Na achttien maanden onderhandelen zijn de Europese lidstaten er enkele weken geleden in Brussel niet in geslaagd om tot een akkoord te komen over een Europese grondwet. Verschillende redenen zijn aangehaald om die mislukking te verantwoorden, maar de echte oorzaak moet gezocht worden in de fundamentele economische tegenstellingen tussen de Europese lidstaten. Deze tegenstellingen zullen nog toenemen wanneer de EU wordt uitgebreid met aan aantal voormalige Oostbloklanden. De verschillende ontwikkeling van de vijftien huidige lidstaten zal nog meer in de verf worden gezet door de toetreding van landen zoals Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek.

Vooral Spanje en Polen lagen nu dwars. Beide landen wilden geen toegevingen doen op de beslissingsprocedure die was overeengekomen op de Top van Nice in 2000. Volgens die procedure krijgen beide landen 27 stemmen. Vooral Duitsland, maar ook de andere grote landen, had het hier moeilijk mee omdat het zelf maar 29 stemmen kreeg op de Top van Nice. Dit geeft de Duitse reus ongeveer hetzelfde gewicht als het kleine Polen.

Berlijn en Parijs zijn natuurlijk niet bereid om hun macht te laten kortwieken door kleinere landen, en daarom steunden zij het ontwerp van grondwet van Valéry Giscard d'Estaing, waarin sprake is van een dubbele meerderheid. Met die dubbele meerderheid vereisen beslissingen de stem van de helft van de lidstaten, die 60 procent van de Europeanen vertegenwoordigen. Een dergelijk systeem versterkt het gewicht van de grotere landen zoals Duitsland, Frankrijk, Italië en Groot-Brittannië, en geeft vooral Frankrijk en Duitsland meer zeggenschap in het beleid van de EU.

De commentatoren wezen allemaal naar het Poolse en Spaanse eigenbelang of naar het zwakke voorzitterschap van Berlusconi. Dit zijn echter pogingen om de echte redenen te verdoezelen. De fundamentele reden voor de mislukking is immers de groeiende tegenstellingen tussen de Europese lidstaten. Deze worden nog versterkt door de aanhoudende economische crisis in Europa. Er is echter meer dan dat. Verschillende lidstaten streven ook een eigen beleid na, wat bijvoorbeeld heel duidelijk werd in de discussie over steun aan de Amerikanen in Irak.

Polen en Spanje steunden het Amerikaanse imperialisme tijdens de oorlog in Irak en hielden er zo een ander buitenlands beleid op na dan Frankrijk en Duitsland. Hiermee haalden ze zich de woede van Chirac op de hals, die in februari nog zei dat de Centraal-Europese landen beter zouden zwijgen in plaats van de Amerikanen te steunen in Irak. Polen en Spanje spraken zich ook uit tegen de voorstellen van Berlijn en Parijs over de Europese defensie.

Deze groeiende politieke spanningen vertaalden zich nu uiteindelijk in een open conflict tussen de grootmachten van de EU, terwijl men er twee of drie jaar geleden nog in slaagde om steeds tot een soort van compromis te komen. Normaal gezien kregen we steeds een periode waarin er onderhandeld werd over verschillende punten, en die onderhandelingen werden uiteindelijk altijd vertaald in een soort van compromis. Er werd steeds wel een land bereid gevonden om zijn principes opzij te schuiven in ruil voor monetaire compensaties. Vandaag lijkt dat echter niet meer mogelijk.

Sommige commentatoren wezen zelfs op het feit dat Chirac de Polen een lesje wilde leren. Chirac zou de Polen willen straffen voor hun steun aan het Amerikaanse imperialisme en omdat zij durfden in te gaan tegen het machtige Frankrijk. Ook Duitsland ondersteunt deze manier van werken. Voorheen leken de Duits-Poolse relaties vrij gemoedelijk, maar de laatste tijd zijn de verhoudingen tussen beide landen serieus bekoeld. Dit wijst op de veranderende situatie in Duitsland. De Duitse economie stagneert nu al een tijdje, waardoor er zich een situatie van groeiende sociale spanningen voordoet. De Duitse heersende klasse probeert wanhopig om terug te komen op alle toegevingen die ze in het verleden heeft moeten doen.

Toen Duitsland zich op het hoogtepunt van de economische opgang bevond, kon het leven met een EU waarin het zelf de grootste bijdrage leverde aan de fondsen die de armere delen van de Unie subsidiëren. Vandaag stelt Duitsland zelf eisen aan het Europese budget. Duitsland wil de uitgaven binnen de perken houden omdat het zelf minder wil bijdragen aan de EU. Ook Frankrijk ondersteunt de eis om het Europese budget te bevriezen. Het is natuurlijk overduidelijk dat een bevriezing van het Europese budget vooral landen zoals Polen en Spanje zal treffen.

