Op het ogenblik dat wij dit schrijven, is in de regeringsonderhandelingen net een principeakkoord bereikt over de financiering van de staatshervorming. Ondertussen zijn de onderhandelaars hun tanden aan het stukbijten op Brussel-Halle-Vilvoorde en het Brussels gewest, met een nieuwe minicrisis tot gevolg. Wellicht weet u meer als u deze regels leest.  

Traag gaat het in ieder geval en dat is ook niet verwonderlijk. Niet alleen liggen de opinies over de staatshervormingen mijlenver uit elkaar, als (als) daar al een oplossing zou voor worden gevonden, dan wacht nog het moeilijkste probleem: besparingen van 25 miljard vinden in 5 jaar tijd (zegt Di Rupo). Want als puntje bij paaltje komt gaat alles in de eerste plaats om de centen. Bovendien zijn die centenkwesties allesbehalve voorspelbaar. Dat is de achtergrond van discussies over de financieringswet in de staatshervorming. 

Daarbij zijn al heel wat blunders gemaakt in het verleden. De eerste vorm van de financieringswet, in 1990-1991, heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid over onderwijs overgeheveld naar de gemeenschappen. Al vlug bleek dat er een hopeloos tekort aan middelen was voor het Franstalig onderwijs. Een jarenlange strijd van de onderwijskrachten in het Franstalig landsgedeelte was het gevolg, met een vier maanden durende staking in 1996 als hoogtepunt. Pas met het Lambermontakkoord van 2001 onder de paars-blauwe regering van Verhofstadt I werd daarvoor een gedeeltelijke oplossing gebracht. De gewesten kregen meer middelen. Toch blijft het Franstalig onderwijs 20 procent minder uitgeven per kind, een schandalige situatie die een van de verklaringen is voor het succes van het Vlaams onderwijs in Brussel.

Maar nauwelijks was die versie van de financieringswet goedgekeurd of nieuwe onheilsboodschappen staken de kop op. De federale overheid zou veel te weinig geld overhouden, vooral met het oog op de komende vergrijzing. Een probleem dat vooral in Vlaanderen stilaan begint te nijpen, pas tien jaar later in Wallonië en al helemaal niet in Brussel. Als je deze discussie communautair zou bekijken, dan liggen daar vele hopeloze veldslagen te wachten voor de toekomst. Het heeft dan ook niet communautairs. Net zoals het de logica zelf zou moeten zijn dat elk kind even veel recht heeft op fatsoenlijk onderwijs, is het evident dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk pensioen en gezondheidszorg. Dat zijn maatschappelijke keuzen waarvoor geld moet worden vrijgemaakt. Helaas zijn de kosten daarvoor moeilijk te voorspellen. Het planbureau maakt elk jaar schattingen van de kosten van de vergrijzing en die cijfers vertonen enorme schommelingen. De vetbetaalde heren economen en sociologen doen veel voorspellingen, maar zitten er dikwijls glad naast. Soms ten goede en soms ten kwade. Zo had bijna niemand de crisis van 2008-2009 voorspeld. Anderzijds hadden de economen in 2010 een toename van de werkloosheid in België met 100.000 voorspeld, wat gelukkig niet gebeurd is. Splitsing van de financiële inkomsten zal daarbij geen zier helpen. Met ACV-voorzitter Cortebeeck zeggen wij: hoe meer gesplits, hoe duurder, hoe ondoorzichtiger, hoe complexer (zie artikel verder in dit blad). Het enige wat de toekomstige problemen kan helpen is de beperking van de staatsschuld en een soepele manier om de financiële middelen aan te passen aan de noden van het ogenblik. In een geplande economie zou dit stukken gemakkelijker gaan dan in het chaotische kapitalisme.

Want pas op: wij roepen niet op tot potverteren. Ook voor socialisten is het de logica zelf dat je niet meer probeert uit te geven dan er inkomsten zijn. Maar de essentie is dat deze centendiscussies allesbehalve sociaal neutraal zijn. Op dat vlak zijn de patroonsorganisaties uit het noorden en het zuiden van het land volkomen eensgezind: er moet bezuinigd worden, maar niet bij hen. De nieuwe put in de overheidsbegroting is er grotendeels gekomen door de redding van de banken. Daar heeft de staat ongeveer hetzelfde bedrag in gepompt als het huidige tekort zonder echte beslissingsmacht aan over te houden, wat schandalig is. Je zou logischerwijs kunnen verwachten dat zij – de banken, de grote kapitaalbezitters – het leeuwenaandeel zouden dragen van de bezuinigingen. Geen sprake van, schreeuwt het kapitalistisch collectief. Dat zou “de economie schaden”, “het prille herstel ongedaan maken”. Deze heren (en een enkele dame) kunnen zich echt goed voordoen alsof zij de hele maatschappij zijn. Alsof enkel de kapitaalbezitters de wereld doen draaien.

Het tegengestelde is natuurlijk waar. Het zijn de miljoenen en miljarden handen van de werkende mensen die de economie draaiende houden. Het is voor hen dat wij socialisten altijd in de eerste plaats zullen kiezen, ook in discussies als deze. Maar zoals elke goede leugen bevat deze kapitalistische klaagzang een deel waarheid. Al zijn de kapitaalbezitters allesbehalve essentieel om de economie te doen draaien, ze zijn wel perfect in staat om de economie te doen stilstaan. Zij beschikken immers over de winsten en het kapitaal. Als zij vinden dat er even geen winsten meer gemaakt worden of zelfs dat er onvoldoende winsten zijn, kunnen zij perfect de kraan dicht draaien. Ze hebben ongeveer alle regeringen van de hele wereld zo ver gekregen dat zij als schooiers bij de grote kapitaalgroepen gaan bedelen. Steeds worden nieuwe lokmiddelen (belastingsverminderingen, subsidies, loonsverminderingen…) aangeboden om hen te overhalen hun onmetelijke rijkdommen te investeren. Doen ze dat niet, dan zijn wij weg, zegt het kapitaal en ze hebben de middelen om dat dreigement uit te voeren.

Het is een schandalige situatie waar geen enkele oplossing voor is als je binnen het kapitalistisch systeem blijft denken. Dat is de reden waarom wij revolutionair zijn. Niet omdat wij ervan houden op de barricaden te staan, maar omdat we beseffen dat, als we dit systeem niet vervangen door een socialistische maatschappij, het systeem op termijn ons zelf zal opeten.