Het is nog geen zomer maar toch hangt er al een broeierige hitte in Zuid-Europa. Half maart demonstreerde een half miljoen mensen tegen de EU-top in Barcelona en een week later overspoelden minstens 2 miljoen arbeiders de straten van Rome om te protesteren tegen de antisociale maatregelen van de regering Berlusconi. Op 16 april staakten zeker 13 miljoen Italiaanse arbeiders. Een nieuwe clash van de klassen is in de maak en Zuid-Europa toont wat ook ons te wachten staat.

De recente massabetogingen kwamen zeker niet uit het niets, arbeiders en jongeren zijn al een tijdje aan het radicaliseren in Zuid-Europa. Het aantal stakingen stijgt, Galicië onderging vorig jaar een algemene staking, Griekenland smaakte er twee, de Spaanse Studentenvakbond (opgericht door onze zusterorganisatie El Militante) organiseerde een staking van 2 miljoen studenten en in Genua kwamen 300.000 ‘antiglobalisten’ op straat. De laatste tijd drommen met de regelmaat van een klok demonstranten massaal samen in Rome: op 10 november 150.000 tegen de oorlog, 19 januari 150.000 tegen het wetsvoorstel van Bossi en Fini om het migratiebeleid te verstrengen, 9 maart 100.000 in solidariteit met de Palestijnen.

Arbeiders schieten wakker

De recente massabetoging was enerzijds het gevolg van de groeiende druk bij de basis van de linkse vakbond CGIL, vooral dan in de metaalcentrale FIOM, en anderzijds de poging van de regering Berlusconi om de CGIL opzij te schuiven als onderhandelingspartner. De leiding van de CGIL voelde zich daardoor genoodzaakt om een betoging uit te roepen voor 23 maart. 2 à 3 miljoen mensen beantwoordden deze oproep in de grootste betoging ooit in Italië. Daardoor was ook de leiding van de twee andere grote vakbonden, de CISL en de UIL, verplicht om op de kar te springen, anders zouden ze nog meer terrein verliezen ten opzichte van de CGIL. Hun gezamenlijke oproep voor een algemene staking op 16 april had massale navolging: minstens 13 miljoen arbeiders staakten, de vakbonden spreken van 20 miljoen. Dat is aanzienlijk meer dan hun totale lidmaatschap van 11 à 12 miljoen. In de verschillende steden betoogde een totaal van zeker 2 miljoen arbeiders.

De directe aanleiding van het protest is het voornemen van de regering Berlusconi om artikel 18 van de Italiaanse Arbeidswetgeving van 1970 in te perken. Deze wet voorziet in de verplichte herintegratie van werknemers die zonder rechtvaardige reden ontslagen werden in het kader van een individueel ontslag. De rechtbank oordeelt over het al dan niet rechtvaardige karakter. Is het ontslag onrechtvaardig, dan moet de werkgever de werknemer opnieuw in dienst nemen. Artikel 18 werd verworven op basis van de stakingsgolf eind jaren ’60, die uitliepen op de prerevolutionaire ‘Hete Herfst’ van 1969. Door de patroon bij een onrechtmatig ontslag te verplichten tot herintegratie van de arbeider is deze wet een instrument tegen antisyndicale ontslagen. In België bijvoorbeeld ontslaan bazen regelmatig goede delegees omwille van hun syndicaal werk, zonder dat ze wettelijk kunnen worden verplicht om de delegee terug op te nemen, ook al stelt de rechtbank de patroon in het ongelijk. In Italië kan dat niet zomaar. Anderzijds geldt artikel 18 slechts voor bedrijven met minstens 15 werknemers, terwijl 50 procent van de Italiaanse arbeiders in kleinere bedrijven werkt en dus niet door deze wet beschermd zijn.

Sergio Cofferati, secretaris-generaal van de CGIL, stelt terecht: “Artikel 18 is als een dijk. Als we die laten barsten of afbreken worden we allemaal overspoeld.” Het patronaat plant immers een grootschalige aanval op de arbeidsomstandigheden, verbreiding van kortlopende arbeidscontracten en vermindering van de werkgeversbijdrage voor de pensioenen. Om die aanval te vergemakkelijken willen ze eerst de vakbonden breken. Op een recent congres van Confindustria, de sterke Italiaanse industriële zakenlobby die Berlusconi mee aan de macht hielp, viel voorzitter Antonio D'Amato voor het eerst scherp uit tegen de regering omdat premier Berlusconi niet snel genoeg werk maakt van zijn liberale verkiezingsbeloften. De meerderheid van Confindustria wenst dat de overheid er met de hakbijl op in gaat en harde maatregelen neemt à la Thatcher. Aan de vooravond van de nationale staking stelde Berlusconi hen al gerust: “Als we hen [de vakbonden] niet kunnen overtuigen van de noodzaak van de wijzigingen in de arbeidswetgeving, zullen we doorgaan met de geplande veranderingen. Wij zullen niet toegeven aan de druk van de straat.”

