We publiceren hier een bijdrage van Georges Debunne over de Europese Grondwet. Aan de vooravond van de betogingen op 19 maart willen wij de kritiek van een linkse vakbondsleider ter beschikking stellen aan syndicalisten, socialisten en de linkerzijde in het algemeen.

Georges Debunne is erevoorzitter van de Europese Federatie van Gepensioneerden en Senioren, vroegere voorzitter van de ACOD, vroegere algemeen secretaris van het ABVV (van 1968 tot 1982) en vroegere vice-voorzitter en voorzitter van het Europees Vakverbond (van 1973 tot 1985). Hij schreef deze tekst in september 2004. Deze linkse en syndicale kritiek op de nieuwe Europese grondwet zou veel huidige vakbondsleiders moeten doen blozen voor hun ‘kritische’ steun aan de Europese grondwet. Het is ronduit schandalig dat de vakbondsleiding de verspreiding van Debunnes onderbouwde tekst boycot.

Zijn opiniestuk vertoont veel raaklijnen met onze marxistische kritiek op de Europese grondwet (lees De Europese grondwet: kapitalisme als in steen gebeiteldDe Europese grondwet: kapitalisme als in steen gebeiteld, hoewel we zeker verschillen op het vlak van oplossingen. Alle syndicalisten zouden de bijdrage van Debunne moeten lezen en bestuderen. Daarom publiceren we hem hieronder in het Nederlands.

De Europese grondwet die werd goedgekeurd door 25 Staats- en Regeringsleiders versterkt nog het democratisch en sociaal deficit dat in alle verdragen van de EU sinds de oprichting aanwezig was.

Als syndicaal verantwoordelijke heb ik dit deficit sinds 1958 aangeklaagd. De achtereenvolgende verdragen werden telkens geratificeerd op basis van beloften tot verbetering en tevens bij gebrek aan voorlichting van de Europese burgers. Vandaar deze ultieme alarmkreet in de huidige periode van ratificatie waar wij gehouden zijn deze wetteksten te bekrachtigen of te verwerpen, teksten die immers voorrang zullen hebben op de nationale grondwetten. De Europese linkerzijde mag niet blijven dralen, deze verdere aftakeling moet een halt toegeroepen worden.

Het moment is gekomen om NEEN te zeggen tegen de hegemonie van het kapitaal, om betere doelstellingen te bepalen en actie te ondernemen om eindelijk te komen tot een Democratische en Sociale Europese Unie met een sociaal luik gevestigd op de fundamentele economische en sociale burgerrechten. Wij moeten ons verzetten tegen de verwatering van de Europese Unie tot een zone voor vrijhandel gericht op de eisen van de liberale economie gedomineerd door competitiviteit, flexibiliteit en winstbejag zonder mededogen voor de groeiende verarming van velen, ten voordele van een minderheid rijken die steeds rijker worden. De uitbreiding van de EU tot de landen van Oost-Europa vereist een solidariteitssysteem dat de sociale dumping uitsluit, wat hoegenaamd niet het geval is met de Europese Grondwet die voortkomt uit de door V. Giscard D’Estaing geleidde Conventie.

1. Sociale zekerheid (recht op pensioen, werkloosheidsuitkering, minimum leefloon) wordt niet gegarandeerd op Europees niveau.

Deze rechten bestaan niet in alle lidstaten. Ze kunnen verdwijnen uit de nationale wetgevingen waar ze wel voor komen. Het aantal personen levend onder de armoedegrens in de EU is van 58 naar 65 miljoen gestegen. Terwijl de grens berekend op basis van 60 procent van het gemiddelde inkomen in België 534 euro per maand bedraagt, is dit 114 in Hongarije, 102 in Polen, 70 in Tsjechië en 35 in Slovenië.

Moeten we er aan herinneren dat in 2000 de Europese Commissie erkende dat zonder sociale uitkeringen 40 procent van de Europese bevolking onder de armoedegrens zou leven? Deze uitkeringen zijn een sociale verworvenheid, resultaat van de noodzaak tot wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en het gevolg van de ‘golden sixties’. De vakbonden hebben hier een belangrijke rol gespeeld. Ze hebben een sociaal-economisch model mee opgebouwd dankzij hoge groeicijfers en een relatief lage inflatiegraad gebaseerd op twee pijlers: de volledige tewerkstelling en de sociale zekerheid. De markteconomie werd toen gecombineerd met overheidsinterventies verbonden met de politieke democratie, de rechten van de mens en het sociaal overleg met een vakbeweging die de strijdlust van haar leden durfde aanwenden. Zo is er sociale vooruitgang verworven.

