“Ze zeggen dat we alleen staan. Wel, dat betekent dat we alleen zullen zijn… maar samen met miljoenen arbeiders.” Dat waren de woorden van een vakbondsafgevaardigde tijdens het laatste congres van de CGIL (de grootste van de drie belangrijkste vakbondsfederaties en historisch verbonden met de voormalige Communistische Partij nu omgevormd tot een sociaal democratische partij met als naam Democratisch Links of DS, n.v.d.r.) en die woorden werden volledig bevestigd door de massale betoging van zaterdag 23 maart te Rome.

Het is gewoonweg onmogelijk om de ware omvang in te schatten van de betoging die heel het centrum van Rome overspoelde. De politiecijfers van 700.000 zijn duidelijk een zware onderschatting. De CGIL gaf het cijfer van 3 miljoen en bijna iedereen gaat erover akkoord dat het er minstens 2 miljoen waren. Wat ook de exacte cijfers zijn, de feiten zijn de volgende: de demonstratie bestond uit zes verschillende secties (marcherend vanuit verschillende punten en samenkomend in het centrum van Rome), die een totaal van 30 kilometer besloegen. Zestig treinen, negenduizend bussen en twee schepen van Sardinië brachten de demonstranten naar Rome. “Alles dat kan bewegen, gaat naar Rome,” waren de woorden van een vakbondsfunctionaris in Milaan enkele dagen voor de betoging. “We gaan naar Zwitserland, Oostenrijk en Slovenië om meer bussen te vinden die we kunnen huren.” Het Circus Maximus was absoluut vol, met een staart van 1,5 kilometer. Een deel van de betoging bereikte zelfs nooit het einde.

Deze dag zal niet makkelijk worden vergeten. De reactie van de regering en de bazen is alleszeggend. Nadat ze probeerden de opkomst te minimaliseren (“slechts een half miljoen” beweerde een rechtse parlementariër), vallen ze de arbeiders en de CGIL aan als terroristen, in een poging de moord op Marco Biagi door de Rode Brigades af te schilderen als een gevolg van de arbeidersstrijd. Hier zijn enkele ‘juweeltjes’:

“Het is een slechte dag wanneer mensen betogen tegen de ideeën van Marco Biagi.” (Sacconi, afgevaardigd eerste minister). Minister van Defensie Antonio Martino zei: “Deze betoging is een enorme bedreiging voor onze vrije democratische instellingen.”

Het scenario dat zich nu opent is nog steeds onzeker. Zoals we voordien al meedeelden, probeert de regering de vakbonden te verdelen en te komen tot een aparte overeenkomst met de CISL (historisch de ‘christelijke’ en meer gematigde vakbondsfederatie, n.v.d.r.). Niettemin zet het succes van de betoging ook druk op deze vakbonden. De drie vakbondsfederaties (CGIL, CISL en UIL) zijn nu gesprekken begonnen in het perspectief van samen een algemene staking uit te roepen, terwijl voordien de CGIL er alleen voor ging. Ondertussen heeft Cofferati, de algemene secretaris van de CGIL, verklaard dat de CGIL vasthoudt aan de datum van 5 april tot een akkoord is bereikt met de anderen.

De mogelijkheid om de regering ten val te brengen is duidelijk aanwezig. Achter de façade van kracht en onverzoenlijkheid schuilt de diepe verdeeldheid van de heersende klasse omtrent dit groeiende conflict, wat evengoed geldt voor de partijen van de rechtse coalitieregering.

Zoals altijd is het hoofdprobleem er een van leiding. Cofferati heeft nu een leidende rol in de oppositie veroverd. Al de krachten die Berlusconi bestrijden zijn momenteel verplicht om de CGIL te volgen en te steunen in woorden, inclusief de burgerlijke partijen die in werkelijkheid veel dichter staan bij de Confindustria [de Italiaanse patroonsvereniging, n.v.d.r.] dan bij de CGIL. Als het conflict zich verspreidt en verdiept, dan zal de huidige politieke en sociale polarisatie zijn effect hebben op alle partijen. Verdeeldheid en zelfs afsplitsingen zullen op de agenda staan.

Terwijl deze beweging zich ontvouwt, houdt de Partito della Rifondazione Comunista (PRC) haar locale congressen, het nationale congres zal plaatsvinden van 4 tot 7 april. Het is werkelijk een paradox dat de nationale secretaris van de partij, Bertinotti, koppig weigert op te roepen tot de omverwerping van de regering. Slechts enkele dagen voor de demonstratie zei Bertinotti: “het zou een grote vergissing zijn indien we beweerden dat deze strijd zich tegen de regering richt; het is een vakbondsstrijd, waaraan we steun moeten verlenen samen met de andere oppositiepartijen.” Dit standpunt staat gelijk met het uitwissen van de rol van de communisten in de arbeidersbeweging. Onze partij loopt een groot risico om te verworden tot louter een nummertje in een lijst van organisaties. Ze steunt een strijd die, ondanks zijn enorme omvang, nog steeds wordt geleid en gecontroleerd door de sociaal-democratische bureaucratie aan de top van de CGIL, een kracht die er voornamelijk op gericht is de beweging in veilige wateren te houden en zeker niet te leiden naar een krachtige aanval op de bazen en hun regering.

Toch is het niet nieuw dat de PRC en Bertinotti in het bijzonder aan de staart van de beweging hangen. Dezelfde houding werd vorig jaar aangenomen ten opzichte van de ‘antiglobaliseringsbeweging’, en als we teruggaan tot 1994, toen de eerste regering van Berlusconi omver werd geworpen door een massale golf van stakingen, dan zien we dat dezelfde fout werd begaan. Toen beweerde Bertinotti dat communisten zichzelf moesten weerhouden en de vakbondsleiders niet moesten bekritiseren. Deze houding verleende de vakbondsleiding de kans om de beweging te doen ontsporen en te stoppen, op die manier de strijd kanaliserend naar klassencollaboratie belichaamd in de centrumlinkse coalitie.

De linkerzijde in de PRC, waarvan wij een deel zijn, is betrokken in een hevige strijd om de basisideeën en –methoden van het marxisme opnieuw te bekrachtigen, startend van de idee dat de eerste taak van een communistische partij ligt in het gevecht voor invloed en hegemonie in elke arbeidersbeweging en –strijd, en de verdediging van het communistisch perspectief als enige antwoord op de steeds stijgende contradicties van het kapitalistisch systeem.

Op dit ogenblik overheerst binnen de arbeidersklasse een stemming van vertrouwen in de leiders, vooral die van de CGIL, die zij zien als strijders die doen wat moet gedaan worden. Er is tevens een sterke drang naar linkse eenheid die een objectieve druk zet op de PRC. Wat we nu nodig hebben is een behendige combinatie van actieve deelname in de strijd, politieke verklaring en vriendelijke kritiek op alle tekortkomingen van de CGIL-leiding. Dit is noodzakelijk als de partij isolatie en dwalingen van sektarische en opportunistische aard wil vermijden.

De opflakkering van klassenstrijd zal elke partij en stroming aan een strenge test onderwerpen. De gebeurtenissen bevestigen volledig onze vroegere perspectieven en wij zijn vol vertrouwen dat de ideeën en methodes van het marxisme in staat zullen zijn een brede basis te verwerven in de nieuwe generatie die nu op het toneel verschijnt.

De auteur is lid van het Nationaal Uitvoerend Comité van Rifondazione Comunista en tevens van de redactie van ons Italiaans zusterblad Falce Martello. Milaan, 25 maart 2002