Het rommelt in syndicaal Nederland. Het FNV-bestuur slaagt er maar niet in de belangrijkste bonden te overtuigen van het nut van het akkoord over de verhoging van de pensioenleeftijd. Luc Brusselaers, militant van ABVAKABO, legt uit wat er aan de hand is.


 

Vonk: In België hoorden we dat het FNV-bestuur een pensioenakkoord heeft ondertekend met de regering Rutte. Wat houdt dat akkoord precies in?

Luc Brusselaers: Het pensioen-onderhandelingsresultaat tussen kabinet (regering), de werkgevers en de werknemers moet worden voorgelegd aan de vakbondsleden. Er is nu nog geen sprake van een ‘akkoord’ in die zin dat het allemaal al geregeld is. Alleen de onderhandelaars van de vakcentrales, de werkgevers en het kabinet hebben ja gezegd. De onderhandelaars hebben dus ja gezegd, maar de leden nog niet.

Wat het akkoord op hoofdlijnen inhoudt, is dat de AOW-leeftijd (Algemene Ouderdomswet, een basisuitkering die nu ingaat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar), stapsgewijs zal worden verhoogd naar 67 (66 in 2020 en 67 in 2025). Wie op 65 jaar stopt zal ongeveer 6,5 procent AOW-uitkering inleveren per jaar.

Volgens het akkoord zullen er een aantal zaken in de pensioenwet veranderen. Het risico van toekomstige financiële tegenvallers bij de pensioenfondsen zal volgens het akkoord worden gelegd bij de werknemers (bijvoorbeeld ingevolge een financiële crisis). Toekomstige financiële tegenvallers worden dan niet meer gedeeld tussen werknemers en werkgevers. Pensioenfondsen krijgen verder de vrijheid van beleggen!

Naast de stijging van de AOW-leeftijd moet er ook langer doorgewerkt worden voor het pensioen. De hogere levensverwachting zal niet leiden tot hogere premiebetaling, maar wel tot langer werken voor het pensioen.

In principe gaat de pensioenleeftijd in 2013 naar 66 jaar en vanaf 2015 wordt vervolgens iedere 5 jaar de pensioenleeftijd aangepast aan de dan geldende levensverwachting.

Vonk: Er blijkt nogal wat weerstand te bestaan binnen het FNV tegen dit akkoord. Wie vindt binnen de bond dat dit akkoord niet te pruimen is? En waarom?

Luc Brusselaers: De grootste vakbond binnen de Nederlandse Federatie Vakverenigingen, FNV Bondgenoten nam een duidelijke afwijzende houding aan tegenover dit akkoord. FNV Bondgenoten heeft dit ‘akkoord’ reeds in een referendum voorgelegd aan haar leden en 96 procent wees het akkoord af.

De tweede grootste bond, ABVAKABO-FNV, zal begin september het akkoord in een referendum aan haar leden voorleggen.

Het bondsbestuur van FNV Bondgenoten was tegen het akkoord bij het voorleggen van het referendum aan haar leden. Het bondsbestuur van de ABVAKABO-FNV heeft een “Nee, tenzij…”-standpunt.

Bij de derde bond van de FNV (Bouw en Hout) zegt het bondsbestuur: “Ja, maar…”.  De besturen van de overige 13 kleinere FNV-bonden leggen het onderhandelaarsakkoord niet aan hun leden voor en kiezen, als regenten, blijkbaar voor het akkoord.

De ABVAKABO-FNV legt in een referendum het huidige onderhandelaarsakkoord voor aan haar leden op 1 tot 7 september, met het Nee, tenzij… . Tenzij betekent dan dat de ABVAKABO-FNV niet akkoord is met een AOW-korting per jaar na de 65 jaar vroeger stoppen met werken, de laagste inkomens en mensen met zware beroepen zijn de grootste slachtoffers. Tenzij betekent ook dat de risico’s (financiële tegenvallers bij pensioenfondsen) niet eenzijdig bij de werknemers mogen worden gelegd.

