke analyse te maken van het debacle van Chavez of van de talrijke historische voorbeelden in Latijns-Amerika. De miljoenen uitgebuite Ecuadorianen zouden daar in elk geval beter bij varen. De situatie is echter niet zo ideaal. Daarom zal de nieuwe linkse regering door die ervaring moeten gaan en haar achterban zal door de ervaring van haar leiders moeten gaan om meer revolutionaire conclusies te trekken.

Economische erfenis

De economische situatie die deze regering erft van de vorige is alvast verre van rooskleurig. Speelruimte om beide klassen tijdelijk af te kopen is er niet. Het fiscaal deficiet bedraagt 722 miljoen dollar, de buitenlandse schuld van de overheid staat op 11.300 miljoen dollar en de handelsbalans staat 800 miljoen in het rood. En dit ondanks de recente groei van het BBP, zes procent in 2001 en 3,4 procent in 2002. In een voorgaand artikel (van Julian Costas, 12 december 2002) kon u al lezen dat deze groei voornamelijk te danken was aan de stijging van inkomsten uit olie en het geld dat teruggestuurd wordt door Ecuadoriaanse arbeiders die emigreerden naar Spanje en de VS, zo maar eventjes veertien miljard dollar! Door de crisis op de oliemarkt kan de eerste factor nog wel een tijdje voor de nodige inkomsten zorgen, maar op zich is dit niet voldoende om de economie draaiende te houden. De recessie in het westen zorgt ervoor dat arbeiders – en zeker migranten – hun job verliezen, dus de toestroom van geld uit het buitenland zal aanzienlijk verminderen. Bovendien heeft Spanje onder druk van de EU een migratiestop voor Ecuadorianen afgekondigd.

Ondertussen staan de kranten bol van alarmberichten over de verslechterende competitiviteit van Ecuadoriaanse producten. Ecuador hinkt helemaal achterop in de peilingen van het Wereld Economisch Forum, op plaats 73 van de tachtig onderzochte landen. De invoering van de dollar als nationale munt in 2000 (zie eerder genoemd artikel voor uitleg over deze dollarisering) heeft tijdelijk wel voor stabilisering gezorgd maar slaagt nu in zijn tegendeel om. Ecuador hangt vast aan een munt die helemaal niet de sterkte van haar economie weerspiegelt, maar wel die van een ander land en nog niet het minste: de VS. Daardoor zijn Ecuadoriaanse producten veel duurder dan die van omringende landen, een probleem voor de competitiviteit dus.

Maar misschien was de situatie voor de gewone mens toch verbeterd tijdens de voorgaande ´vette´ jaren van economische groei? Niets is minder waar. Door de dollarisering schoten de prijzen omhoog waardoor de koopkracht kelderde. Het Centro de Estudios y Analysis (CEA) berekende dat vijfenzestig procent van de bevolking arm is, waarvan de helft moet toekomen met minder dan een dollar per dag – en ondergetekende weet ondertussen uit ervaring dat je met een dollar in Ecuador veel minder koopt dan in andere onderontwikkelde landen. De helft van de bevolking moet tevreden zijn met slechts 14,4 procent van de nationale rijkdom, terwijl de tien procent rijksten zich 47,4 procent toeëigenen. Naar schatting honderdduizend Ecuadorianen zullen dit jaar hun job verliezen wegens de wereldrecessie, terwijl al vijfendertig procent van de economisch actieve bevolking ondertewerkgesteld is. Veel van diegenen die wel een job hebben, moeten tevreden zijn met een hongerloon. Het officiële – en dus niet nageleefde – minimumloon bedraagt 129 dollar per maand. Nochtans heeft een gezin van vier leden volgens het Instituto Nacional de Estadisticas y Censos per maand minstens 351 dollar nodig om gezond te leven. 129 en 351, de discrepantie is overduidelijk. En dan gaat het bij het salaris van 129 dollar nog over arbeiders met een vaste job! Herinnert u zich nog het percentage dat moet toekomen met minder dan een dollar per dag? Bereken die discrepantie maar eens...

Oorlogseconomie

In deze omstandigheden van enorme sociale ongelijkheden, schrijnende armoede en stokkende economie moet Lucio niet hopen voor alle klassen het beste te kunnen doen. Hij heeft wel allerlei leuke plannen in petto om de situatie van de gewone mens te verbeteren, dat zeker. Zo wil hij grote hervormingen doorvoeren op het gebied van onderwijs en gezondheid (weer eens een gelijkenis met Chavez). Bovendien beloofde hij al dat alle ouderlingen die vallen onder het officiele pensioenstelsel maandelijks vijf dollar extra zullen krijgen, terwijl zij die niet onder dit stelsel vallen binnenkort recht hebben op vijftien dollar per maand.

