Eind maart kregen alle syndicalisten weer een opdoffer van jewelste te verwerken. Toen kwamen de sociale ‘partners’, inclusief de vakbonden, immers met een gezamenlijke verklaring naar buiten dat onze lonen weer sneller gestegen zijn dan in de buurlanden Frankrijk, Nederland en Duitsland. De Belgische export zou hierdoor marktaandeel in de wereld verliezen. Aan de vooravond van een nieuw interprofessioneel overleg worden de delegees en militanten in de bedrijven opnieuw in de kou gezet. Probeer de index maar eens te verdedigen met die verklaring in je achterhoofd, laat staan dat je nog zou pleiten voor reële loonsverhoging.

Nochtans zijn er voldoende argumenten om de liberale redenering die de loonkosten koppelt aan dalende export te doorprikken.

Over de efficiëntie van loonkostenverlaging is al genoeg geschreven. We weten ondertussen al dat loonkostenverlagingen weinig efficiënt zijn, en als ze al tewerkstelling creëren, dat die tewerkstelling zeer duur is. De laatste tijd verschijnt er ook meer en meer onderzoeksmateriaal dat brandhout maakt van de neoliberale stelling dat hoge loonkosten slecht zouden zijn voor de competitiviteit van een land. Zo ook in ons land, bij Sherppa (www.sherppa.be), een studiegroep van de Gentse universiteit die zich bezig houdt met economisch onderzoek en beleidsanalyse. In een studie over loonvorming, concurrentiekracht en werkgelegenheid in België komen zij tot enkele zeer interessante conclusies.

Zo was er in de voorbije tien jaar in geen enkel land een relatie waar te nemen waarbij een verhoging van de loonkosten geleid heeft tot een vermindering van de werkgelegenheid. Voor verschillende landen zoals onze buurlanden, de Scandinavische landen of de VS is voor de periode 1995-2000 eerder het omgekeerde waar. Sterke werkgelegenheid ging veeleer samen met sterke loongroei. Verschillende landen, in het bijzonder in Scandinavië en Ierland, laten veel sterkere loonstijgingen optekenen dan België. Nochtans doen deze landen het bijzonder goed inzake kostencompetitiviteit, marktaandelen en werkgelegenheid. De evoluties in deze landen tonen dat België veeleer een probleem heeft met de groei van de arbeidsproductiviteit dan met de groei van loonkosten.

We kunnen inderdaad vaststellen dat de loonkosten in België sneller zijn gegroeid dan in de buurlanden Frankrijk, Nederland en Duitsland. We kunnen ook vaststellen dat het volume van de Belgische export in de wereld minder snel toeneemt dat de ontwikkeling van de internationale handel. Wanneer we echter gaan kijken naar de toename van de Belgische uitvoer in waarde tijdens de afgelopen drie decennia, dan zien we dat die gelijke tred heeft weten te houden met de toename van de internationale handel. Voor de periode 2000-2005 is zelfs een lichte toename in de Belgische export naar waarde op te merken. De onderzoekers van Sherppa komen tot de conclusie dat “dit enkel mogelijk is indien de Belgische exportproducten tegen een relatief hogere prijs op de exportmarkten verkocht kunnen worden, zonder dat de Belgische export weggeconcurreerd wordt”.

De onderzoekers van Sherppa komen dan tot de conclusie dat een eng loonmatigingsbeleid in functie van de drie buurlanden is voorbijgestreefd. Een model van competitieve loonmatiging dwingt de buurlanden immers om hetzelfde te doen. Uiteindelijk hebben de loontrekkenden overal ingeleverd en zijn de ‘lasten op arbeid’ overal verlaagd. Maar niemand is echt competitiever geworden.

Professor Paul De Grauwe heeft bijgevolg overschot van gelijk wanneer hij zegt dat “het de werkgevers er om te doen is dat ze meer winst willen maken”. Jammer genoeg moeten we dat uit de mond van een liberale professor te horen krijgen en zwijgen de vakbondsleiders hierover in hun eigen discours.

De vakbonden houden wel vast aan de vrijheid van onderhandelen, pleiten wel voor een sociale en duurzame economie, pleiten ook voor een andere rol van de overheid maar zij doen dat weinig consequent. Want koken kost immers geld. Het mag dan wel mooi klinken om te pleiten voor innovatie, voor een slimme economie of voor kwaliteit van het werk, het zijn slechts holle woorden als je niet voor de middelen zorgt om dat allemaal waar te maken.

Bovendien houden de vakbondsleiders vast aan het idee van de concurrentie. Zij pleiten wel voor een ‘andere’ soort concurrentie. Bedrijven zouden dan meer duurzaam en maatschappelijk verantwoord moeten gaan ondernemen. Ze zouden hun kortetermijnstrategie voor winstmaximalisatie moeten vervangen door een langetermijnstrategie waarin ook aspecten zoals opleiding, diversiteit, mobiliteit en milieu aan bod komen. Als we maar hoog genoeg opgeleid zijn, onze arbeidsproductiviteit maar genoeg opdrijven en wat aandacht besteden aan milieu en mobiliteit, dan zal er wel genoeg werk zijn voor iedereen en zullen onze lonen niet moeten verlagen, zo redeneert de vakbondsleiding.

Dat is echter net hetzelfde als vragen aan het aids-virus om minder dodelijk te zijn of het zoeken naar een bal die niet meer rolt. Technologische vooruitgang is nu eenmaal arbeidsbesparend. Onder de kapitalistische bezitsverhoudingen leidt een toename van de arbeidsproductiviteit echter tot een uitstoot van arbeidskrachten uit de industrie. Hierdoor versmalt de basis waarop een individuele kapitalist zijn kapitaal kan laten groeien. Zij kunnen immers alleen maar levende arbeidskrachten uitbuiten. En dus moeten de kapitalisten voortdurend op zoek naar nieuwe manieren om de winsten overeind te houden. Bijvoorbeeld door de overgebleven arbeiders en bedienden steeds harder en langer te laten werken. En natuurlijk door te besparen op de loonkosten…

Wil je iets aan dat kapitalistische streven veranderen, dan moet je ook de bezitsverhoudingen van onze economie in vraag stellen en een alternatief voorstellen. Er is dus nood aan herverdeling. Herverdeling van het werk maar ook herverdeling van de rijkdom door afschaffing van de bezitsverhoudingen. En dat allemaal op een democratische wijze.

Daarom geven wij enkele eisen waarrond linkse syndicalisten kunnen actie voeren:

  • stap uit de patronale logica, geen gezamenlijke verklaringen meer met het patronaat, we hebben toch niet dezelfde belangen
  • weg met de loonnorm, weg met de wet op het concurrentievermogen
  • arbeidsduurvermindering met loonbehoud en met verplichte aanwervingen
  • nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder arbeiderscontrole