De gebeurtenissen van de laatste weken geven zo aan hoe de diplomatie in de toekomst zal werken. We zullen niet langer een fluwelen aanpak zien, maar veeleer bedreigingen en open confrontaties, waarbij de sterke landen al hun macht zullen gebruiken om, goedschiks of kwaadschiks, de anderen te overtuigen. Net zoals het Amerikaanse imperialisme zich in de wereld gedraagt als een oncontroleerbare bullebak, zo zullen Frankrijk en Duitsland proberen om zich te gedragen als de bullebakken van de EU om de andere landen te overtuigen hun beleid te steunen.

Het stabiliteitspact stort in

Deze gang van zaken werd al duidelijk met de ineenstorting van het zogenaamde Groei- en Stabiliteitspact enkele weken voor het mislukken van de Europese Grondwet. Toen de Duitse economie het nog goed deed en de Duitse bourgeoisie nog vol vertrouwen was, eiste zij dat men een clausule zou opnemen in dit pact die zware boetes oplegde aan landen wiens begrotingstekort meer zou bedragen dan 3 procent van het BNP.

Vorig jaar overtrad Portugal die regels van het Stabiliteitspact en werd het zwaar beboet. Dit probleem begint zich in de meeste lidstaten voor te doen. Dit jaar zagen zowel Frankrijk als Duitsland hun begrotingstekort boven de 3 procent uitkomen. Dan zien we dat het wel mogelijk is voor de grote landen (Frankrijk, Duitsland) om de kleintjes hard aan te pakken, maar nu de grote landen zelf de regels overtreden, rijst de vraag wie die regels zal opleggen aan de grote landen. Chirac en Schröder beslisten dan maar zelf dat de regels niet op hen van toepassing zijn. Dit betekent, zelfs met de beste bedoelingen, het einde van de Maastricht-criteria. Hierbij moeten we er toch op wijzen dat het net die Maastricht-criteria waren die in alle lidstaten gebruikt zijn om privatiseringen te verantwoorden, om aanvallen op de levensstandaard van de arbeidersklasse te legitimeren, om de welvaartsstaat te ontmantelen en om alle verworvenheden van de arbeidersklasse in vraag te stellen.

Deze spanningen binnen de EU lopen gelijk met de crisis van andere internationale organen die zo moeizaam zijn opgebouwd sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat de laatste bijeenkomsten van de meeste internationale instanties steeds op een fiasco of op open conflicten zijn uitgedraaid, is geen toeval. De mislukkingen van Cancun tot Doha en Seattle, van de VN-Veiligheidsraad tot de Navo en de laatste EU-bijeenkomsten, zijn steeds de uitdrukking van veranderingen in de betrekkingen tussen de grootmachten, zowel op globaal als op lokaal niveau. De wereldverhoudingen, die zo moeizaam tot stand zijn gekomen na de Tweede Wereldoorlog, zijn aan het wankelen op hun fundamenten. De VS, de EU, Japan, China en Rusland proberen allemaal om een invloed te hebben op de nieuwe verhoudingen die beginnen te ontstaan. Zij doen allemaal hun best om een zo goed mogelijke uitgangspositie te bemachtigen. Dit is een onvermijdelijk proces dat niet gestopt kan worden door samen aan tafel te zitten op internationale bijeenkomsten.

We moeten de crisis binnen Europa dan ook kaderen binnen de crisis op wereldvlak. Er is veel te veel productiecapaciteit in de kapitalistische wereld. De VS voeren een agressief handelsbeleid. Zo proberen de VS om markten te winnen voor hun goederen. Zij hebben dringend nood aan een groter aandeel in de wereldhandel, iets wat enkel bereikt kan worden ten nadele van andere landen. Voor Europa is dat slecht nieuws, aangezien de Europese economieën stagneren en zij zich zelf uit de crisis zouden moeten exporteren. Binnen de EU zien we dan nog dat elk land probeert om een groter aandeel voor zichzelf te verkrijgen.

Hier zien we duidelijk de tegenstellingen van Maastricht. De Maastricht-criteria beperkten immers de bewegingsvrijheid van elke lidstaat. De invoering van de euro verplichtte bovendien dat economieën die zich op een totaal ander niveau bevonden, hetzelfde beleid gingen voeren. Dit versterkt uiteindelijk de Europese crisis. Nu zien we ook nog de druk van de dollar die voortdurend devalueert. Dit maakt het voor Europese kapitalisten moeilijker om te exporteren naar de VS, die tot op heden de motor van de wereldeconomie vormden en daarbij export opnamen uit de gehele wereld.