Sinds eind jaren ‘80 werd alles ingesteld op de vermindering van kosten (vermindering werkloosheidsvergoeding, pensioenen en gezondheidszorg) terwijl elke verhoging van de fiscale ontvangsten worden verworpen. Het sociaal model wordt regelmatig in vraag gesteld.

Art. 1 van Deel 2 van de Europese Grondwet verklaart dat “menselijke waardigheid onaantastbaar is, ze moet gerespecteerd en beschermd worden”. Dit is onvoldoende, want de waardigheid bestaat niet als concreet rechtsbeginsel behalve wanneer zij gewaarborgd wordt door een fundamenteel sociaal recht. Voor hen die ‘bezitten’ en ook de middelen hebben is er geen probleem. Maar alle anderen? Zij die onder de armoedegrens leven, slecht gehuisvest of zonder verblijfplaats leven, zij die de noodzakelijke medicamenten niet kunnen betalen noch de medische verzorging! En wat met de duizenden arbeiders en arbeidsters die ontslagen worden? Recht op waardigheid voor de enen dus, maar niet voor de anderen die uitgesloten worden!

2. Unanimiteit van stemmen is vereist voor sociale, fiscale en milieueisen. Dit is onaanvaardbaar.

We moeten een einde stellen aan dit ondemocratisch veto waar één enkel land op de 27 of 30 de wil van 455 miljoen Europeanen kan blokkeren. Of een staat die geregeerd wordt door uiterst-rechts, de wil van democratische en progressieve staten kan tegenhouden.

Moeten wij er aan herinneren dat de stemming op basis van gekwalificeerde meerderheid werd aangekondigd en aanvaard in de Verklaring van de Staats- en Regeringsleiders te Laken in 2001? De meerderheidsregel beantwoordt als manier van stemmen aan de eisen van de markteconomie en de financiële wereld. Ze werd toegepast voor al wat de economie en het monetaire betreft zoals de eengemaakte markt, de munteenheid, de Europese Centrale Bank. Waarom dan twee manieren van stemmen: de ene ten voordele van al wat economisch en monetair liberaal geïnspireerd werd en de andere die ongunstig uitvalt voor al wat de sociale rechtvaardigheid ten goede zou komen?

3. De Openbare Diensten zijn in gevaar.

De staten die openbare diensten hadden opgebouwd in opvoeding, veiligheid, transport, communicatie en energie, hebben na het Verdrag van Rome een mechanisme van privatisering en concurrentie ingezet. De ontmanteling komt in versnelling. De term ‘openbare dienst’ komt niet voor in de Europese grondwet en werd vervangen door ‘Diensten van Algemeen Economisch Belang’ (DAEB). De artikels II-6 en III-6 kondigen een Europese wet aan die de principes en condities van deze DAEB zal bepalen waardoor deze in staat zou worden gesteld haar opdracht uit te voeren. Maar vandaag is duidelijk dat deze condities veel onduidelijkheden en onzekerheid laten bestaan. Het ontwerp van richtlijn ‘Bolkestein’ over vrij verkeer van diensten in de Europese markt toont aan hoe met het principe ‘land van herkomst’ de openbare machten alle controle verliezen over het recht op arbeid op eigen grondgebied.

4. De Europese Grondwet is voor onbepaalde duur opgesteld. Om haar te wijzigen is unanimiteit van stemmen verreist. Eén staat kan alles blokkeren.

Waarom ons nog verder wagen in deze tunnel zonder hoop, vooral voor de jongeren? De Europese Grondwet bepaalt de toekomst van burgers en van werkers en werksters in Europa. De grote interne markt mag in geen geval sociale dumping veroorzaken. Dit moeten we van de daken schreeuwen.

Meer info over de betogingen van zaterdag 19 maart kan je vinden op de volgende websites:
Aankondiging betoging van het Europees VakverbondAankondiging betoging van het Europees Vakverbond
Manifestatie van de sociale bewegingenManifestatie van de sociale bewegingen
JongerenmarsJongerenmars