Toen eind jaren ’90 Europa zich weer begon te roeren tegen de verrechtsing en vermarkting van onze samenleving, gebeurde dat onder de noemer antiglobalisme. Dat klonk toen nog verfrissend, maar het duurde niet lang voor men toch een positievere term voorstelde: andersglobalisme. Het ging om een bonte verzameling groeperingen die prat gingen op hun verscheidenheid. Verscheiden als ze waren, waren ze toch in staat zich regelmatig te mobiliseren tegen het ‘eenheidsdenken’ dat zegevierend het liberalisme tot universele ideologie had verheven. De toenmalige hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique, Ignaciao Ramonet, schreef er zelfs een boekje over: ‘la géopolitique du chaos’.

Net zoals Bill Clinton kon liberaal Guy Verhofstadt als ‘rechtgeaarde democraat’ deze beweging niet negeren. Hij toonde zich bereid om, via een open brief, de dialoog aan te gaan met deze anti/anders-globalisten. Hij stak de hand uit, maar in zijn schrijven klonk een pedante ondertoon toen hij de andersglobalisten verweet ‘in de war’ te zijn. In hun kritiek waren zij dat doorgaans allerminst; het probleem zat hem eerder in de te volgen strategie. Toen er wat sleet begon te komen op de vele acties en de inhoud weinig evolueerde, werd de volgende vergelijking gemaakt (niet door een liberaal). “Een eenjarige die tot tien kan tellen, is geniaal. Een vijfjarige die nog steeds niet verder raakt dan tien, is achterlijk.”

Geen mooie woordkeuze, en de bedoeling is hier allerminst de andersglobalisten of wie dan ook als dusdanig te bestempelen. Maar terwijl de verscheidenheid ter linkerzijde is gebleven, is de beweging wel verwaterd, en het liberalisme staat er meer dan ooit. De fabriekssluitingen zijn onverminderd voortgegaan, het milieuprobleem is geenszins opgelost, het is oorlog in Irak en de kloof tussen rijk en arm wordt breder. De lonen stijgen niet evenredig met de prijs van zaken gaande van een brood tot een huis. De brede middenklasse verarmt. Wat leverden de massale acties op? De verscheidenheid had blijkbaar iets krachteloos.

Sinds enkele maanden wordt het eenheidsdenken echter opnieuw in vraag gesteld. Nu minder met ballonnen, toeters en bellen, maar vooral met ideeën. Dit gebeurt naar aanleiding van de voorzittersverkiezingen binnen de SP.a. Deze keer wordt er verder geteld dan ‘tien’ en het is geen amorfe massa die dit poogt te doen, maar mensen die zich opnieuw zonder schroom ‘socialisten’ noemen. We horen een analyse die een aantal taboes doorbreekt, rode en groene thema’s verzoent, brandhout maakt van de rechtse demagogie over veiligheid. Eindelijk…

Al Gore toonde in zijn film ‘An Inconvenient Truth’ waar het allemaal misloopt en we wilden dit allemaal zien, maar zijn suggesties voor engagement gingen naar mijn herinnering niet veel verder dan zuinige koelkasten en oplaadbare batterijen. Nu is er opnieuw een platform om serieus na te denken over de toekomst en dat bevindt zich goed op zijn plaats binnen de socialistische partij.

‘Socialisme’ is een gewichtig woord, om Kruithof te citeren: “met socialisme valt nooit en nergens te spotten”. SP.a Rood is geen toevallig verschijnsel. De steun die de ‘onbekende’ Erik De Bruyn krijgt, is dat evenmin. Het gebeuren illustreert datgene wat ‘dialectisch materialisme’ onderzoekt. Geschiedenis is verandering, voortgestuwd door maatschappelijke krachten die tegen elkaar botsen, een uitweg zoeken, naar links, naar rechts, vooruit, achteruit... Maar deze krachten kan je ook bewust sturen, via politiek. De Bruyn en SP.a Rood doen dit: “naar links, en dan vooruit!”