Het FNV-bestuur en een aantal FNV-bonden kiezen voor het akkoord onder voorwendsel dat dit akkoord misschien niet goed is, maar het is toch beter dan wat er door minister Kamp zou kunnen worden opgelegd. Dat is een vorm van chantage en vooral een gebrek aan inzicht (of is er sprake van bewuste onwil bij de leiding binnen de FNV?) in de macht van de vakbond als organisatie, met haar leden.

Verder met de FNV als Federatie? Bondgenoten is de grootste bond en samen met de ABVAKABO vertegenwoordigen zij wel een meerderheid binnen de FNV.

Het rommelt ook binnen de bonden. Bij de ABVAKABO-FNV stapte de voorzitster recent al op samen met enkele getrouwen. De voorzitster had zich gesteld achter het FNV-onderhandelaarsakkoord en trok haar conclusies.

Een goede zaak zou zijn dat A. Jongerius, voorzitster van het FNV-federatiebestuur, van het toneel verdwijnt, met haar acolieten.

Vonk: Hoe gaat het nu verder met het FNV? Moet er een nieuwe leiding komen en hoe kan dat gebeuren?

Luc Brusselaers: Het is in ieder geval duidelijk dat er iets moet en is aan het gebeuren in vakbondsland in Nederland. De vakbonden moeten terug een strijdbaar gezicht krijgen bij hun achterban, de vakbond moet terug naar de leden. Duidelijk blijkt immers ook in deze hele pensioendiscussie dat een aantal besturen van FNV-bonden over de hoofden van hun leden heen beslissen, echte dictatoriale regenten als het ware.

Het toenemende verlangen naar een strijdbare vakbeweging is al enige tijd in kracht aan het toenemen. Tijdens het laatste vakbondscongres van de ABVAKABO-FNV viel er nu echt eens te kiezen voor andere bestuursleden, in tegenstelling tot voorgaande congressen. Behalve nieuwelingen in het bezoldigde bestuur (dagelijks bestuur) was er een hele vernieuwing in het onbezoldigde bestuur (Algemeen bestuur).

De vakbond moet strijdbaarder worden, minder bureaucratisch naar de werkvloer. De vakbond mag geen dienstverleningsinstituut worden, maar de vakbeweging behoort in de eerste plaats op te komen voor de belangenbehartiging van haar leden en de werknemers in het algemeen.

Het huidige conflict binnen de FNV naar aanleiding van het pensioenakkoord, is een gevolg van de dringende noodzaak om vaarwel te zeggen aan het poldermodel van weleer, dat eerder afbraak dan opbouw heeft gebracht.

Het pensioenakkoord is positief voor de toenemende strijdbaarheid binnen de vakbeweging.

Waar in het recente verleden het ene akkoord na het andere in dalende lijn, nadelig voor de werknemers, door de FNV werd afgesloten, telkens om slechter te voorkomen, komt er nu dan mogelijk een einde aan die bedrieglijke chantagetactiek.

Ook nu wil het FNV-bestuur dit onderhandelaarsakkoord opdringen onder het mom van “anders wordt het nog slechter”. Van enige weerstand en strijdbaarheid, laat staan van offensieve strijdbaarheid van de vakbeweging, daar hebben nog te veel FNV-bestuurders angst van. De vakbeweging is er niet om de door de werkgevers gestelde sociale achteruitgang te helpen realiseren door op spannende momenten enkel de spanning weg te doen ebben, integendeel. De vakbeweging moet (terug) leren een vuist te maken, in het belang van haar leden.

Het percentage werknemers dat lid is van de vakbeweging staat al langer onder druk. Een strijdbare vakbeweging met inhoud en belangenbehartiging door dik en dun zal de vakbeweging echter sterker maken. De tactiek van onderwerping heeft de afbraak van de ledenaantallen van de vakbeweging in de hand gespeeld.