In haar poging de radicalisering in te dijken past de rechtse regering alle klassieke tactieken toe. Door gesprekken aan te gaan met de vakbondsleiding oefent ze druk uit zodat deze op de rem gaat staan. Bovendien tracht ze het vakbondsfront te verdelen door te leunen op de meer gematigde CISL en UIL en aldus de CGIL te isoleren. Tegelijk probeert de overheid links te criminaliseren via demagogische verwijzingen naar de recente moord op Marco Biagi, de regeringsadviseur die mee aan de basis lag van de geplande wethervormingen. De moord zou zijn opgeëist door de extreem-linkse Rode Brigades. Minister Sacconi verkondigde dat ‘extremisten’ in de vakbonden mee verantwoordelijk waren voor de dood van Biagi. De minister van hervormingen, Umberto Bossi van de racistische Lega Nord, verkondigde: “Links is listig. Eerst vermoorden ze hem… en dan slaan ze munt uit zijn dood.” De vakbonden reageerden echter snel en dwongen Berlusconi tot een verontschuldiging voor de uitlatingen van zijn ministers.

Bonapartisme en polarisatie

Achter de façade van kracht en onverzoenlijkheid schuilt niettemin een diepe verdeeldheid van de heersende klasse. Een tijdje geleden kwam die verdeeldheid al aan de oppervlakte toen minister Ruggiero uit de regering werd gewipt na aanvaringen met de meer rechtse vleugel (o.a. Bossi). Ruggiero, ex-directeur van Fiat, was in de regering geplaatst door de familie Agnelli, de machtigste clan van de ‘oude’ bourgeoisie (o.a. Fiat). Berlusconi daarentegen is meer de man van de kleine ondernemers en de ‘nieuwe’ bourgeoisie, waartoe hij zelf als mediamagnaat en rijkste man van Italië behoort. De intensivering van de arbeidersstrijd zal die verdeeldheid verder aanwakkeren, met splitsingen en hergroeperingen in de burgerlijke, rechtse partijen tot gevolg. Reeds nu zien we in de heersende klasse openlijk bonapartistische* tendensen ontstaan die kiezen voor een autoritair regime. Zo wil de regering bijvoorbeeld de herziening van artikel 18 doorvoeren via volmachten, dus zonder inmenging van het parlement. Deze verharding ligt mee aan de oorsprong van de huidige polarisatie naar links en rechts.

Met die zwenk naar parlementair bonapartisme creëert Berlusconi zelf een verenigd links front van arbeiders en jongeren tegen zijn regering. Een zware confrontatie tussen de klassen is zich aan het opbouwen en de mogelijkheid om de regering ten val te brengen is duidelijk aanwezig. Cofferati, de leider van CGIL, staat onder enorme druk. Nog niet zo lang geleden was hij een heel gematigd leider, die onder meer samenwerkte met de vorige centrumlinkse regering. Maar de radicalisering van zijn achterban dwong hem naar links en nu heeft hij een ontzaglijke aanhang onder de arbeiders omdat hij wordt beschouwd als de aanvoerder in het gevecht tegen de staat en het patronaat. Dit proces bevestigt onze stellingen over de massaorganisaties van de arbeidersklasse: onder druk van de arbeiders is de leiding gedwongen om te radicaliseren. De sociale polarisatie vertaalt zich onvermijdelijk in een verlinksing van de leiding, hoe rechts hun positie voordien ook was.

Natuurlijk valt die leiding niet te vertrouwen; zij springen op de kar uit louter opportunisme en hebben geen (socialistisch) programma om de verzuchtingen van hun achterban te realiseren. Maar zoals Italië aantoont, laat de polarisatie hen weinig keuze dan een linkse koers. Nu de staking zo’n succes was, hebben de arbeiders nieuwe moed geput voor volgende acties. Anderzijds kan Berlusconi moeilijk gas terugnemen in de hervormingen als hij het vertrouwen van het patronaat niet wil verliezen, wat het einde van zijn regering zou betekenen. Beide zijden kunnen zich moeilijk nog terugtrekken zodat een nieuwe Hete Herfst waarschijnlijk is.

Zoals we in vroegere analyses al stelden, betreden we een periode van verhoogde spanningen tussen de klassen. Na de 20 jaar van neoliberaal offensief door het kapitaal schieten de arbeidersklasse en de linkse jeugd terug wakker. Dit werd reeds duidelijk tijdens de laatste jaren van economische boom door de enorme stijging van het aantal stakingen en de ‘antiglobaliseringsbeweging’. Deze radicalisering noopt de bourgeoisie tot hardere antwoorden, zeker in tijden van economische crisis zoals vandaag. Maar die verrechtsing van het regime stimuleert opnieuw een verdere verlinksing van de massa. Wat zich vandaag afspeelt in Italië is slechts een voorafspiegeling van de komende ‘botsing der klassen’ in de rest van Europa en op wereldschaal.

* Bonapartisme is een autoritaire vorm van regeren via de staatsbureaucratie, de politie en het leger als resultaat van verhoogd conflict tussen de klassen waardoor de heersende klasse vreest voor haar dominantie en daarom opteert voor een sterke staat. Zie Karl Marx' ‘De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte’.

Lees ook het artikel ‘Miljoenen arbeiders overspoelen Rome in de grootste betoging ooit in Italië’ op deze website