De bourgeoisie stuurt evenwel aan op een soberheidspolitiek om het overheidsdeficiet weg te dringen. Hier botsen de mooie plannen van de nieuwe regering met de belangen van de heersende klassen en het imperialisme. Het artikel van Julian Costas stelde begin december al het volgende: "Vanaf het eerste moment zal de nieuwe regering enerzijds onder druk staan van de massa’s, die zullen eisen dat de dringende problemen van armoede en sociaal onrecht worden aangepakt. Anderzijds zal de regering onder druk staan van het imperialisme (via het IMF, de Amerikaanse regering en de Organisatie van Amerikaanse Staten) en de Ecuadoriaanse heersende klasse. Deze laatsten nemen reeds positie in het parlement, het staatsapparaat en zelfs de regering om Gutierrez in de tegenovergestelde richting te duwen en te verzekeren dat de huidige politiek wordt aangehouden." Na twee weken in het beleid van het regime worden die woorden al bewaarheid.

Rond deze tijd vinden er besprekingen plaats met het IMF voor een nieuwe lening van enkele honderden miljoenen dollars. In het voorgaande artikel kan u lezen hoe de vorige regering strandde op de harde condities van het IMF en die eenvoudigweg niet kon doorvoeren vanwege de druk van arbeiders en boeren, waardoor ze de lening misliepen. Vandaag wil Lucio echter de besprekingen met het Fonds hervatten, in weerwil van zijn vroegere uitspraken tegen dit instrument van het imperialisme. Hij is trouwens op nog andere van zijn eerdere radicale ideeen teruggekomen om de heersende klasse te paaien, en gelijkt daarbij wonderwel op Lula, de nieuwe president van Brazilie. In tegenstelling tot wat hij vroeger beweerde, zal Lucio de dollarisering bijvoorbeeld handhaven en mogen de Amerikanen hun legerbasis in Manta behouden om van daaruit de Colombiaanse guerrilla te bestrijden.

Om bij het IMF op een goed blaadje te komen, vertrouwde de president de economische posten in zijn regering toe aan uitgesproken liberalen, vertrouwelingen van het imperialisme en de zakenwereld. Zo kreeg Ivonne Baki, een persoonlijke vriendin van Bush, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, terwijl de neoliberaal Mauricio Pozo het Ministerie van Economie kreeg toebedeeld. Pozo's eerste maatregel zorgde al meteen voor opschudding. Hij kondigde een aanzienlijke stijging van de brandstofprijs aan, een van de voorwaarden van het IMF die vorige regeringen niet konden doorvoeren wegens oproer bij de bevolking. De volgende dagen leidde deze maatregel tot een kettingreactie van prijsstijgingen van levensmiddelen op de markten. Agrarische producten moeten immers vervoerd worden naar de markt en vissers hebben brandstof nodig voor hun boten. Pozo wast handig zijn handen in onschuld door te zeggen dat de president het laatste woord heeft bij zulke maatregelen en dus zijn veto kan stellen. Dit hoort allemaal bij het spel van de bourgeoisie om het linkse regime vanaf het begin tegelijk in te zetten voor haar belangen en zwart te maken door de sociale pijn die het veroorzaakt.

Totnogtoe blijven Lucio en zelfs de leiders van Pachakutik de maatregel verdedigen. Op 18 januari kwamen de vertegenwoordigers van de sociale bewegingen in Quito op straat om hun ongenoegen te uiten over de “druk van het IMF op Lucio Gutierrez”. In de volgende week verzamelden mensen op verschillende plaatsen in heel Ecuador om te protesteren tegen die prijsverhoging. In verschillende interviews werd duidelijk dat zij zich niet van Lucio afkeren, maar dat ze de “oligarchie” zien als de schuldige. Ze zien dat Lucio dergelijke maatregel uitvoert onder druk van de heersende klasse en willen hem steunen tegen hem. Een centrale eis was “om de economie (gedomineerd door de oligarchie) te veranderen, moet het (nieuwe) economische team veranderen.” Zoals we al voorspelden, zit de instabiliteit van de eerste dag ingebakken in het nieuwe regime.

Onder druk van de heersende klassen en het imperialisme heeft de president een “oorlogseconomie” afgekondigd, waarin besparing centraal staat. Om te tonen dat hijzelf eveneens wil betalen voor de crisis – en aldus kritiek van zijn achterban in te tomen – beloofde Lucio zelf eerst de broeksriem aan te trekken door twintig procent van zijn loon in te leveren. Heel de natie moet immers solidair zijn in deze tijden van crisis. Met een presidentieel loon van 8000 dollar kan je anderzijds wel makkelijker inleveren... Verder stelt hij allerlei andere maatregelen voor. De afgelopen dagen maakte hij werk van een loonsvermindering voor alle functionarissen in overheid en leger die meer verdienen dan 1000 dollar. De rest van de lonen in de openbare sector zal het komende jaar worden bevroren, behalve voor arbeid(st)ers in onderwijs, gezondheidsector en openbare veiligheid. Vanaf volgend jaar zal het aantal ambtenaren overigens moeten dalen. Ambtenaren die overheidswagens gebruiken kunnen in het vervolg het publiek transport nemen en reizen naar het buitenland op staatskosten zal drastisch verminderen. En hoewel parlementairen niet op hun loon zullen moeten inleveren, wil Lucio ook hier kosten besparen door hun aantal terug te dringen van honderd naar dertig.