Het socialisme van de ‘Derde Weg’ kon geen antwoord bieden op de vragen van die mensenmassa’s die zich verenigden in het andersglobalisme. En Patrick Janssens heeft géén gelijk als hij denkt dat aangezien er niets links van de SP.a groter werd na de verkiezingen, de SP.a nog meer naar rechts moet. Deze ‘wiskunde’ is al dan niet manipulatief bedoeld, maar vooral verkeerd. Eender wie het de laatste tien jaar heeft aangedurfd over socialisme te praten met schijnbaar vijandige ‘rechtse typen’, weet dat er zich een groot potentieel bevindt bij de vaak diep verbitterde Vlaams Belang-stemmers. Het heeft iets griezelig elitair te denken dat die bijna 50 procent inwoners van Deurne of Merksem niet geïnteresseerd zijn in politiek. Opvallend dat net deze mensen bereid zijn in discussie te treden, zomaar op straat, naar aanleiding van de verkiezingen. Hoe vaak hoor je deze mensen dan niet zeggen “niets tegen homo’s te hebben, beter overeen te komen met de Marokkaanse collega dan de Vlaamse patron, goed te weten dat het Blok mij niet zal helpen, maar er toch (verdoemme!) op te zullen stemmen.”

Het moet inderdaad gedaan zijn met op de man of de vrouw te spelen. Maar in alle eerlijkheid: kan het verhaal van Gennez deze mensen terugwinnen? Is haar verhaal dan ook maar een greintje inspirerender dan dat van voor 10 juni? Op de stemming in Antwerpen klonk de bijval voor De Bruyn krachtig, enthousiast – emotioneel. De bijval voor Gennez klonk zwak en niet meer dan… tactisch? Janssen argumenteerde: “Kijk naar hoe Antwerpen het doet, want wij scoorden veel beter dan andere afdelingen. Wij moeten niet naar links.” De score was beter dan elders, maar lang niet goed genoeg. Op te veel plaatsen haalde het Belang een bijna absolute meerderheid en het is op deze plaatsen dat zich net de natuurlijke achterban van de SP.a bevindt!

Waarom werkt het socialisme van de Derde Weg niet? Omdat gelijkwaardigheid overboord werd gegooid en in de plaats daarvan het drogbeeld van ‘gelijke kansen’ werd uitgevonden. Nu weet iedereen dat als Vlamingen zich beter scholen om werk aan te trekken, de Walen hetzelfde zullen doen, en als de Belgen zich samen schrap zetten, de Polen ook een tandje bijsteken, maar nog wat goedkoper ook, maar als de Polen, en de Roemenen, en de Bulgaren, dit doen, dan komen de Chinezen en de Indiërs, en dan… Een spiraal van moordende concurrentie. Beter lijkt me een slogan in de zin van “werkers aller landen, verenigt u.” Maar wat horen we nu? “Komaan, we stomen je klaar, geven je een stel goéie bokshandschoenen en sturen je dan de ring in.” Dit is weinig socialistisch. Het is wel erg Noord-Amerikaans, en de Noord-Amerikaanse maatschappij staat nu niet bepaald model voor warmte, gelijkheid en veiligheid. Ze trekt blijkbaar terreur aan en verdedigt de democratie met peperduur wapentuig. Voor veel gewone mensen is het daar duur om leven. En ondanks het verzamelde intellect, is de economie allesbehalve groen.

Nadat Blair en co te lang het gezicht waren van de socialistische partijen in Europa, en deze na Paars nog amper bont maar vooral blauw ogen, is het nu opnieuw tijd voor Rood. Ik blijf hopen dat ook ‘de top’ ooit gaat beseffen dat we ons geen status quo meer kunnen veroorloven. Stel je een historisch congres voor waarop ze allemaal aantreden – ja, ook de tegenpartij – en kameraadschappelijk zouden zeggen: “Erik, we gaan er samen voor.” Nu, we moeten niet hopen, maar constateren. De belangrijkste conclusie is dat de boodschap van SP.a Rood heel wat mensen binnen en buiten de partij kan enthousiasmeren. Blijkbaar hebben velen aan de basis de stap wel gezet en als we denken aan de bewegingen van de laatste tien jaar, kan het enorme potentieel ons alleen maar optimistisch stemmen. Er is ruimte voor een socialistisch offensief.