“Reformasi is fantastisch. Nu zijn we niet meer onwetend over onze rechten als arbeiders en aanvaarden we onze uitbuiting niet meer zoals voorheen”, zegt een van de leiders in de bezetting van de Sony-fabriek in Jakarta. De Sony arbeiders houden deze al sinds 26 april bezet om zo druk op de directie uit te oefenen om haar veranderingen in het productieproces te herroepen. Deze veranderingen verplichten de arbeiders rechtstaande langs de transportband te werken, terwijl ze dit voorheen zittend konden doen.

De Sony-bezetting is een van de meest zichtbare symptomen van de algemene opgang van arbeidersactivisme op het belangrijkste eiland Java en in andere industriecentra. Deze golf van “nieuwe stoutmoedigheid”, zoals een handelsdeskundige het noemde, heeft zulke proporties aan genomen dat het een van de onderwerpen is geworden op de wekelijkse kabinetsvergadering van de regering.

De cijfers zijn dan ook echt verbluffend. Volgens een recente verklaring van de politie van de regio Jakarta zou deze reeds 600 stakingen bijgewoond hebben in de eerste 4 maanden van dit jaar. Zo wist ze, in de maand april alleen al, zo’n 224 stakingen in de industriegordel rond de stad te rapporteren.

Nieuwe lagen binnen de arbeidersklasse, gewoonlijk passiever of minder georganiseerd, trokken nu de straten in. In april betoogden en staakten een 40.000 leerkrachten uit alle delen van het land. Fietstaxibestuurders (een zeer uitgebuite sector) kwamen ook in beweging, met spectaculaire acties en grootse betogingen in het centrum van de hoofdstad.

Deze stakingen worden niet enkel aangewakkerd door de val van Suharto’s dictatuur, maar ook door het geringe herstel van de economie en het onvermogen van leger en politie om het arbeidersactivisme zoals voorheen de kop in te drukken. Een voortvloeisel van dit arbeidersactivisme is een organiseerkoorts:er werden bijna 30 nieuwe nationale vakbondsfederaties genoteerd. “De gedrevenheid van het volk wordt gekenmerkt door onrust… anarchistische en destructieve acties blijven de kop opsteken”, klaagde het hoofd van de strijdkrachten, admiraal Widodo.

Terwijl het land steeds verder de onzekerheid tegemoet gaat, begint de arbeidersklasse, die op grote schaal sympathiseerde maar nooit een actief deelnemer was in de studentenbeweging die Suharto ten gronde bracht, zich langzaam maar zeker opnieuw te doen gelden als een sociale klasse, klaar om de maatschappij weg te leiden van deze kapitalistische hel. Dit uiterst belangrijk feit wordt verborgen gehouden door de burgerlijke pers in de regio, die niets liever doet dan zich the focussen op de religieuze geschillen en de mogelijke dreiging van een nationale desintegratie.

De activisten beamen allen hetzelfde: het klassengevoel wordt het belangrijkste kenmerk onder de fabrieksarbeiders, terwijl de etnische en religieuze scheidingslijnen er tegelijk afnemen. Er bestaat natuurlijk geen twijfel over het feit dat de slachtpartijen in meer afgelegen eilanden zoals Ambon en in centraal Sulawesi toenemen. Ze herinneren ons nogmaals aan het barbaarse gezicht van reactie en contrarevolutie. Deze nationalistische en separatistische winden waaien ook door Aceh en nu opnieuw door West Papua.

De pogingen van de nieuw verkozen president Abduraman Wahid, alias Gus Dur, om tot zekere akkoorden te komen met deze nationalistische bewegingen, hebben hun algemene eis om het stoppen van de militaire repressie en een referendum te houden over een mogelijke onafhankelijkheid ten opzichte van Jakarta, niet doen afnemen. Integendeel deed het alleen het verlangen van het volk toenemen, terwijl het tegelijk de aandacht van het leger in beslag neemt, dat zichzelf als enige buffer tegen de desintegratie van het land beschouwt.

Een sinds de jaren 50 en 60 ongeziene instabiliteit houdt het land in zijn greep. Alle lagen van het politiek, sociaal en economisch leven worden er door beïnvloed. Gus Dur, alhoewel een subtiel en onconventioneel politicus, is niet in staat om enige vorm van stabiliteit of oplossing voor de problematiek van de nationaliteiten voort te brengen.

Alhoewel er een zeker economisch herstel is, blijft dit zeer fragiel. Officieel zou de groei dit jaar 4% bedragen (niets in vergelijking met de periode voor ’97). Doch dit wordt op algemeen scepticisme ontvangen. Het centraal bureau van de statistiek is realistischer en verwacht een groei van 1,5%. Totaal ontoereikend om de enorme werkloosheid (minstens 30 miljoen) ten gevolge van de crash van ’97 en de armoede, die het land 20 jaar terug in tijd heeft gegooid, op te lossen.

De belangrijkste bronnen van buitenlandse investering zijn het IMF en de wereldbank. Zakenlui zijn zeer weerhoudend om hun geld te investeren in een land dat volgens een recent rapport in de Wall Street Journal door 57% onder hen als het minst gunstige in de regio voor investering wordt beschouwd. Een indicatie vanuit een handelsoogpunt van de economische en politieke onzekerheid is het waardeverlies van de munteenheid, de Rupiah, dat in 1 maand tijd 15% bedroeg. Het IMF met zijn leningen en zijn pakket aan herstructureringsprogramma’s (privatisering, verminderde subsidiëring van brandstof, elektriciteit,...) heeft niets aan deze situatie kunnen veranderen. Integendeel, de totale buitenlandse schuld is nu even groot als het BNP.