De invoering van de euro betekende ook dat zwakkere kapitalistische economieën, zoals Italië of Griekenland, hun munt niet meer kunnen devalueren om hun export te ondersteunen. De euro wordt zo meer en meer een nachtmerrie, niet alleen voor de arbeidersklasse maar ook voor grote delen van de middenklasse. Kleine bedrijven worden bedreigd omdat zij niet kunnen concurreren op de wereldmarkt tegen grotere en meer productieve multinationale ondernemingen. Dus rijst er het dilemma: welk alternatief hebben de Europese lidstaten? We moeten er immers aan herinneren dat de creatie van een eengemaakte economische arena met een gezamenlijke munt de enige weg vooruit was voor de Europese multinationals om zich te wapenen tegen de VS en Japan. Hoewel elke nationale bourgeoisie binnen de EU zijn eigen specifieke belangen heeft, kunnen de Europese lidstaten niet op tegen de VS, Japan en China indien zij alleen staan. Zij zijn verplicht om samen te werken.

Ongeveer twee jaar geleden, bij de invoering van de euro, schreven wij nog:

"In tegenstelling tot de verwachtingen van de Europese bourgeoisie, zal de euro van meet af aan een zwakke munt zijn. De noodzaak om dat niveau te behouden zorgt ervoor dat de interesten in Europa niet zo snel dalen als in de VS. Dit zal de crisis uiteindelijk nog verergeren en zal de werkloosheid doen toenemen. Paradoxaal genoeg zijn het de Duitsers, die in eerste instantie nog zulke voorvechters waren van de Maastricht-criteria, en vandaag het meest getroffen worden door de gevolgen in de vorm van 4 miljoen werklozen. De Duitse economie, waarvan verwacht wordt dat zij de motor van Europa is, trappelt ter plaatse. (…) Dit zal niet tot Europese integratie leiden, maar zal veeleer verhoogde spanningen en tegenstellingen tussen de nationale staten met zich meebrengen." (The launch of the Euro. Towards European unity?The launch of the Euro. Towards European unity?, Ted Grant en Alan Woods)

De beweging naar een eengemaakte munt is uiteindelijk niet in staat geweest om een van de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme te omzeilen: de natiestaat, met zijn verschillende belangen.

Het BNP van Europa kende in het laatste kwartaal slechts een groei van 0,4 procent en industriële productie viel dit jaar terug met 1,8 procent. Duitsland, de sterkste economie op het oude continent, valt ook stil, met slechts een jaarlijkse groei van 0,9 procent. En de laatste cijfers tonen een nog slechter beeld. In het laatste kwartaal viel het BNP van Duitsland terug met 0,2 procent. De Franse economie is de laatste twee jaren ook aan het vertragen.

Toen de economie het nog goed deed, was de EU en de euro een leuk idee voor grote lagen van de arbeidersklasse en de jeugd in Europa. Er was ruimte voor de illusie dat de euro meer groei met zich zou meebrengen en zo de problemen van de individuele lidstaten zou oplossen. Nu het perspectief voor economisch herstel nogal mager is, laat de Europese eenmaking haar ware gezicht zien. De EU is slechts een middel in handen van de multinationals van elke nationale bourgeoisie waarmee zij hun aanvallen op de levensstandaard van de arbeidersklasse legitimeren.

Frankrijk en Duitsland zien de nieuwe leden van de EU slechts als markten en als een bron van goedkope arbeid. Beide landen hebben zelf veel overcapaciteit en zij hebben nood aan een uitweg. Bovendien hebben zij nood aan goedkope arbeid. Landen zoals Polen zullen zelf weinig voordeel halen uit hun lidmaatschap. De meeste nieuwe landen zullen nog minstens drie of vier jaar moeten wachten vooraleer ze mogen toetreden en hun inwoners zullen niet de volledige vrijheid hebben om naar andere EU-landen te reizen. De nieuwe lidstaten zullen ook maar 25 procent van de huidige landbouwsubsidies krijgen. De industriële basis van Polen is nog lang niet zo ontwikkeld als die van Duitsland en Polen is zeer afhankelijk van landbouw. Lid worden van de EU betekent dan ook dat veel Poolse boeren failliet zullen gaan.

