Ter linkerzijde wordt er veelal gesteld dat er een enorme opkomst van uiterst rechtse partijen is binnen Europa. Front National werd de grootste partij in Frankrijk, terwijl de UK Independence Party (UKIP) de grootste werd in Groot-Brittannië. In Oostenrijk was de FPÖ van voormalig partijleider Haider de grote winnaar, en in Denemarken de Deense Volkspartij. Hoewel het juist is dat rechtse partijen in sommige landen succesvol zijn, moeten we dit op een nuchtere manier analyseren, zonder paniek te zaaien.

Ten eerste is de opkomst bij de Europese verkiezingen gemiddeld 43 procent. Waar er geen stemplicht is, blijven veel mensen thuis. Het hoge aantal proteststemmen kan voor een ander resultaat zorgen dan bij nationale verkiezingen.

Ten tweede is het zo, dat de opkomst van dergelijke rechtse partijen dikwijls veroorzaakt wordt door gebrek aan een links alternatief. Rechts kan zich dan voordoen als anti-establishment. Dit is duidelijk het geval in Groot-Brittannië. Terwijl uit recente peilingen van YouGov blijkt dat een meerderheid van de bevolking voor linkse ideeën is (zoals nationalisering van de energiesector), staat de Labour Party van Ed Milliband voor een zeer gematigd programma, dat maar weinig verschilt van dat van de Conservatives. In Frankrijk was het Front de Gauche (links van de PS van president Hollande) bij de laatste presidentsverkiezingen nog een sterke vierde partij. Nu is ze verdeeld en steunt de ene helft lokaal de PS en de andere helft de Groenen. Het Front National kon van deze zwakte profiteren en zich als de enige sterke anti-establishmentpartij profileren..

Ten derde is het duidelijk dat niet alleen rechts erin geslaagd is zich als anti-establishmentpartij te profileren. In Italië valt de Vijf Sterren Beweging van komiek Beppe Grillo bijvoorbeeld niet onder de noemer uiterst rechts. In Ierland deed de republikeinse partij Sinn Fein het dan weer goed. In enkele Europese landen zien we ook een opkomst van linkse partijen

De opkomst van linkse partijen

De opkomst van linkse partijen was het sterkst in Griekenland, Portugal en Spanje. Dit zijn landen die zeer hard geraakt zijn door de crisis en de door de ‘Trojka’ (Europese Commissie, ECB en IMF) opgelegde bezuinigingsmaatregelen.

In Griekenland was SYRIZA de grote winnaar. Met 26,4 procent haalde zij het hoogste aantal stemmen in Griekenland. De sociaal-democratische PASOK heeft in feite een rechts bezuinigingsbeleid gevoerd waardoor zij nu door SYRIZA is ingehaald. De belofte van partijleider Tsipras om het memorandum te verscheuren, heeft de populariteit van de partij flink verhoogd. Tegelijk heeft hij ook gezegd dat hij wil dat Griekenland binnen de EU blijft, wat een onmogelijke situatie zal blijken in het geval dat hij het memorandum verscheurt. Als SYRIZA aan de macht komt in Griekenland zullen we zien hoe deze onmogelijke tegenstelling wordt opgelost: in het belang van de Griekse werkende bevolking, of in het belang van Berlijn en Brussel.

In Spanje deden de partijen links van de sociaal-democraten (PSOE) het ook goed. Opvallend was de opkomst van Podemos, een nieuwe partij die is voortgekomen uit de protestbeweging achter de pleinbezettingen van de afgelopen jaren. Deze partij, die slechts enkele maanden oud is, behaalde 8 procent van de stemmen. De andere linkse partij, Izquierda Unida, opvolger van de oude Communistische Partij, behaalde 10 procent. De regering van de rechtse Partido Popular (PP), die haar aantal stemmen zag dalen van 40 procent naar 26 procent, gaat het de komende jaren moeilijk krijgen.

In Portugal hebben de regerende rechtse partijen flink moeten inleveren, van 40 procent naar 27,7 procent. In tegenstelling tot Spanje en Griekenland hebben de sociaal-democraten hier wél stemmen gewonnen (van 26 procent naar 31 procent). De Communistische Partij heeft echter ook vooruitgang geboekt (van 10 procent naar 12,6 procent), terwijl de andere partij links van de sociaal-democratie, Bloco de Esquerda, stemmen verloor (van 10 procent naar 4,5 procent). In totaal hebben de linkse partijen maar liefst 47 procent van de stemmen behaald.

De ontwikkelingen in Zuid-Europa (met uitzondering van Italië) laten duidelijk zien dat er niet enkel een opkomst van uiterst rechts valt waar te nemen in Europa. Het is correcter te stellen dat het politieke centrum aan het krimpen is en mensen overal op zoek zijn naar politieke alternatieven.

Conclusie

De recente Europese verkiezingen maken duidelijk dat de traditionele partijen heel wat van hun populariteit verloren zijn. De jarenlage crisis heeft de stabiliteit van het ‘Europese project’ flink aangetast. Met uitzondering van enkele landen zien we een groeiend aantal proteststemmen. Dit kan zowel een linkse (Griekenland, Spanje) als een rechtse (Frankrijk, Groot-Brittannië) stem zijn. In enkele gevallen (Italië, Ierland) gingen de proteststemmen naar andere partijen. De lage opkomst in sommige landen kan ook als protest worden beschouwt.

De verzwakking van het politieke centrum is een symptoom van een veranderende situatie. De economische crisis heeft de basis van het zogeheten ‘Europese project’ ernstig verzwakt. Dit betekent dat er zich in de komende jaren voor zowel rechts als links kansen zullen voordoen. Het is onze taak om te zorgen dat links zijn kansen grijpt, met een duidelijk socialistisch programma.