Door zich te concentreren op besnoeiïngen in het staatsapparaat zelf hoopt Lucio trouw te blijven aan zijn principe dat de armste lagen van de bevolking de herstructureringen niet hoeven te dragen. Met het vrijgekomen geld wil hij ook investeren in onderwijs en gezondheid. Toch vergist hij zich wanneer hij denkt dat die maatregelen de armen niet raken. Minder jobs bij de overheid hebben bijvoorbeeld al een directe impact op de tewerkstelling. Bovendien slaagt hij erin potentiële bondgenoten voor zijn sociale plannen van zich te vervreemden, met name de arbeiders in de overheidssector, onder andere in de olie-industrie, die geen loonsverghoging krijgen terwijl de prijzen stijgen. Hij lijkt daarin trouwens weer op Chavez die dezelfde fout maakte (lees het artikel over Venezuela van 28 september 2002). Gewone arbeiders in de overheidssector zijn echter niet hetzelfde als hoge functionarissen, qua levensstandaard en cultuur behoren zij veeleer tot de arbeidersklasse. En wanneer de oligarchie haar aanval op Lucio zal inzetten, zal hij de hulp de arbeiders broodnodig hebben.

Bourgeoisie maakt zich op voor de strijd

Die heersende klasse is nu al stellingen aan het innemen om de sociale hervormingen van de president te boycotten en hem ten val te brengen. De media stellen zich constant de vraag of de leiders van PSP en Pachakutik wel een regering kunnen runnen zonder enige ervaring in de administratie. En de prijsstijgingen zijn uiteraard ook welgekomen om de regering aan te vallen vanwege haar “hypocrisie”. Momenteel gaat het nog om speldenprikjes, maar zij sluipen reeds de hoofden van de massa binnen.

Ook de opposite in het parlement maakt zich al de borst nat om Lucio te boycotten. De alliantie van partijen rond de president (Pachakutik, PSP, MPD en PRE) heeft slechts een minderheid aan vertegenwoordigers. Het rechtse blok domineert en is van plan de belangen van de bourgeoisie zoals vanouds te laten primeren. Dat bleek duidelijk uit de openingsrede van de nieuwe parlementaire voorzitter, Landazuri. Hij riep de president op voor een “strategische alliantie tussen de staat en het prive-kapitaal” en maande voorts aan tot fiscale voorzichtigheid en ondersteuning van exportbedrijven. De argwaan van de bourgeoisie ten opzichte van het nieuwe regime bleek uit Landazuri’s woorden: “Er is geen democratie zonder het parlement, meneer de president.” Onmiskenbaar een waarschuwing aan het adres van Lucio. Zij weten dat hij naar andere middelen zal zoeken om zijn hervormingen door te voeren wanneer het rechtse blok hem boycot in het parlement. Door volksraadplegingen zou hij hen rond heikele punten buitenspel kunnen zetten. Of hij zou de macht meer in eigen handen kunnen concentreren dooor uitzonderlijke presidentiële machten in te zetten, zoals ook Chavez. De bourgeoisie geeft hem via de woorden van Landazuri een duidelijke boodschap mee. “Als je tegen onze belangen ingaat dan starten we een campagne die je afschildert als dictator.” Die tactiek kennen we van Venezuela. En dat Lucio de parlementairen van honderd naar dertig wil terugbrengen, kan hen in zulke smeercampagne enkel helpen.

Ook de top van het leger bekijkt de nieuwe president met argwaan, hoewel hijzelf een ex-kolonel is. Hij was immers een dissidente officier die mee een volksopstand en muiterij in het leger leidde. Bovendien houdt hij er radicale ideeën op na wat betreft hun loon. Het is daarom geen toeval dat er veel (ex-)militairen in zijn regering fungeren. Zij kregen veertien hoge functies toebedeeld, waaronder het ministerie van Defensie, dat van Energie en talrijke overheidsbedrijven, onder andere Petroecuador. Daarmee wil Lucio het leger gunstig stemmen en aldus de controle behouden als het er heter aan toegaat. Toch blijft het leger steeds een onzekere factor, veel radicale leiders hebben dat al (letterlijk) aan den lijve mogen ondervinden, denk maar aan Allende in Chili of Soekarno in Indonesie.

De nieuwe linkse regering zit dus van het begin vol contradicties. Zoals we voordien al stelden: “Scherpe botsingen tussen de boeren en de arbeiders die Gutierrez aan de macht hebben gebracht enerzijds en de kapitalisten anderzijds zijn onvermijdelijk. De nieuwe president staat voor de keuze: ofwel zoekt hij zijn heil bij zijn brede volkse basis en voert hij een beleid in het belang van de meerderheid van de bevolking ofwel keert hij zich van hen af, vermijdt hij de open confrontatie met de rijke oligarchie en ontgoochelt hij de massa’s. Deze tweede optie zal de deur wagenwijd open zetten voor een offensief van de rechterzijde en voor een fatale verzwakking van zijn regering.”

Van uw correspondent ter plaatse,