Bovendien zijn het niet alleen de Poolse arbeiders en kleine boeren die het hard te verduren gaan krijgen. Ook arbeiders uit andere landen zullen zwaar getroffen worden door de uitbreiding van de EU. Zelfs The Economist moet dat toegeven (22 november 2003):

"Het zal voor vele mensen een grote schok zijn om te ontdekken dat de toetreding tot de EU geen welvaart met zich zal brengen. De landen van Centraal-Europa zullen veel tijd nodig hebben om hun achterstand in te halen. De Economist Intelligence Unit, een zusterbedrijf van The Economist, berekende dat wanneer de vijftien huidige leden van de EU een groei van 2 procent zouden kennen, en wanneer de landen die in 2004 en in 2007 zullen toetreden een groei van 4 procent zouden kennen, de nieuwe leden meer dan vijftig jaar nodig zullen hebben om op gelijke hoogte te komen met de oude lidstaten. Wanneer de nieuwe leden slechts 3 procent groei zouden kennen, dan zullen ze negentig jaar nodig hebben."

We kunnen ons dan de vraag stellen of de arbeidersklasse van die landen bereid zal zijn om twee of drie generaties te wachten vooraleer ze de eventuele voordelen van de toetreding tot de EU mogen ervaren.

Op dit moment kennen de meeste landen die zich voorbereiden om toe te treden tot de EU, een grotere groei dan het gemiddelde van de EU zelf. Die hoge groei is er wel na een periode van grootschalige ineenstorting van de economieën. Om die groei te handhaven, hopen die landen op integratie in de grotere markt van de EU. Die groei zal echter niet aanhouden. Opnieuw is het The Economist die ons meer vertelt:

"Elk Centraal-Europees land waar de groei stilvalt, zal het lidmaatschap als zuur ervaren. Dat land wordt immers opgezadeld met de regels en de uitgaven van een club die bedoeld is voor rijke mensen, terwijl het inkomen per hoofd in dat land onder het gemiddelde van de EU zal blijven en zelfs zal dalen in relatieve termen." (The Economist, 22 november 2003)

We kunnen ons bijgevolg al inbeelden wat het leidmotief van de regeringen in de nieuwe lidstaten zal zijn: besparingen in de pensioenen, de lonen en de sociale uitkeringen, privatiseringen en volledige liberalisering van de markten. Dit alles natuurlijk gelegitimeerd door de grote droom van Europa. Zo wordt de weg vrijgemaakt voor explosies in de klassenstrijd, zowel in het oosten als in het westen.

De heersende klasse in Europa zal geconfronteerd worden met een grote verrassing zodra duidelijk wordt wat de echte intenties van Chirac en Schröder zijn. In plaats van te streven naar de integratie van het Europese continent in een eengemaakt blok, hebben zij andere bedoelingen. De bekommernissen die Duitsland ertoe aanzette om werk te maken van het Groei- en Stabiliteitspact komen hen nu als een boemerang terug in het gezicht gevlogen. Men begint in te zien dat het onmogelijk is om verschillende economieën die zich op een verschillend niveau van ontwikkeling bevinden, te integreren in een harmonieus blok.

Een Europa met twee snelheden?

Nu de onderhandelingen over een Europese grondwet mislukt zijn en het Groei- en Stabiliteitspact in feite ineenstort, lijkt het er op dat men aanstuurt op een Europa met twee snelheden. Men denkt dan aan een Europa dat bestaat uit een grote, losse federatie met 25 lidstaten en een kern van sterkere landen die geleid wordt door Duitsland en Frankrijk. Schröder heeft reeds gesproken over een Europa met twee snelheden en Chirac spreekt over een pioniersgroep. Het lijkt er op dat een deel van de bourgeoisie uit de machtigere landen dit als de enige uitweg uit de huidige impasse ziet. Men stelt het dan voor alsof de machtigere leden elkaar zouden vinden en door hun economisch gewicht de anderen zouden beïnvloeden. In werkelijkheid zou dit echter betekenen dat de zwakkere landen gedomineerd worden door de sterkere. Een dergelijke oplossing zal de huidige problemen natuurlijk niet oplossen, maar maakt enkel de weg vrij voor nieuwe conflicten.

Sommige nationale regeringen (Spanje, Italië en enkele kandidaat-landen, het zogenaamde Nieuwe Europa volgens Bush) zijn vandaag tot de conclusie gekomen dat de trein van Europa uiteindelijk toch niet zoveel zekerheid biedt. Tijdens de oorlog in Irak hebben die landen duidelijk laten zien dat zij gerust mee op de sterkere trein van de VS willen springen. Die landen worden in twee richtingen geduwd. Enerzijds leunen zij op de VS als tegenwicht voor de twee sterke landen binnen Europa, Frankrijk en Duitsland, en anderzijds kunnen zij ook niet zonder Frankrijk en Duitsland omdat zij economisch deel uitmaken van Europa.