Corruptie, heimelijkheid en nepotisme blijven al de burgerlijke partijen in diskrediet brengen. Elke nieuwe dag wijst het volk op weer een nieuw schandaal. Zelfs de voorvechter van de “cleane politiek”, president Gus Dur, blijkt niet gevrijwaard. Zijn persoonlijke masseur verdween met miljoenen in Rupias die hij, in ruil voor een goedgeplaatste job voor een vriend, had weten te bekomen. Gus Dur zag zich zelfs verplicht zijn eigen broer tot ontslag te dwingen, nadat deze een “adviseursjob” had weten te bemachtigen bij het bureau dat de hervorming van het bankwezen behandelt. Suharto slaagt er nog steeds in het justitieapparaat te tarten en een voor de rechtbank komen te ontlopen. Het regelmatige verschuiven van ministers en regeringsfuncties draagt alleen maar bij tot het algemene beeld van stuurloosheid en het gebrek aan politieke wil. Dit proces zal nog worden versterkt tijdens de aanloop naar het nieuwe parlementair zittingsjaar dat in augustus van start gaat. Groots opgezette corruptieprocessen, zoals het Bank van Bali-schandaal, draaien op niets uit, zeker wanneer de hoofdverdachten vrijuit gaan.

De militaire leiders hebben zich gedeeltelijk moeten terugtrekken, onder druk van de massabeweging en door de pogingen van Gus Dur om hen onder civiele controle te krijgen. Het ontslag van stafchef Wiranto, begin dit jaar, betekende een mijlpaal in dit proces. De zogenaamde dubbele functie van het leger, waarmee het zijn controle op de maatschappij verantwoordt, staat klaar om te verdwijnen. Desondanks treden er de laatste maanden weer duidelijke tekens op, die wijzen op een hernieuwde wens van het leger om terug een actievere politieke rol te spelen. Er laten zich stemmen horen voor het oprichten van een militaire fractie in het parlement, die plaatselijk noodtoestanden zou kunnen uitroepen. Ditzelfde leger wordt er ook van verdacht de “humanitaire pauze” in Aceh te saboteren door systematisch aldaar de nationalistische leiders te vermoorden. In een recent interview verwees een hooggeplaatste officier naar de recente coup in Pakistan als het gevolg van het falen van de parlementaire democratie. Een gelijkaardig scenario, zo dreigde hij, kan zich ook in de Indonesische archipel voordoen. Toch zal een militaire come back niet voor meteen zijn. Daarvoor is het leger nog te intern verdeeld en zou het de oppositiebeweging van studenten, arbeiders en boeren doen radicaliseren. Tegelijk zou het in de nu al onrustige provincies zoals Aceh en West Papua het onafhankelijkheidsstreven terug doen aanwakkeren. Maar we moeten er zeker niet aan twijfelen dat de meest reactionaire krachten in het leger zich aan het hergroeperen zijn met als doel het initiatief terug in handen te nemen.

Het algemeen gevoel van onbehagen en frustratie binnen de maatschappij vindt zijn weerspiegeling in de rijzende misdaadcijfers, de terugkerende gewelddadige botsingen tussen met sikkels, kettingen en machetes gewapende schooljeugd, het verdubbelen van de drugsconsumptie en de veelvuldige gevallen waarin bewoners van de arme stadswijken het recht in eigen handen nemen en vermeende dieven verbranden of doodslaan (in Jakarta alleen zijn sinds begin dit jaar reeds 80 van zulke gevallen genoteerd).

Tegelijkertijd ziet men ook een algemeen zoeken naar ideeën om uit deze impasse te geraken. Vooral onder universiteitsstudenten bestaat er een grote interesse naar het linkse gedachtengoed. Het marxisme staat centraal in dit zoeken. Letterlijk honderden kleine discussie- en actiegroepen van verschillende inslag, maar meestal van de linkerzijde springen in het hele land als paddestoelen uit de grond.

Nieuwe, recentelijk opgerichte linkse bladen en de boeken over Marx (hoewel zelden zijn eigen werken), Che Guevara, Gramsci en Tan Malaka (een belangrijk Indonesisch leider en een van de eerste voorzitters van de Indonesische communistische partij) worden vrij verkocht in de rekken van grote supermarkten.

De website “In Defence of Marxism” wordt algemeen erkend als het belangrijkste naslagwerk over hedendaagse marxistische analyses voor activisten op zoek naar revolutionaire ideeën. Ondanks dat marxisme nog steeds illegaal is en er op de verspreiding zware straffen staan, blijft het een veelbesproken onderwerp.

De invloed van de enige linkse arbeiderspartij, de Democratische Volkspartij of PRD groeit, vooral onder de activisten. Haar verwarde programmapunten met betrekking tot de zogenaamde “volksdemocratie” of de “ononderbroken revolutie in stadia” (een linkse variant op de stalinistische 2-fasentheorie), in plaats van openlijk voor een revolutionair socialistisch alternatief te pleiten, zal op termijn een hinderpaal worden in de strijd voor sociale veranderingen in Indonesië. Nog nooit heeft een land zo de nood aan een echte marxistische leiding, gewapend met de strategie van permanente revolutie gevoeld, als Indonesië vandaag.

De komende periode zal rijk aan kansen zijn voor de linkerzijde. Toch schuilt het gevaar in de vorm van een barbaarse reactie, zoals die nu al in Ambon zichtbaar is, indien de alliantie van arbeiders en arme boeren er niet in slaagt deze kansen te benutten in haar streven voor een socialistische maatschappij.