Die landen zitten nu met een serieus dilemma. De heersende klasse beseft immers dat het verlaten van de euro momenteel een totale ramp zou betekenen. Dat zou een enorme stap achteruit zijn en betekent de facto het ineenstorten van Europa. Dit betekent dat de Europese landen aan elkaar hangen. Het zijn vijftien katten in een zak, met hun staart aan elkaar gebonden. Zij kunnen elkaar wel krabben en bijten, maar ze moeten samen blijven. De Italiaanse, Griekse, Spaanse of Portugese bourgeoisie kan niet overleven buiten de euro.

Het ene na het andere land van de EU heeft de laatste jaren een economische inzinking gekend en een overeenkomstige opstoot in de klassenstrijd. Maastricht, de euro en alle andere overeenkomsten brengen nu een internationalisering van de klassenstrijd binnen Europa met zich mee. Overal begint de arbeidersklasse te protesteren tegen het gevoerde beleid. Overal staan pensioenen, sociale voordelen, onderwijs en openbaar vervoer onder druk. Overal zien we stakingen en betogingen tegen dat beleid. Van Oostenrijk tot Griekenland, van Italië tot Spanje, geen enkel land is immuun voor dit proces.

Er treedt bijgevolg een nieuwe periode aan. Het zal een periode van conflicten tussen de lidstaten zijn. We zullen nieuwe allianties zien ontstaan wanneer de verschillende landen hun eigen belangen verdedigen, en diezelfde allianties zullen weer verbroken worden wanneer er tegenstellingen aan de oppervlakte komen. Zo zal het echte gezicht van een kapitalistische EU duidelijk worden, een reactionair avontuur. Het zal ook duidelijk worden dat de arbeidersklasse de rekening zal mogen betalen voor de crisis van het Europese kapitalisme.

Een stakingsgolf heeft reeds landen zoals Italië, Griekenland en Spanje gedurende de laatste twee jaar overspoeld. We kregen hiervan reeds een voorproefje met de stakingen in Frankrijk. Die golf bereikt nu ook de meer ontwikkelde landen van de EU zoals Duitsland, Zweden en Oostenrijk.

Binnen Europa voeren alle regeringen, of het nu rechts, het centrum of links is dat aan de macht is, aanvallen uit op de verworvenheden van de arbeidersklasse. De aanval op de pensioenen is het meest duidelijk. Ons pensioen wordt vandaag door de bourgeoisie aangezien als een toegeving vanuit de economische opgang na de Tweede Wereldoorlog die we ons vandaag niet meer kunnen veroorloven, indien we nog willen concurreren op de wereldmarkt.

De bazen van Europa worden wel geconfronteerd met een onverslagen arbeidersklasse die georganiseerd is in sterke vakbonden. Het feit dat de Europese kapitalisten onlangs enkele overwinningen hebben kunnen boeken en een aantal bezuinigingen hebben kunnen opleggen, wordt enkel verklaard door de rol van de leiding van de vakbonden en de linkse partijen. Ze leven nog steeds in een verleden waar steeds een soort van compromis mogelijk was. Ze hopen door vandaag enkele toegevingen te doen, in de toekomst grotere besparingen te vermijden. Die leiding begrijpt er echter niets van. Ze begrijpen niets van de huidige situatie. Er is een veralgemeende crisis van het systeem aan de gang. De kapitalisten worden verplicht om de arbeidersklasse aan te vallen. Vandaag nemen zij een vinger, morgen zal het heel de arm zijn.

De arbeidersklasse zal dit door pijnlijke ervaringen uiteindelijk wel begrijpen. De arbeidersklasse zal uiteindelijk ook begrijpen dat het nodig is om haar leiding te vervangen door een leiding die wel wil vechten. De arbeidersklasse zal proberen om de verworvenheden van het verleden te verdedigen. Zij heeft gewerkt en betaald voor een pensioen. Ons pensioen is van ons en we zullen dat niet zomaar opgeven zonder strijd. Elke aanval zal dus beantwoord worden met een tegenzet. Door de strijd voor de verdediging van onze pensioenen, onze lonen, onze banen en onze arbeidsomstandigheden zullen velen tot de conclusie komen dat het systeem zelf ziek is. Zodra dat inzicht er is, zal men gaan zoeken naar dat wat nodig is om de rotte kapitalistische EU omver te werpen en te vervangen door een Socialistische Verenigde Staten van Europa.